Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2017

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De Europese grenswaarden voor fijn stof zijn in 2017 niet overschreden op de meetlocaties. Volgens modelberekeningen komen echter lokaal nog wel overschrijdingen voor, vooral in gebieden met intensieve veehouderijen.

Jaargemiddelde concentratie van fijn stof tussen 1992 en 2017

Het RIVM, de GGD Amsterdam en de DCMR meten in Nederland op verschillende typen locaties fijnstofconcentraties (PM10). De eerste figuur: 'jaargemiddelde 1992-2017' geeft voor Nederland een overzicht van de trends in deze concentraties. Vanaf 1998 heeft de jaargemiddelde concentratie op geen enkele meetlocatie de EU-grenswaarde van 40 µg/m3 overschreden. Wel is in deze periode voor enkele meetstations op meer dan 35 dagen een concentratie boven de 50 µg/m3 vastgesteld. Vanaf 2010 blijven regionale en stedelijke meetlocaties onder deze grenswaarde van 35 dagen. Op enkele verkeersbelaste meetlocaties werd deze norm voor het laatst in 2011 overschreden.

Het aantal meetstations was tot 1999 in stedelijke gebieden beperkt; beschikbare meetwaarden zijn in de figuur als blauwe stippellijn weergegeven. Vanaf 1999 is het aantal meetstations in stedelijke gebieden in Nederland sterk uitgebreid en geeft de trendfiguur een robuuster beeld (solide lijn) van de PM10-concentraties. De trendanalyse over de periode 2008-2015 laat een afname van gemiddeld 0,9 µg/m³ per jaar zien. Er zijn echter wel forse verschillen van jaar op jaar door meteorologische omstandigheden (Hoogerbrugge et al., 2016).

De daling in de PM10-concentraties in de afgelopen periode komt door maatregelen bij verkeer, industrie en de energiesector.
Door strengere eisen aan motorvoertuigen (zoals het verplichtstellen van roetfilters) is de fijnstofuitstoot verminderd. Echter, door een toename van het aantal gereden kilometers, zwaardere voertuigen, hogere snelheden en een hogere belading is het netto effect op de totale emissies beperkt (Hoogerbrugge et al., 2010; Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

Blootstelling boven WHO advieswaarde

De gemeten jaargemiddelde PM10-concentraties zijn de afgelopen 20 jaar gehalveerd en benaderen op de meeste plekken in Nederland de WHO advieswaarde van 20 µg/m3. Vanaf 2015 voldoet het Nederlandse gemiddelde - met uitzondering van verkeersbelaste plekken -aan de WHO advieswaarde. Concentratieverschillen rond een grens- of advieswaarde kunnen grote verschillen in aantallen blootgestelden boven deze waarde tot gevolg hebben. In Nederland zijn naar schatting ruim één miljoen mensen in 2015 blootgesteld aan concentraties boven de WHO-advieswaarde. Dit is fors lager dan in 2014, toen dit aantal nog op twaalf miljoen werd geschat. Voor 2020 worden hogere fijnstofconcentraties berekend, met een hoger aantal blootgestelden boven de WHO-adviesnorm van bijna zes miljoen. De gerealiseerde gezondheidswinst bij lagere concentraties is meer een glijdende schaal dan de bovenstaande veranderingen suggereren.

Kaart PM10-concentatie in 2017

De tweede figuur 'Kaart 2017' geeft voor 2017 de ruimtelijke verdeling van grootschalige, jaargemiddelde fijnstof-concentraties weer zonder lokale verhogingen langs drukke verkeerswegen en straten (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland, GCN).
De concentraties blijven in het overgrote deel van Nederland onder de afgeleide norm van 31,2 µg/m³ (vertaling EU-norm voor daggemiddelden naar jaargemiddeld niveau, zie ook 'Normen'). In de regio IJmond, de Maasvlakte, het westelijk havengebied Amsterdam en de Limburgse Peel komen volgens GCN-berekeningen nog overschrijdingen van deze afgeleide norm voor. Ook komen in de regio IJmond en de Maasvlakte lokaal nog overschrijdingen voor van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 µg/m³). Het ruimtelijke patroon van de PM10-concentraties toont in het noorden van Nederland lagere waarden dan in het zuiden. Dit verloop komt door een hogere bijdrage van buurlanden, lokale bronnen (zoals industrie en veehouderij) in het zuiden van Nederland en hogere aandelen van secundair fijn stof (zoals ammoniumnitraat, dat in de lucht wordt gevormd uit ammoniak en stikstofoxiden).

Trend PM10-concentratie 1972-2017

Fijnstofniveaus zijn sinds het begin van de jaren zeventig substantieel gedaald. Dit blijkt uit een vergelijking van historische totaal stof metingen (Total Suspended Particulates; TSP; 1972-1992) met de huidige TSP-metingen van de DCMR en PM10-metingen van het RIVM. (Buijsman, 2008/2009).

Wat is fijn stof?

Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht (in de regel deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer ; PM10). Voor een volledige definitie: zie 'Technische toelichting'. Voor de fijnere fractie van stof (PM2,5) is een aparte indicator:

Bronnen van fijn stof

Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer transport, industrie, landbouw en natuurlijke bronnen zoals zeezout.
  • Secundair fijn stof bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, VOS) en/of al aanwezige deeltjes (Maas en Grennfelt, 2016, zie ook 'Bronnen'). Tijdens overschrijdingen van de dagwaarde van fijn stof kan het aandeel van secundair fijn stof zelfs oplopen tot 80% van de totale PM10-concentratie (Joaquin, 2015). Vooral ammoniak uit de landbouw en stikstofoxiden uit verkeer en industrie dragen bij aan deze fractie.
  • Natuurlijke fractie, zeezout. De zeezoutbijdrage varieert van 5 µg/m³ langs de kust tot 1 µg/m³ in Limburg.


Voor meer informatie over de bronnen van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten, het rapport van Hendriks et al. (2012), het RIVM-dossier 'Fijn stof' (2013) en Maas en Grennfelt (2016).

Normen voor fijn stof

Ter bescherming van de volksgezondheid heeft de EU voor PM10 concentratiegrenswaarden vastgelegd in de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit (EU, 2008). Bij toetsing aan de jaarnorm mag in Nederland de vooraf vastgestelde concentratiebijdrage van zeezout afgetrokken worden van de totale fijnstofconcentratie. Daarnaast geldt een zeezoutcorrectie op het aantal overschrijdingsdagen, variërend van vier tot twee dagen. Dit is in 2012 vastgelegd in de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit (rbl).

De EU-grenswaarden zijn niet te beschouwen als een veilige grens waaronder geen effecten optreden. Ze zijn eerder een tussenstap op weg naar het verminderen van gezondheidsrisico's. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft in 2005 advieswaarden voor PM10 en PM2.5 geformuleerd die de helft lager zijn dan de EU-grenswaarde (WHO, 2005). In het zevende Europese Milieuactieprogramma zijn deze advieswaarden als richtpunt gekozen voor het toekomstige luchtbeleid (Europese Unie, 2013). Voor meer informatie zie Roels et al. (2014) en Nationale luchtkwaliteit: overzicht normen

Onderlinge relatie EU-normen

Aan de hand van langjarige metingen van fijn stof is er een relatie vastgesteld tussen de jaargemiddelde concentratie en het aantal dagen waarop de daggemiddelde groter is dan 50 µg/m³. Uit deze relatie blijkt dat de grenswaarde van 35 dagen correspondeert met een jaargemiddelde concentratie van 31,2 µg/m³. Deze afgeleide grenswaarde is strenger dan die voor het jaargemiddelde (40 µg/m³). In feite betekent dit dat wanneer er geen overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde zijn, dit ook geldt voor de jaargemiddelde grenswaarde (Matthijsen & Koelemeijer, 2010), zie ook de figuur 'Daggemiddelde PM10-concentratie'.

Beleid

Voor meer informatie over de beleidsaspecten van fijn stof, zie het onderwerp Fijnstofbeleid op de RIVM website en Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.

Gezondheidseffecten van fijn stof

Voor meer informatie over de gezondheidseffecten van fijn stof, zie het RIVM-onderwerp Gezondheidseffecten van fijn stof.

Modelberekeningen

Modelberekeningen, o.a. in het kader van het NSL, vullen de informatie verkregen uit de metingen aan. Voor 2017 geven deze berekeningen aan dat langs 0,5 kilometer weg of straat (per rijrichting) nog overschrijdingen van de afgeleide grenswaarde (31,2 µg/m3; zie 'normen') voorkwamen (Rutledge-Jonker et al., 2018). Deze overschrijdingen vinden plaats in de regio IJmond, waar de achtergrondconcentratie hoog is ten gevolge van industriële emissies.

Samen meten aan luchtkwaliteit

Naast het bestaande meetnet van het RIVM en partners, zijn in Nederland meer ontwikkelingen waarbij luchtkwaliteit wordt gemeten. Dat gebeurt steeds vaker met nieuwe sensortechnologie en door burgers. Een overzicht van deze projecten vindt u op het kennisportaal 'Samen meten aan luchtkwaliteit'.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2017, combinatie van de jaargemiddelde concentratie fijn stof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³.
Omschrijving
De jaargemiddelde concentratie fijn stof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof boven de 50 µg/m³ op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, GGD Amsterdam en de DCMR (www.luchtmeetnet.nl)
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Jaargemiddelde concentraties berekend uit dagwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal dagwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn.De berekening van het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ volgt uit de tabel met daggemiddelden in een jaar. Daarnaast zijn het aantal overschrijdingsdagen en het jaargemiddelde gerelateerd (zie ook 'Normen').
Basistabel
Gegevens Luchtkwaliteit (GELUK) van het Centrum Milieukwaliteit (MIL) van het RIVM. Met daarin gegevens van de GGD Amsterdam en de DCMR.
Geografische verdeling
-
Andere variabelen
Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2018. (Velders et al., 2018; zie bij 'Referenties'). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2012 (Mooibroek et al., 2013; zie bij 'Referenties'). Meten waar de mensen zijn (Buijsman 2009/009; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm'.

2) Het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2017 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2017 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CLO (2019). Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2017 (indicator 0243, versie 16, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.