Ultrafijnstof in de lucht
Ultrafijnstof zijn hele kleine deeltjes die in de lucht zweven. Het wordt steeds duidelijker dat deze deeltjes effecten kunnen hebben op de gezondheid. Voor ultrafijnstof bestaan nog geen normen. Hiervoor is eerst meer kennis nodig. Deze kan verkregen worden door het uitvoeren van structurele metingen en modelberekeningen.
Ultrafijnstof: hele kleine deeltjes in de lucht
In de lucht zweven deeltjes van verschillende groottes. Ultrafijnstof is een mengsel van hele kleine deeltjes, met afmetingen tot circa 100 nanometer (0,1 micrometer, 10.000 keer kleiner dan een millimeter, zie figuur "Afmeting van ultrafijnstof ten opzichte van PM2,5 en PM10"). Deeltjes van vliegverkeer zijn bijvoorbeeld ongeveer 10-20 nanometer groot. Wegverkeer stoot deeltjes uit van ongeveer 30-50 nanometer. De concentratie ultrafijnstof in de lucht, ook wel UFP (ultrafine particles) genoemd, wordt uitgedrukt in aantal deeltjes per kubieke centimeter (deeltjes/cm3). Grotere deeltjes worden fijnstof genoemd. De concentratie fijnstof wordt bepaald door het gewicht van deeltjes kleiner dan 2,5 micrometer (PM2,5) of 10 micrometer (PM10).
UFP komt direct vrij uit diverse bronnen en wordt ook gevormd in de lucht. UFP ontstaat vooral bij onvolledige verbrandingsprocessen (Gezondheidsraad, 2021a, b). De belangrijkste bronnen zijn wegverkeer, vliegverkeer, industrie, energieproductie, binnen- en zeescheepvaart, mobiele werktuigen en houtverbranding.
Naast deze directe uitstoot ontstaat UFP ook in de lucht door reacties van gasvormige stoffen. De reacties van zwavelhoudende - en organische verbindingen, ammoniak en stikstofoxiden kunnen leiden tot de vorming van kleine deeltjes.
Blootstelling aan ultrafijnstof en gezondheidseffecten
Blootstelling aan UFP in de lucht kan effect hebben op de gezondheid van zowel kinderen als volwassenen (Gezondheidsraad, 2021b). Kortdurende blootstelling kan leiden tot het optreden van nadelige effecten op het hart- en vaatstelsel en op de luchtwegen. Er zijn aanwijzingen dat langdurige blootstelling het risico op hart- en vaataandoeningen vergroot. Ook zijn er aanwijzingen voor een verhoogde kans op het ontstaan van luchtwegaandoeningen en voor een negatieve invloed op de groei van de foetus. Deze effecten zijn onafhankelijk van de invloed van blootstelling aan andere luchtverontreinigende stoffen en geluid (Janssen et al., 2019; 2022).
Normen en nationaal beleid nog niet vastgesteld
Er zijn nog geen normen voor UFP en is er geen nationaal beleid om de concentratie UFP of blootstelling aan UFP te verminderen. Wel is er, zowel in Nederland als in andere landen, in toenemende mate aandacht voor UFP door meer wetenschappelijke kennis over bronnen, concentraties en gezondheidseffecten (Cassee et al., 2019).
Veel maatregelen, die al genomen worden om de uitstoot van en blootstelling aan fijnstof en stikstofdioxide te verminderen, dragen ook bij aan een afname van UFP. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen mogelijk, zoals het gebruik van kerosine met een lager zwavelgehalte in de luchtvaart, het verdere gebruik van roetfilters bij en de elektrificatie van voertuigen, en het verminderen van de uitstoot bij productieprocessen in de industrie. De Gezondheidsraad (2021a, b) adviseert om deze maatregelen uit te voeren en om verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de uitstoot van en de blootstelling aan UFP te verminderen. Binnen het Schone Lucht Akkoord wordt onder andere onderzoek gedaan hoe een gebiedsgerichte aanpak eruit kan zien en wat de bijdrage van verschillende maatregelen aan de blootstelling kan zijn. De WHO geeft enkele richtlijnen voor het omgaan met UFP (WHO, 2021). Deze WHO richtlijnen zijn niet overgenomen in Nederlandse wetgeving.
Indicatieve kaart
Momenteel is weinig informatie beschikbaar over de niveaus van UFP. Een eerste kaart van Van de Beek et al. (2021) toont weinig structuur en alleen regionale verschillen. In studies bij bekende grotere bronnen als Schiphol en haven- en industriegebieden zijn echter wel verhoogde concentraties gevonden.
