Milieudruk door stikstofdepositie op landnatuur, 1994-2021
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De huidige milieudruk door stikstofdepositie is in veel ecosystemen nog te hoog. Met name in de ecosystemen bos en heide zijn de condities door stikstofdepositie over vrijwel het gehele areaal matig of slecht. De milieudruk door stikstofdepositie is sinds de jaren negentig verminderd. In het laatste decennium stagneert deze afname echter.
Stikstofdepositie in natuurgebieden boven kritische niveaus
De kritische depositiewaarde (KDW) is de hoeveelheid stikstofdepositie die een ecosysteem over langere tijd kan verdragen zonder dat er duidelijke schade optreedt. Het verschil tussen de werkelijke depositie en de KDW is een maat voor het risico op achteruitgang van natuurkwaliteit. Hoe hoger de overschrijding en hoe langer deze duurt, hoe groter de effecten.
Vanaf begin jaren negentig tot ongeveer 2010 is de stikstofdepositie afgenomen, waardoor de overschrijding van de KDW ook is afgenomen. Daarmee is de milieudruk op landnatuur door stikstofdepositie verminderd. Het areaal landnatuur met een zeer hoge overschrijding van de KDW (meer dan 20 kg N/ha/jaar), nam af van 51% in 1994 tot circa 1% in 2021. Het totale areaal landnatuur waarbij de depositie van stikstof hoger is dan de KDW, nam tussen 1994 en 2021 af van ca. 75% tot ca. 64%. Het laatste decennium is er geen sprake meer van een afname.
Toename areaal met een betere milieuconditie
Door de afname van de stikstofdepositie is het natuurareaal met betere milieucondities toegenomen. Bij de beoordeling van de milieucondities, zoals stikstofdepositie, maar ook zuurgraad (pH) en voorjaarsgrondwaterstand (GVG) worden drie categorieën ('goed', 'matig' en 'slecht') onderscheiden volgens de Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS (van Beek et al., 2018). Deze indicator gaat alleen over stikstofdepositie. Het areaal landnatuur met slechte condities wat betreft stikstofdepositie nam af van 66 procent in 1994 tot 22 procent in 2021 ten gunste van het areaal met matige condities. Het areaal landnatuur met goede condities nam in deze periode toe van ongeveer 4 tot 14 procent, maar is in 2021 echter nog steeds gering. Het areaal zonder overschrijding van de KDW komt overeen met het areaal waarvan de milieuconditie als 'goed' wordt beoordeeld en die wat betreft stikstofdepositie geschikt is voor een duurzaam voorkomen van ecosystemen zoals heide en bos.
Kwetsbare plantensoorten verdwijnen
Te veel stikstof in de bodem is een belangrijke oorzaak voor de achteruitgang van zeldzame soorten in ecosystemen. Ammoniakuitstoot veroorzaakt ongeveer twee derde van de stikstof die in Nederland neerslaat. Deze ammoniak is hoofdzakelijk afkomstig uit de landbouw. De overige depositie is afkomstig van stikstofoxiden uit onder andere verkeer en industrie. De kans dat kwetsbare plantensoorten verdwijnen is groter wanneer de stikstofdepositie het KDW overschrijdt. Vooral ecosystemen die voedselarme condities vereisen zijn gevoelig voor milieudruk door stikstofdepositie.
Overschrijding KDW is vooral voor ecosystemen op zandgronden een knelpunt
Circa driekwart van het totale areaal landnatuur kent een te hoge stikstofdepositie. Met name in meer stikstofgevoelige ecosysteemtypen als bos, heide en open duin die voorkomen op de zandgronden, zijn de milieucondities door stikstofdepositie op het merendeel van het areaal matig of slecht. In het ecosysteem 'heide' wordt zelfs op 96% van het areaal de kritische depositiewaarden overschreden. Nagenoeg het gehele oppervlakte heide valt hierdoor in de kwaliteitscategorieën 'matig' of 'slecht'. Voor open duin is de situatie iets beter; hier valt het grootste deel van de oppervlakte binnen de categorie 'matig'. Vermesting door stikstofdepositie speelt met name op de voedselarme zandgronden in het zuiden en oosten van Nederland. Hier komen ecosystemen een met hoge gevoeligheid voor stikstofdepositie en intensieve veehouderij met een hoge depositie samen. Veel (half)natuurlijke graslanden en moerassen met name in (zee/rivier)kleigebieden in het noorden en westen van het land zijn niet gevoelig voor stikstofdepositie.
