Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden, 1990 - 2008

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het oppervlak natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is sinds 1990 toegenomen en hierdoor ook de ruimtelijke samenhang. Doelstelling van het Rijk en de provincies is de ruimtelijke samenhang van natuurgebieden vergroten en bedreigde diersoorten beschermen.

De ruimtelijke samenhang van natuurgebieden is onvoldoende

Het Nederlandse natuurbeleid streeft naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. Om soorten en populaties in Nederland te behouden, moet voldoende leefgebied aanwezig zijn. De ruimtelijke condities zijn niet goed wanneer het leefgebied te klein is of te veel versnipperd. Veel natuurgebieden hebben een lage natuurkwaliteit omdat de ruimtelijke samenhang van de ecosystemen beperkt is. Het Rijk en de provincies willen die ruimtelijke samenhang verbeteren.

De EHS verbetert de ruimtelijke samenhang van natuurgebieden

Met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt de totstandkoming van een samenhangend netwerk van natuurgebieden beoogd. Met het sinds 1990 toegenomen oppervlak aan natuur, is ook de ruimtelijke samenhang van de natuur verbeterd. De toename is echter te beperkt om grote verbeteringen in het percentage bedreigde diersoorten te bewerkstelligen; het percentage bedreigde diersoorten is slechts afgenomen van 35 naar 33% (PBL, 2008).

Robuuste verbindingen en lokale ontsnippering

Naast een samenhangende toename van het oppervlak natuur zet de overheid in op het realiseren van robuuste verbindingen tussen natuurgebieden. Daarnaast neemt het beleid lokale maatregelen om versnippering door rijkswegen, spoor- en vaarwegen tegen te gaan, dit in het kader van het Meerjarenprogramma Ontsnippering. De robuuste verbindingen hebben tot doel de EHS tot een samenhangend netwerk te maken, waardoor soorten zich tussen de verschillende leefgebieden kunnen verplaatsen. De voortgang hiervan loopt echter achter op schema. Veel provincies hebben de robuuste verbindingen nog niet begrensd of hebben ze slechts globaal op kaart aangegeven (LNV, 2008).

Bronnen

  • LNV (2008) Groot project Ecologisch Hoofdstructuur, Eerste voortgangsrapportage, rapportagejaar 2007. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag.
  • PBL (2008) Doelbereikingsmonitor Nota Ruimte. De eerste vervolgmeting. Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden in de EHS
Omschrijving
De indicator geeft weer hoe het oppervlak van de natuurgebieden in de EHS groeit en hoe hiermee de ruimtelijke condities voor natuur veranderen.
Verantwoordelijk instituut
Alterra, Wageningen UR
Berekeningswijze
De ruimtelijke condities zijn uitgedrukt als hectaren natuur met goede ruimtelijke condities. Per locatie is aangegeven welke doelsoorten geschikt leefgebied hebben, gelet op noodzakelijk habitatareaal (uitgaande van optimale milieucondities). Geschikt leefgebied is gedefinieerd als een voldoende omvangrijk samenhangend oppervlak voor een sleutelpopulatie.
Basistabel
De ruimtelijke condities zijn ingeschat met het model LARCH uitgaande van de typen natuur zoals die voorkomen in de EHS (MNP, 2005).
Geografische verdeling
Nederlandse natuurgebieden
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
MNP (2005). Optimalisatie Ecologische Hoofdstructuur. Ruimte, milieu en watercondities voor duurzaam behoud van biodiversiteit. Milieu- en Natuurplanbureau rapport nr 408768003. Bilthoven.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2010). Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden, 1990 - 2008 (indicator 1523, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.