Milieukwaliteit van landnatuur: stikstofdepositie, 1994-2022

De stikstofdepositie is sinds de jaren negentig afgenomen, waardoor de milieukwaliteit van landnatuur verbeterde. De verbetering in milieukwaliteit stagneerde sinds 2010, maar recentelijk daalt het areaal met een lage kwaliteit weer. De depositie is vooral in veel heide- en bosecosystemen nog te hoog.

Beoordeling milieukwaliteit voor landnatuur 

Deze indicator geeft informatie over de milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie, die belangrijk is voor behoud en herstel van de soortenrijkdom in ecosystemen. Andere indicatoren over milieukwaliteit zijn bijvoorbeeld de voorjaarsgrondwaterstand en de zuurgraad van de bodem.

Bij de beoordeling van de milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie voor landnatuur worden drie categorieën onderscheiden: ‘hoog’, ‘midden’ en ‘laag’. De grenzen tussen deze categorieën worden bepaald door de Kritische Depositie Waarden (KDW) van de Europese habitattypen die voorkomen in het betreffende ecosysteemtype. Wanneer de stikstofdepositie de KDW overschrijdt, is de kans groter dat kwetsbare planten- en diersoorten verdwijnen. Vooral ecosystemen die voedselarme condities vereisen, zijn gevoelig voor milieudruk door stikstofdepositie.

Een ‘hoge’ milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie in een gebied, betekent dat de KDW van geen van de habitattypen die in dat gebied voorkomen wordt overschreden en dat de milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie geschikt is voor een duurzaam voorkomen van soorten in ecosystemen zoals heide en bos. Een ‘lage’ milieukwaliteit betekent dat de KDW van alle habitattypen die in dat gebied voorkomen wordt overschreden en dat de milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie ongeschikt is voor een duurzaam voorkomen van soorten in die ecosystemen. Bij een ‘midden’ milieukwaliteit ligt de depositie in dat gebied tussen de waarden voor hoog en laag in en is maar voor een deel van de soorten geschikt voor het duurzaam voorkomen. 

Afname areaal landnatuur met een lage milieukwaliteit 

Vanaf begin jaren negentig tot ongeveer 2010 is de stikstofdepositie afgenomen. Door de afname van de stikstofdepositie is de milieudruk op landnatuur door stikstofdepositie verminderd en is het natuurareaal met een betere milieukwaliteit toegenomen. Zo is het aandeel landnatuur met een lage milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie afgenomen van 64% in 1994 tot 25% in 2022. De verbetering in milieukwaliteit stagneerde sinds 2010, maar recentelijk daalt het areaal met een lage kwaliteit de laatste vier jaar weer. De hoeveelheid landnatuur met een hoge milieukwaliteit blijft laag; deze is in 2022 met 4% nog steeds gering. Voor het bereiken van een groter areaal met een hoge milieukwaliteit moet de stikstofdepositie nog veel verder dalen.

Stikstofdepositie vooral voor ecosystemen op zandgronden een knelpunt

Vermesting en verzuring van natuurgebieden door stikstofdepositie speelt met name op de voedselarme zandgronden in het zuiden en oosten van Nederland. Hier komen ecosystemen met een hoge gevoeligheid voor stikstofdepositie en intensieve veehouderij met een hoge stikstofemissie (ammoniak) samen. In stikstofgevoelige ecosysteemtypen als bos en heide die voorkomen op de zandgronden, is de milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie op het merendeel van het areaal midden of laag. Voor open duin is de situatie beter; hier valt ook een relatief groot deel van de oppervlakte binnen de categorie ‘hoog’, omdat in de nabijheid van die gebieden weinig intensieve veehouderij voorkomt. Veel (half)natuurlijke graslanden en moerassen met name in (zee/rivier)kleigebieden in het noorden en westen van het land zijn niet gevoelig voor stikstofdepositie. 

Beleid richt zich op het verminderen van de milieudruk 

Om de effecten van vermesting en verzuring te voorkomen, richt het Nederlandse milieubeleid zich op vermindering van de emissie van vermestende en verzurende stoffen in Nederland. Door nationaal, maar ook internationaal milieubeleid is de lucht de laatste decennia schoner geworden, waardoor minder zuur en stikstof terechtkomen op natuur. Toch is het bereikte resultaat van het milieubeleid nog onvoldoende om goede condities, zoals een hoge milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie, voor een duurzame instandhouding van alle ecosystemen en soorten te scheppen. Zo is de daling in de stikstofdepositie sinds 2010 gestagneerd. Dit komt vooral doordat de ammoniakuitstoot nauwelijks verder is afgenomen. Ammoniakuitstoot veroorzaakt ongeveer twee derde van de stikstof die in Nederland neerslaat. Deze ammoniak is hoofdzakelijk afkomstig uit de landbouw. De overige depositie is afkomstig van stikstofoxiden uit onder andere verkeer en industrie. Tussen 2013 en 2017 is de ammoniakuitstoot zelfs iets toegenomen door uitbreiding van de melkveestapel als gevolg van de afschaffing van het melkquotum. Vanaf 2018 daalt de ammoniakuitstoot weer licht en ook de mate overschrijding van de kritische depositie weer. 

