Ruimtelijke samenhang natuurgebieden, 2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Met de sinds 1990 toegenomen oppervlakte aan natuur is ook de ruimtelijke samenhang van de natuur op het land verbeterd. Echter, een aanzienlijk deel van het Natuurnetwerk Nederland bevat gebieden die nog te klein of te versnipperd zijn om ruimte te bieden aan stabiele populaties.

Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden onvoldoende voor veel soorten

Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven, zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud of herstel van voldoende grote leefgebieden en de mogelijkheden voor soorten om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. De ruimtelijke condities zijn niet goed wanneer het leefgebied voor veel soorten te klein is en/of te veel versnipperd, met andere woorden, wanneer de leefgebieden onvoldoende ruimtelijke samenhang hebben. Veel soorten staan op de Rode Lijst vanwege de te beperkte ruimtelijke samenhang van de leefgebieden waarvan zij afhankelijk zijn.

Niet elk natuurgebied is even robuust

De ruimtelijke samenhang varieert tussen de Nederlandse natuurgebieden. Een deel van de gebieden is in potentie wel groot genoeg of is voldoende met elkaar verbonden zodat soorten zich tussen de gebieden kunnen verplaatsen. Voorbeelden van gebieden waarvoor de ruimtelijke condities als goed kunnen worden beoordeeld, zijn de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug en verschillende duingebieden. Ongeveer de helft van de landnatuur heeft matige tot slechte ruimtelijke condities voor de soorten (NB. Dit betreft niet de kwaliteitscategorieën volgens de provinciale Werkwijze, zie Technische toelichting).

Een deel van de gebieden zijn te klein of versnipperd om soorten die daar voorkomen voldoende ruimte te bieden om te kunnen overleven. Vanaf 1990 zijn veel natuurgebieden vergroot of met elkaar verbonden door verwerving, inrichting en beheer van aangrenzende en tussenliggende landbouwgronden. Ook omvorming, dat wil zeggen het omzetten van bestaande natuur in een ander type natuur om bepaalde leefgebieden uit te breiden voor soorten, draagt bij aan het verbeteren van de ruimtelijke samenhang (PBL & WUR, 2017). Het areaal met goede ruimtelijke condities is daarom toegenomen, zie de vergelijkende grafiek tussen 1990 en 2015.

Rijk en provincies willen ruimtelijke samenhang verbeteren

Met het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), wordt de totstandkoming van een samenhangend netwerk van natuurgebieden nagestreefd. Dit is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. In 2013 zijn in het Natuurpact afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies over het natuurbeleid en de realisatie van het natuurnetwerk.
Tot 2027 gaan de provincies minimaal 80.000 hectare natuur inrichten om het natuurnetwerk te versterken. Hiervoor moesten provincies vanaf 2011 nog 40.000 hectare landbouwgrond verwerven of van functie veranderen (IPO 2015). Ook worden al eerder verworven gronden ingericht. Door uitbreiding en inrichting, inclusief omvorming van bestaande natuur, kan de ruimtelijke samenhang vergroot worden. Het Rijk zal daarnaast het Meerjarenprogramma Ontsnippering afronden en lokale ecologische barrières in versnippering door bestaande rijksinfrastructuur opheffen. Daarnaast wordt nieuwe infrastructuur ingepast binnen de wettelijke eisen.

Beleidsdoelstellingen

Ruimtelijke samenhang zodat flora- en faunasoorten zich kunnen verplaatsen tussen leefgebieden, is een voorwaarde voor duurzaam behoud van biodiversiteit. Behoud van biodiversiteit is een belangrijke doelstelling van de Conventie voor Biologische Diversiteit, maar ook van de EU-Vogel- en Habitatrichtlijn en de EU-biodiversiteitstrategie. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan de doelen in deze verdragen en richtlijnen.

