Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden; periode 1990- 2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De oppervlakte natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is geleidelijk toegenomen, de ruimtelijke samenhang is minder gestegen.
De ruimtelijke samenhang van natuurgebieden is onvoldoende voor veel soorten
Het Nederlandse natuurbeleid streeft naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. De ruimtelijke condities zijn niet goed wanneer het leefgebied te klein is of te veel versnipperd. Veel soorten staan op de Rode Lijst vanwege de te beperkte ruimtelijke samenhang van de leefgebieden waarvan zij afhankelijk zijn.
Met het sinds 1990 toegenomen oppervlak aan natuur, is ook de ruimtelijke samenhang van de natuur verbeterd. De toename in ruimtelijke samenhang blijft echter achter bij de doelstelling.
Niet elk natuurgebied is even robuust
De ruimtelijke samenhang varieert tussen de Nederlandse natuurgebieden. Een deel van de gebieden zijn te klein of intern versnipperd om soorten die daar voorkomen duurzaam ruimte te bieden. Een ander deel van de gebieden is in potentie wel groot genoeg of voldoende onderling verbonden. Bij de huidige hoge milieudruk wordt deze potentie niet gerealiseerd. Voorbeelden robuuste gebieden zijn de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug en verschillende duingebieden. Veel van die gebieden zijn aangewezen als beschermd gebied voor de Europese Vogel- en/of Habitatrichtlijn.
Het Rijk en de provincies willen de ruimtelijke samenhang verbeteren
Met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt de totstandkoming van een samenhangend netwerk van natuurgebieden nagestreefd. De EHS is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit (I&M, 2011). Het Rijk streeft ernaar de EHS in 2021 in herijkte vorm, dat wil zeggen kleiner dan oorspronkelijk beoogd in 1990, gerealiseerd te hebben. De EHS zal tussen 2011 en 2021 nog toenemen met circa 17.000 hectaren nieuwe natuur. Ook zullen eerder verworven gronden worden ingericht. De robuuste verbindingen die eerder nagestreefd werden om natuur gebieden onderling te verbinden, zijn met de herijking geschrapt. Het Rijk wil nu vooral via veranderingen in landbouwgebied en ander particulier beheerd groengebied de mogelijkheden van soorten vergroten zich tussen natuurgebieden te verplaatsen. Het Rijk zet in op verduurzaming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Daarmee kunnen grondeigenaren worden gestimuleerd een groenblauwe dooradering van het landschap te realiseren door bijvoorbeeld natuurlijke akkerranden, sloten, recreatieve routes en kavelafscheidingen. Ook rondt het Rijk het Meerjarenprogramma Ontsnippering af voor het opheffen van de 208 lokale knelpunten tussen de EHS en bestaande rijksinfrastructuur. Daarnaast wordt nieuwe infrastructuur ingepast binnen de wettelijke eisen aan inpassing van infrastructuur.
Beleidsdoelstellingen
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte :
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuur-historische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig)
- Nationaal belang 11: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische en natuurlijke kwaliteiten
Dezelfde indicator is een algemene biodiversiteitsindicator voor de Conventie van Biodiversiteit en refereert van het algemene natuurdoelstelling ten aanzien van het streven naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. Tevens streeft het beleid naar het verkorten van de Rode Lijsten.
Bronnen
- Ministerie van Infrastructuur en Milieu. 2011. Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Nederland concurrerend, bereikbaar,leefbaar en veilig.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden in de EHS
- Omschrijving
- De indicator geeft weer hoe het oppervlak van de natuurgebieden in de EHS groeit en hoe hiermee de ruimtelijke condities voor natuur veranderen.
- Verantwoordelijk instituut
- Alterra, Wageningen UR
- Berekeningswijze
- De ruimtelijke condities zijn uitgedrukt als het gemiddeld aantal doelsoorten per locatie in de EHS waarvoor de ruimtecondities goed zijn. Per locatie is daartoe aangegeven welke doelsoorten geschikt leefgebied hebben, gelet op noodzakelijk habitatareaal (uitgaande van optimale milieucondities). Geschikt leefgebied is gedefinieerd als een voldoende omvangrijk samenhangend oppervlak voor een sleutelpopulatie (Reijnen et al., 2009).
- Basistabel
- De ruimtelijke condities zijn ingeschat met het model LARCH uitgaande van de typen natuur zoals die voorkomen in de EHS (MNP, 2005).
- Geografische verdeling
- Nederlandse natuurgebieden
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- MNP (2005). Optimalisatie Ecologische Hoofdstructuur. Ruimte, milieu en watercondities voor duurzaam behoud van biodiversiteit. Milieu- en Natuurplanbureau rapport nr 408768003. Bilthoven.Reijnen, R., Hinsberg, A.v., Esbroek, M.L.P.v.,Knegt, B.d., Pouwels, R. en Wiertz, J. (2009) Natuurgraadmeter voor nationale beleidsdoelen. Aanpassing van Natuurwaarde 1.0. WOt-rapport in voorbereiding. WOT Natuur & Milieu, Wageningen.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2012). Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden; periode 1990- 2010 (indicator 1523, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.