In Natura 2000-gebieden zou het Programma Aanpak Stikstof (PAS) vanaf 2015 de hoeveelheid stikstof terugdringen, de natuur versterken en tegelijkertijd economische ontwikkeling in de omgeving mogelijk maken. De Raad van State oordeelde in 2019 dat het PAS niet voldoende waarborgen bood voor natuurbehoud en -herstel om toestemmingverlening voor nieuwe activiteiten op te kunnen baseren. Daartoe is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) aangenomen. In de Wsn is vastgelegd hoe groot het aandeel van stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden moet zijn met een stikstofdepositie lager dan de kritische depositiewaarde: in 2025 is het doel 40%, in 2030 50% en in 2035 74%. 

De indicator op deze pagina laat de milieukwaliteit wat betreft stikstofdepositie van alle Nederlandse landnatuur zien, ook buiten de Natura 2000-gebieden. Het oppervlak van stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden dat een stikstofdepositie onder de KDW heeft, zoals geformuleerd in de doelen van de Wsn, nam toe van 20% in 2005 naar 29% in 2022. De habitattypen met een depositie onder de KDW komen voor in ecosystemen met een milieukwaliteit die als hoog, maar ook als ‘midden’ is beoordeeld. 

Herstelmaatregelen voor het verbeteren van de milieukwaliteit

Sinds 1989 worden er herstelmaatregelen in natuurgebieden genomen om de effecten van verzuring en vermesting tegen te gaan. Eerst via het subsidieprogramma Effectgerichte Maatregelen (EGM), afgelopen jaren via de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) en het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en recent via Programma Natuur. Het Programma Natuur richt zich op het herstel en de versterking van de natuur in Natura 2000-gebieden en is een toevoeging aan de afspraken die zijn gemaakt in het Natuurpact. Het Rijk en de provincies hebben in het Natuurpact (EZ, 2013) de ambitie afgesproken de kwaliteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk te behouden door voldoende regulier natuurbeheer en te verbeteren door extra inspanningen te richten op (tijdelijke) herstelmaatregelen om water- en milieukwaliteit te verbeteren.

Veel van de herstelmaatregelen zijn niet alleen gericht op het afvoeren van voedingstoffen zoals stikstof, maar ook op bestrijding van verdroging en verzuring. De beschikbaarheid van voedingsstoffen is niet alleen afhankelijk van de huidige depositie van stikstof, maar ook van verdroging en van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Als gevolg van stikstofdepositie treedt verzuring van de bodem op in natuurgebieden waardoor planten- en diersoorten uit dat gebied achteruitgaan of verdwijnen. De zuurgraad kan ook worden beïnvloed door veranderingen in de waterhuishouding, bijvoorbeeld als de toevoer van basenrijke kwel wegvalt of door ophoping van organische stof in de humuslaag. Verzuring, vermesting en verdroging zijn milieufactoren die elkaar beïnvloeden en kunnen versterken.

 

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Milieukwaliteit van landnatuur: stikstofdepositie, 1994-2022

Omschrijving

Trend en kwaliteit landnatuur door milieudruk stikstofdepositie

Verantwoordelijk instituut

WUR. Auteurs: Marlies Sanders, Eline van Elburg, Wieger Wamelink

Berekeningswijze

Om de knelpunten voor stikstofdepositie van de ecosysteemtypen te kwantificeren, zijn zogenoemde milieurandvoorwaarden (2) van de onderliggende beheertypen op de beheertypenkaart (3) vergeleken met de depositieniveaus van de stikstofdepositiekaarten (1). De randvoorwaarden voor de beoordeling van de beheertypen zijn gebaseerd op de KDW’s van de bijbehorende habitattypen.