Beleid richt zich op het verminderen van de milieudruk
Om de effecten van vermesting en verzuring te voorkomen, richt het Nederlandse milieubeleid zich op vermindering van de emissie van vermestende en verzurende stoffen in Nederland. Door nationaal, maar ook internationaal milieubeleid is de lucht de laatste decennia schoner geworden, waardoor minder zuur en stikstof terechtkomen op natuur. Toch is het bereikte resultaat van het milieubeleid nog onvoldoende om goede condities voor een duurzame instandhouding van alle ecosystemen en soorten te scheppen.
Zo is de daling in de stikstofdepositie sinds 2010 gestagneerd. Dit komt vooral doordat de ammoniakuitstoot nauwelijks verder is afgenomen. Tussen 2013 en 2017 is de ammoniakuitstoot zelfs iets toegenomen door uitbreiding van de melkveestapel als gevolg van de afschaffing van het melkquotum. Vanaf 2018 daalt de ammoniakuitstoot weer licht. Deze trend is ook zichtbaar in de gemeten ammoniakconcentraties op 35 meetlocaties in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Dit is een indicatie dat de stikstofbelasting op ecosystemen nauwelijks afneemt, terwijl dat wel nodig is voor een duurzame instandhouding van deze ecosystemen.
In Natura 2000-gebieden zou het Programma Aanpak Stikstof (PAS) vanaf 2015 de hoeveelheid stikstof terugdringen, de natuur versterken en tegelijkertijd economische ontwikkeling in de omgeving mogelijk maken. De Raad van State oordeelde in 2019 dat het PAS niet voldoende waarborgen bood voor natuurbehoud en -herstel om toestemmingverlening voor nieuwe activiteiten op te kunnen baseren. Voor de oplossing van de stikstofcrisis zal het kabinet ambitieuze maatregelen moeten nemen om de stikstofuitstoot voldoende te reduceren om aan de natuurdoelstellingen te voldoen (Adviescollege Stikstofproblematiek, 2020). Daartoe is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) aangenomen. Deze wet, die op 1 juli 2021 in werking trad, regelt onder meer resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie. De wet geeft ook de opdracht voor een programma met maatregelen om die reductie te bereiken en de natuur te herstellen.
In de Wsn is vastgelegd hoe groot het aandeel van stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden moet zijn met een stikstofdepositie lager dan de kritische depositiewaarde: in 2025 is het doel 40%, in 2030 50% en in 2035 74%.
De indicator op deze pagina laat de overschrijding van de KDW van alle Nederlandse landnatuur zien, ook buiten de Natura 2000-gebieden. Het oppervlak van stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden dat een stikstofdepositie onder de kritische depositiewaarde heeft, zoals geformuleerd in de doelen van de Wsn, nam toe van 20% in 2005 naar 30% in 2021.
Herstelmaatregelen voor het verbeteren van de milieucondities
Sinds 1989 worden er herstelmaatregelen in natuurgebieden genomen om de effecten van verzuring en vermesting tegen te gaan. Eerst via het subsidieprogramma Effectgerichte Maatregelen (EGM), afgelopen jaren via de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) en het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en recent via Programma Natuur. Het Programma Natuur richt zich op het herstel en de versterking van de natuur in Natura 2000-gebieden en is een toevoeging aan de afspraken die zijn gemaakt in het Natuurpact. Het Rijk en de provincies hebben in het Natuurpact (EZ, 2013) de ambitie afgesproken de kwaliteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk te behouden door voldoende regulier natuurbeheer en te verbeteren door extra inspanningen te richten op (tijdelijke) herstelmaatregelen om water- en milieucondities te verbeteren.
Veel van de herstelmaatregelen zijn niet alleen gericht op het afvoeren van nutriënten, maar ook op bestrijding van verdroging en verzuring. De beschikbaarheid van voedingsstoffen is niet alleen afhankelijk van de huidige depositie van stikstof, maar ook van de verdroging en van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Als gevolg van stikstofdepositie treedt verzuring van de bodem op in natuurgebieden waardoor planten- en diersoorten uit dat gebied achteruitgaan of verdwijnen. De zuurgraad kan ook worden beïnvloed door veranderingen in de waterhuishouding, bijvoorbeeld als de toevoer van basenrijke kwel wegvalt of door ophoping van organische stof in de humuslaag. Verzuring, vermesting en verdroging zijn milieufactoren die elkaar beïnvloeden en kunnen versterken.
Bronnen
- VVD, D66, CDA en ChristenUnie Coalitieakkoord 2021 - 2025 Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst
- EZ (2013). Kamerbrief Natuurpact. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Den Haag.
- Adviescollege Stikstofproblematiek, 2020. Niet alles kan overal. Eindadvies over structurele aanpak op lange termijn. Adviescollege Stikstofproblematiek.
