Ruimtelijke samenhang natuurgebieden, 2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Robuuste gebieden qua ruimtelijke condities zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en verschillende duingebieden. Met de sinds 1990 toegenomen oppervlakte aan natuur is ook de ruimtelijke samenhang van de natuur verbeterd. Echter, een aanzienlijk deel van het Natuurnetwerk Nederland bevat gebieden die nog te klein of te versnipperd zijn om ruimte te bieden aan stabiele populaties.

Ruimtelijke samenhang van natuurgebieden onvoldoende voor veel soorten

Het Nederlandse natuurbeleid streeft naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen, zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en de mogelijkheden om zich te kunnen verplaatsen tussen leefgebieden. De ruimtelijke condities zijn niet goed wanneer het leefgebied te klein is of te veel versnipperd. Veel soorten staan op de Rode Lijst vanwege de te beperkte ruimtelijke samenhang van de leefgebieden waarvan zij afhankelijk zijn.
Met de sinds 1990 toegenomen oppervlakte aan natuur, is ook de ruimtelijke samenhang van de natuur verbeterd.

Niet elk natuurgebied is even robuust

De ruimtelijke samenhang varieert tussen de Nederlandse natuurgebieden. Een deel van de gebieden zijn te klein of intern versnipperd om soorten die daar voorkomen duurzaam ruimte te bieden. Een ander deel van de gebieden is in potentie wel groot genoeg of voldoende onderling verbonden. Bij de huidige hoge milieudruk wordt deze potentie niet gerealiseerd. Voorbeelden van robuuste gebieden zijn de Veluwe, de Utrechtse heuvelrug en verschillende duingebieden. Veel van die gebieden zijn aangewezen als beschermd gebied voor de Europese Vogel- en/of Habitatrichtlijn.

Rijk en provincies willen ruimtelijke samenhang verbeteren

Met het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), wordt de totstandkoming van een samenhangend netwerk van natuurgebieden nagestreefd. Dit is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. In 2013 zijn in het Natuurpact afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies over het natuurbeleid en de groei van de NNN.
Tot 2027 gaan de provincies minimaal 80.000 hectare natuur inrichten om het natuurnetwerk te versterken. Hiervoor moesten provincies in 2011 nog 40.000 hectare landbouwgrond verwerven of van functie veranderen (IPO 2015). Ook worden al eerder verworven gronden ingericht. Door uitbreiding en inrichting kan de ruimtelijke samenhang vergroot worden. Het Rijk zal daarnaast het Meerjarenprogramma Ontsnippering afronden en lokale ecologische barrières in versnippering door bestaande rijksinfrastructuur opheffen. Daarnaast wordt nieuwe infrastructuur ingepast binnen de wettelijke eisen.

Beleidsdoelstellingen

Ruimtelijke samenhang zodat flora- en faunasoorten zich kunnen verplaatsen tussen leefgebieden, is een voorwaarde voor duurzaam behoud van biodiversiteit. Behoud van biodiversiteit is een belangrijke doelstelling van de Conventie voor Biologische Diversiteit, maar ook van de EU-Vogel- en Habitatrichtlijn en de EU-biodiversiteitstrategie. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan de doelen in deze verdragen en richtlijnen.
Het ruimtelijke rijksbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012. Ruimtelijke samenhang dient de volgende doelen en nationale belangen van de SVIR:

  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig).
  • Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora-en faunasoorten

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ruimtelijke condities van natuurgebieden
Omschrijving
De indicator laat zien voor welk deel van de doelsoorten (waaronder de beschermde soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en veel Rode Lijst-soorten) de ruimtelijke condities goed zijn voor voorkomen.
Verantwoordelijk instituut
WUR, auteurs: Marlies Sanders, Rene Jochem
Berekeningswijze
De ruimtelcondities zijn niet volgens de provinciale systematiek bekeken. We redeneren niet van standaardafstanden en groottes voor ruimtelijke samenhang, maar van de ruimtebehoefte van een geselecteerd aantal soorten. De ruimtelijke condities van de soorten zijn bepaald op basis van de neergeschaalde beheertypenkaart (Sanders et al., in prep). Hierbij wordt gekeken hoe groot en samenhangend het leefgebied van een soort is. Daarbij worden alleen die soorten meegenomen waarvoor het beheertype als geschikt leefgebied wordt verondersteld. Er is gekeken in welke mate locaties met een bepaald beheertype geschikt zijn voor het voorkomen van 280 soorten (broedvogels, dagvlinders en vaatplanten), gegeven de omvang en de ligging ten opzichte van overige geschikte gebieden. Wanneer een leefgebied van een soort voldoende groot en samenhangend is en geschikte milieucondities heeft, kan een sleutelpopulatie voorkomen. Geschikt leefgebied is gedefinieerd als een voldoende omvangrijk samenhangend oppervlak voor een sleutelpopulatie (Reijnen et al., 2010). Een sleutelpopulatie is een populatie van individuen van een soort die groot genoeg is (stabiel en levensvatbaar) om duurzaam te kunnen voortbestaan binnen een netwerk van natuurgebieden (Pouwels et al., 2017). Per locatie is vervolgens bepaald hoeveel procent van de 280 soorten op die plek deel uitmaakt van een sleutelpopulatie. Als grens voor goede ruimtelijke condities is een drempel van 50% van de soorten genomen. Bij de klasse 'matig/slecht' is er sprake van een tekort aan leefgebied en/of versnippering voor > 50% van de soorten. De beheertypekaart is verfijnd (neergeschaald). De interne variatie binnen sommige beheertypen is relatief groot. Het PBL en de WUR hebben de beheertypen met veel interne variatie daarom met aanvullende gegevens over vegetaties verfijnd. Dit geldt voor delen van grootschalige beheertypen (N01.xx) zoals duin- en kwelderlandschap als ook de beheertypen open duin en moeras.
Basistabel
De ruimtelijke condities zijn geschat met het model MNP 4.0 (Pouwels et al., 2017) uitgaande van de typen natuur zoals die voorkomen op de neergeschaalde beheertypenkaart (Sanders et al., in prep).
Geografische verdeling
Nederlandse natuurgebieden
Verschijningsfrequentie
2-3 Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Pouwels, R., G.W.W. Wamelink, M.H.C. van Adrichem, R. Jochem, R.M.A. Wegman, B. de Knegt (2017). MetaNatuurplanner v4.0 - Status A. Toepassing voor Evaluatie Natuurpact. WOt-technical report 110. WOT Natuur & Milieu, WUR, Wageningen.Sanders et al., in prep.
Betrouwbaarheidscodering
D Schatting, gebaseerd op een aantal modelberekeningen, expert judgement, gepubliceerde bronnen.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2016). Ruimtelijke samenhang natuurgebieden, 2012 (indicator 1523, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.