Het ruimtelijke rijksbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012. Ruimtelijke samenhang dient het volgende nationale belang van de SVIR:

  • Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora-en faunasoorten

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden
Omschrijving
De indicator laat zien voor welk deel van de doelsoorten (waaronder de beschermde soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en veel Rode Lijst-soorten) de ruimtelijke condities goed zijn voor voorkomen.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving
Auteurs: Rogier Pouwels, Marlies Sanders (Wageningen Environmental Research) & Arjen van Hinsberg (PBL)
Berekeningswijze
De ruimtelijke condities zijn niet volgens de provinciale systematiek bekeken. We redeneren niet van standaardafstanden en groottes voor ruimtelijke samenhang, maar van de ruimtebehoefte van een geselecteerd aantal soorten. De ruimtelijke condities van de soorten zijn bepaald op basis van de neergeschaalde beheertypenkaart (Pouwels et al., 2017). Hierbij wordt gekeken hoe groot en samenhangend het leefgebied van een soort is. Daarbij worden alleen die soorten meegenomen waarvoor het beheertype als geschikt leefgebied wordt verondersteld. Er is gekeken in welke mate locaties met een bepaald beheertype geschikt zijn voor het voorkomen van een 280 soorten (broedvogels, dagvlinders en planten ), gegeven de omvang en de ligging ten opzichte van overige geschikte gebieden. Wanneer een leefgebied van een soort voldoende groot en samenhangend is en van goede kwaliteit is, kan een sleutelpopulatie voorkomen. Geschikt leefgebied is gedefinieerd als een voldoende omvangrijk samenhangend oppervlak voor een sleutelpopulatie (Reijnen et al., 2010). Een sleutelpopulatie is een populatie organismen die groot genoeg is (stabiel en levensvatbaar) om te kunnen voortbestaan binnen een netwerk van natuurgebieden (Pouwels et al., 2017). Per locatie is vervolgens bepaald hoeveel procent van de 280 soorten op die plek deel uitmaakt van een sleutelpopulatie. Als grens voor goede ruimtelijke condities is een drempel van 50% van de soorten genomen. Bij de klasse 'matig/slecht' is er sprake van een tekort aan leefgebied en/of versnippering voor > 50% van de soorten.

De beheertypekaart is verfijnd (neergeschaald). De interne variatie binnen sommige beheertypen is relatief groot. Het PBL en de WUR hebben de beheertypen met veel interne variatie daarom met aanvullende gegevens over vegetaties verfijnd. Dit geldt voor delen van grootschalige beheertypen (N01.xx) zoals duin- en kwelderlandschap als ook de beheertypen open duin en moeras. Half-natuurlijk grasland en moeras bleken voor een deel van hun areaal in de neerschaling nog niet goed uit elkaar gehaald en onzeker.
Basistabel
De ruimtelijke condities zijn geschat met het model MNP 4.0 uitgaande van de typen natuur zoals die voorkomen op de neergeschaalde beheertypenkaart (Pouwels et al., 2017).
Geografische verdeling
Nederlandse natuurgebieden
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
MNP (2005). Optimalisatie Ecologische Hoofdstructuur. Ruimte, milieu en watercondities voor duurzaam behoud van biodiversiteit. Milieu- en Natuurplanbureau rapport nr. 408768003. Bilthoven
Pouwels, R., G.W.W. Wamelink, M.H.C. van Adrichem, R. Jochem, R.M.A. Wegman, B. de Knegt (2017). MetaNatuurplanner v4.0 - Status A. Toepassing voor Evaluatie Natuurpact. WOt-technical report 110. WOT Natuur & Milieu, WUR, Wageningen.
Reijnen, M.J.S.M., A. van Hinsberg, M.L.P. van Esbroek, B. de Knegt, R. Pouwels, S. van Tol & J. Wiertz (2010). Natuurwaarde 2.0 Land. Graadmeter natuurkwaliteit landecosystemen voor nationale beleidsdoelen. WOt-rapport 110. WOT Natuur & Milieu, WUR, Wageningen.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2018). Ruimtelijke samenhang natuurgebieden, 2015 (indicator 1523, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.