Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het belang van hernieuwbare energie is in 2013 niet toegenomen. In 2013 maakte hernieuwbare energie 4,5 procent van het totale Nederlandse energieverbruik uit. Dat is evenveel als in 2012. Volgens Europese afspraken moet het Nederlandse aandeel hernieuwbare energie in 2020 naar 14 procent.

Verbruik hernieuwbare warmte gestegen

Hernieuwbare energie wordt verbruikt in de vorm van warmte, elektriciteit en biobrandstoffen voor vervoer. In 2013 is het verbruik van hernieuwbare warmte toegenomen, terwijl dat van hernieuwbare elektriciteit terugliep. Elk waren ze goed voor 43 à 44 procent van het totale verbruik van hernieuwbare energie van bijna 100 petajoule in 2013.

Meer warmteleveringen door afvalverbrandingsinstallaties

Het verbruik van hernieuwbare warmte steeg in 2013 met een 9 procent naar 43 petajoule. De afvalverbrandingsinstallaties die een belangrijke bron van hernieuwbare warmte vormen, droegen het meest bij aan de toename. Ze leverden niet alleen meer stoom aan naburige industrie, maar ook meer warm water voor stadsverwarming, zoals in Rotterdam.
Relatief het sterkst groeide het verbruik van warmte uit bodemenergie: met een kwart. Er werd vooral meer gebruik gemaakt van diepe bodemenergie door glastuinbouwbedrijven voor het verwarmen van kassen. Ook steeg het gebruik van ondiepe bodemenergie, vooral voor het verwarmen van gebouwen.

Daling verbruik van hernieuwbare elektriciteit

Het verbruik van hernieuwbare elektriciteit daalde in 2013 met 4 procent. Dit kwam doordat er minder biomassa werd meegestookt in elektriciteitscentrales. Het verbruik van windenergie nam juist toe door het bijplaatsen van nieuwe windmolens. Deze toename was echter niet genoeg om de daling van het meestoken te compenseren.

Verbruik van biobrandstoffen voor vervoer stabiel

Het verbruik van biobrandstoffen voor vervoer schommelt de laatste jaren rond de 13 petajoule. Leveranciers van benzine en diesel zijn verplicht om een deel van de geleverde energie voor vervoer uit hernieuwbare energie te laten bestaan, veelal in de vorm van biobrandstoffen. Deze verplichting wordt elk jaar wat strenger. De extra verplichting wordt de laatste jaren echter vooral ingevuld door meer gebruik van milieutechnisch goede biobrandstoffen die dubbel tellen voor de verplichting.

Beleidsdoelstelling

In de EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie uit 2009 is vastgelegd dat 14 procent van het bruto energetisch eindverbruik van energie in 2020 afkomstig moet zijn van hernieuwbare energiebronnen. Deze richtlijn is een gezamenlijk besluit van de regeringen van de EU-landen en het Europees Parlement. Het huidige kabinet had in het regeerakkoord afgesproken om te streven naar 16 procent in 2020 (VVD en PvdA, 2012). In het nationaal Energieakkoord is deze 16 procent opgeschoven naar 2023 (SER, 2013).

Vermeden verbruik van fossiele brandstoffen

Belangrijk doel van de toepassing van hernieuwbare energie is het vermijden van het verbruik van fossiele energie en het vermijden van emissie van CO2. De link hieronder geeft uit de database StatLine (CBS, 2014a) een tijdreeks "vermeden verbruik van fossiele brandstoffen" en "vermeden emissie van CO2" voor het totaal aan toepassingen van hernieuwbare energie en per bron / techniek hernieuwbare energie. Deze gegevens sluiten aan bij beleidsdoelstelling die tot 2010 gold.

Europese cijfers

Cijfers over het aandeel hernieuwbare energie in andere Europese landen zijn te vinden bij Eurostat (2014a en 2014b) en EurObserv'ER (2014).

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Verbruik van hernieuwbare energie
Omschrijving
Ontwikkeling van het verbruik van hernieuwbare energie naar energiebron (zoals wind en biomassa), techniek (zoals windmolens en houtkachels) en toepassing (productie elektriciteit, verwarming en vervoer).
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
De berekeningswijze verschilt per combinatie van bron en techniek. De basisinformatie is afkomstig uit enquêtes van het CBS, uit de registratie van hernieuwbare stroomcertificaten van CertiQ, registraties van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap NL) , Rijkswaterstaat Leefomgeving en gegevensverzamelingen van brancheverenigingen.
De berekeningswijze is per techniek vastgelegd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2010 (Agentschap NL, 2010). In dit Protocol staat een methodebeschrijving voor zowel de bruto eindverbruik methode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in deze versie van de indicator) als de substitutiemethode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in de vorige versies van deze indicator). Op StatLine zijn cijfers volgens beide methoden beschikbaar.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Het verbruik van hernieuwbare energie uitgesplitst naar energiebron / techniek, uitgedrukt als vermeden hoeveelheid fossiele energiedragers en vermeden emissie van CO2.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Belang hernieuwbare energie in 2013 niet toegenomen (CBS, 2014b)
Hernieuwbare energie (CBS, 2013c) (onderzoeksbeschrijving)
Hernieuwbare energie in Nederland 2013 (CBS, 2013)
Opmerking
In de verbruikscijfers is de import van groene stroom niet meegeteld.
Betrouwbaarheidscodering
A (integrale enquête) voor hernieuwbare energie uit waterkracht; windenergie;meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales, en overige biomassaverbranding.
B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is) voor biogas
C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor biomassa in afvalverbrandingsinstallaties.
D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor hernieuwbare energie uit zonne-energie en biobrandstoffen voor het wegverkeer en houtkachels voor warmte bij bedrijven
E (schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen) voor hernieuwbare energie uit buitenluchtwarmte, warmte uit koeling van net gemolken melk en huishoudelijke houtkachels.
Per onderdeel wordt in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland 2013 (CBS, 2013) ingegaan op de betrouwbaarheid.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
40
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
38
versie‎
37
versie‎
36
versie‎
35
versie‎
31
versie‎
29
versie‎
26
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CLO (2014). Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2013 (indicator 0385, versie 30, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.