 

1. Stikstofdepositiekaarten
De depositieniveaus zijn berekend door het RIVM op basis van emissie-inventarisaties en gekalibreerd op basis van metingen uit het landelijk meetnet luchtkwaliteit. Basis zijn de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN). Van de stikstofdepositie zijn landsdekkende kaarten beschikbaar vanaf 1994 tot en met 2022. De kaarten van 2005-2022 zijn opnieuw berekend ten opzichte van de vorige versie van deze indicator

(https://www.rivm.nl/gcn-gdn-kaarten)

 

2. Milieurandvoorwaarden

Beheertypen verschillen in welke mate ze gevoelig zijn voor stikstofdepositie. De randvoorwaarden voor die gevoeligheid is bepaald aan de hand van de KDW van habitattypen (Wamelink et al., 2023) die toegekend zijn aan een beheertype (vertaaltabel beheertype-habitattype BIJ12): 

  • De grens tussen ‘hoog’ en ‘midden’ is gebaseerd op de kritische depositiewaarde van het meest gevoelige habitattype behorende bij dit beheertype.
  • De grens tussen ‘midden’ en ‘laag’ is gebaseerd op de kritische depositiewaarde van het minst gevoelige habitattype behorende bij dit beheertype. 

3. Beheertypekaart 2023

Voor de berekening is uitgegaan van de beheertypekaart situatie 2023 gemaakt voor de provinciale Natuurbeheerplannen van 2024 (20230928_NBP_RVO.gdb\beheergebied). Delen van grootschalige beheertypen (N1), moeras (N5.01) en open duin (N8.02) bestaan uit veel verschillende structuurtypen die een grote variatie in gevoeligheid voor stikstofdepositie hebben. Bij gebruik van de meest gevoelige wordt het areaal met minder gevoelige typen daardoor onderschat. De beheertypekaart is daarom 'neergeschaald' tot subtypen en de gevoeligheid is voor subtypen bepaald, waarvan het areaal behorende tot een categorie (hoog, midden en laag) uiteindelijk is opgeteld tot ecosysteemtypen uit de grafiek. 

 

Berekening

De beheertypekaart en de stikstofdepositiekaarten zijn in GIS verrasterd en met elkaar gecombineerd. Per jaar en per beheertype is op rastercelniveau gekeken of de depositiewaarde lager is dan de randvoorwaarde van hoog, dan krijgt het beheertype in die cel het oordeel ‘hoog’. Is de depositie hoger dan de waarde voor laag, dan krijgt het beheertype het oordeel ‘laag’. Daartussen is het oordeel ‘midden’. 

De werkwijze is beschreven in Sanders et al., in prep).

 

Basistabel

Neergeschaalde beheertypenkaart; bewerking van geodatabase IMNA BeheerGebied (20230928_NBP_RVO.gdb\beheergebied)

 

GDN https://www.rivm.nl/gcn-gdn-kaarten

Geografische verdeling

Nederland

Verschijningsfrequentie

Om de 2-3 jaar

Achtergrondliteratuur

Sanders, M.E., G.W.W. Wamelink, R. Jochem, H.A.M. Meeuwsen, D.J.J. Walvoort, R.M.A. Wegman, R.J.H.G.Henkens (2022). Milieucondities en ruimtelijke samenhang natuurgebieden; Technische achtergronden indicatorendigitale Balans van de Leefomgeving 2020. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 214. 

 

Van Beek, J.G, R.F. van Rosmalen, B.F. van Tooren & P.C.van der Molen (2018), Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS. Utrecht: BIJ12

 

Wieger Wamelink, Han van Dobben, Friso van der Zee, Arjen van Hinsberg, Roland Bobbink (2023). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000; Herziening 2023. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 3272.

 

Hoogerbrugge, R., et al. (2021) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2021. RIVM-rapport 2021-0068, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.

Opmerking

Ten opzichte van de vorige versie van deze indicator zijn nieuwe randvoorwaarden gebruikt voor hoog en midden omdat ook de KDW’s van de habitattypen zijn herzien (Wamelink et al., 2023). Deze randvoorwaarden zijn kritischer vooral wat betreft de grenswaarde (=KDW) tussen ‘hoog’ en ‘midden’. De terminologie is aangepast omdat in de midden-categorie ‘midden’, habitattypen voorkomen waarvan de stikstofdepositie onder, maar ook boven de KDW is.

 

Daarnaast wordt een groot areaal moeras nu als niet gevoelig voor stikstofdepositie beschouwd door een opdeling van het beheertype moeras in veenmoeras en dynamisch moeras.   

 

De kaarten van 2005-2022 zijn opnieuw berekend ten opzichte van de vorige versie van deze indicator.

Betrouwbaarheidscodering

C: schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Milieukwaliteit van landnatuur: stikstofdepositie, 1994-2022 (indicator 1592, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.