- Van Beek, J.G, R.F. van Rosmalen, B.F. van Tooren & P.C. van der Molen (2018), Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS. Utrecht: BIJ12
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Milieudruk door stikstofdepositie op landnatuur, 2021
- Omschrijving
- Overschrijding van de kritische depositiewaarden door de stikstofdepositie in 2021. Trend en kwaliteit landnatuur door milieudruk stikstofdepositie
- Verantwoordelijk instituut
- WUR. Auteur: Marlies Sanders, Eline van Elburg
- Berekeningswijze
- Om de knelpunten voor stikstofdepositie van de ecosysteemtypen te kwantificeren, zijn zogenoemde kritische depositieniveaus van de onderliggende beheertypen vergeleken met de depositieniveaus. De deposities zijn berekend op basis van emissie-inventarisaties en gekalibreerd op basis van metingen uit het landelijk meetnet luchtkwaliteit. Basis zijn de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN). Het verschil tussen depositie en kritische depositiewaarde, ofwel de overschrijding van het kritische niveau, wordt internationaal gebruikt als maat voor risico op negatieve effecten voor natuur. Hoe hoger de overschrijding, hoe groter dat risico. Datzelfde geldt voor de duur van de overschrijding. Voor de berekening van de mate van overschrijding is uitgegaan van beheertypekaart situatie 2021.Om de kritische depositie te bepalen, is aangesloten bij de Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS (WMBN) (Van Beek et al., 2018). In deze documenten is aangegeven welke beheertypen in welke mate gevoelig zijn voor stikstofdepositie: per beheertype is een kritische waarde gegeven en wanneer de depositie beneden deze waarde is, worden de condities voor stikstofdepositie als 'goed' beoordeeld. De mate van overschrijding is de afstand tussen de hoogte van de stikstofdepositie en de randvoorwaarden (de kritische depositie) die elk beheertype stelt. De kritische depositiewaarden zijn bepaald aan de hand van de plantenassociaties die behoren tot de beheertypen. De milieukwaliteit qua stikstofdepositie wordt als 'goed' aangemerkt als deze lager is dan de KDW van de gevoeligste plantenassociatie. De grens tussen 'matig' en 'slecht' is gebaseerd op de kritische depositiewaarde van de minst gevoelige associatie (associatie met de hoogste KDW).
De beheertypen zijn gelokaliseerd met de beheertypenkaart 2021 van IPO en BIJ12. Delen van grootschalige beheertypen (N1), moeras (N5.01) en open duin (N8.02) bestaan uit veel verschillende structuurtypen die een grote variatie in gevoeligheid voor stikstofdepositie hebben. Bij gebruik van de meest gevoelige wordt het areaal met minder gevoelige typen daardoor onderschat. De gevoeligheid is daarom voor subtypen bepaald, die vervolgens weer zijn opgeteld tot ecosysteemtypen uit de grafiek. De werkwijze is beschreven in Sanders et al., 2022.
Van de stikstofdepositie zijn landsdekkende kaarten beschikbaar vanaf 1994 tot en met 2021. De kaarten van 2005-2021 zijn opnieuw berekend ten opzichte van de vorige versie van deze indicator(https://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GCN_GDN_kaarten)/ - Basistabel
- Neergeschaalde beheertypenkaart; bewerking van geodatabase IMNA BeheerGebied (datum: 15-9-2021). (methode neerschaling Sanders et al. in 2022), GDN https://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GCN_GDN_kaarten/
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Om de 2-3 jaar
- Achtergrondliteratuur
- Sanders, M.E., G.W.W. Wamelink, R. Jochem, H.A.M. Meeuwsen, D.J.J. Walvoort, R.M.A. Wegman, R.J.H.G.Henkens (2022). Milieucondities en ruimtelijke samenhang natuurgebieden; Technische achtergronden indicatorendigitale Balans van de Leefomgeving 2020. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 214. Van Beek, J.G, R.F. van Rosmalen, B.F. van Tooren & P.C.van der Molen (2018), Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS. Utrecht: BIJ12Dobben, H.F. van, R. Bobbink, D. Bal en A. van Hinsberg (2012). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397.Hoogerbrugge, R., et al. (2021) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2021. RIVM-rapport 2021-0068, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Opmerking
- Provincies en terreinbeheerders hebben in de 'Werkwijze monitoring en beoordeling' (WMBN) vastgelegd hoe de milieucondities kunnen worden bepaald. Vooruitlopend op een eerste meting door de provincies, brengt deze indicator de huidige milieucondities wat betreft stikstofdepositie in beeld.De kaarten van 2005-2021 zijn opnieuw berekend ten opzichte van de vorige versie van deze indicator
- Betrouwbaarheidscodering
- C: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2023). Milieudruk door stikstofdepositie op landnatuur, 1994-2021 (indicator 1592, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.