De figuur bovenaan de pagina toont een zeer indicatieve kaart met meer structuur. Deze nieuwe kaart is het resultaat van verschillende recente studies die door het RIVM zijn gecombineerd. Het doel van de kaart is vooral richting te geven aan het plannen van aankomende metingen en modellering van UFP in Nederland. Door het gebrek aan informatie is het voorbarig al conclusies te verbinden over concentraties in Nederland en/of de ruimtelijke verdeling hiervan over het land.
Behoefte aan structurele metingen ultrafijnstof
UFP wordt vrijwel nergens structureel gemeten. Dit maakt het moeilijk om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar gezondheidseffecten (Gezondheidsraad, 2021a; WHO, 2021). Metingen op het regionaal achtergrondstation Cabauw in de provincie Utrecht van 2008 tot en met 2015 lieten in de eerste jaren een toename in aantallen deeltjes UFP zien en een afname in de latere jaren. In de gehele periode werd er een afname in concentraties gemeten van PM2,5 (Mamali et al., 2018). Metingen in onder andere Duitsland, Spanje en de Verenigde Staten laten ook toenames, afnames of gelijkblijvende concentraties over meerdere jaren of locaties zien, zonder dat er duidelijke oorzaken voor gevonden zijn.
De deeltjesaantallen lagen op verkeersbelaste locaties in Amsterdam (2002-2004) en Utrecht (2008) op respectievelijk 31.000 en bijna 39.000 per cm3. Dit ligt rond het Europees gemiddelde van 31.500 ± 16.000 deeltjes per cm3 (Bezemer et al., 2015). De mate waarin de UFP-concentraties de afgelopen jaren zijn veranderd, is nog onzeker. Metingen van grofweg tien jaar geleden zeggen mogelijk maar beperkt iets over de huidige concentraties.
Metingen worden onderdeel van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM. Hiermee kan een datareeks opgebouwd worden die verspreid is in de tijd en over het hele land. Voor de metingen kan gebruik worden gemaakt van de meetstandaarden die reeds beschikbaar zijn (European Committee for Standardization, 2016, 2020). De verwachting is dat in 2023 meetapparatuur op diverse locaties in Nederland wordt geplaatst (RIVM start in 2023 met het structureel meten van ultrafijnstof RIVM)
Behoefte aan landsdekkende modelberekeningen ultrafijnstof
Modelberekeningen zijn nodig om de blootstelling aan UFP in het hele land (dus ook waar niet wordt gemeten) te monitoren en om verwachtingen over concentraties in de toekomst mogelijk te maken. Metingen kunnen op een beperkt aantal locaties uitgevoerd worden en geven alleen informatie over de concentraties op dat moment op die locaties. Om de modellen toepasbaar te maken voor UFP is bijvoorbeeld informatie nodig over de emissie en verspreiding. Ook is informatie nodig over de verwijdering van UFP uit de lucht. Op dit moment is deze informatie nog beperkt aanwezig en is aanvullend onderzoek gewenst, als beleid hierop wil sturen (WHO, 2021).
Bijdrage van vliegverkeer aan ultrafijnstof
Vliegverkeer levert op en rond luchthavens een aanzienlijke bijdrage aan UFP. Op en rond verschillende luchthavens over de hele wereld zijn wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd om de uitstoot door vliegverkeer en het gedrag in de lucht beter te begrijpen (Stacey, 2019). RIVM, Universiteit Utrecht, GGD Amsterdam en TNO hebben een meerjarig onderzoek gedaan naar de lange termijn UFP-concentraties van vliegverkeer in de omgeving van Schiphol, gezondheidseffecten van kortdurende verhoogde concentraties en effecten van langdurige blootstelling aan UFP van vliegverkeer (Bezemer et al., 2015; ErbrinkStacks, 2019; Janssen et al., 2019, 2022; Van Dinther et al., 2019; Voogt et al., 2019). De verkregen kennis en inzichten kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden door beleidsmakers om maatregelen en richtlijnen vast te stellen.
Zowel taxiën, starten, klimmen, naderen als landen levert UFP op dat tot op meerdere kilometers vanaf de luchthaven meetbaar is. UFP van taxiënde vliegtuigen kan op 1.200 meter van de taxibaan gemeten worden. Een jaargemiddelde bijdrage van 2.000* deeltjes per cm3 is mogelijk tot een afstand van vijftien kilometer. Bij woonlocaties dicht bij Schiphol kan dit oplopen tot ongeveer 10.000* deeltjes per cm3. De geschatte achtergrondconcentratie in de buurt van Schiphol, dus zonder directe bronnen in de buurt, is ongeveer 10.000 deeltjes per cm3.
Let op bij het vergelijken van absolute deeltjesaantallen, de gerapporteerde aantallen deeltjes zijn sterk afhankelijk van de ondergrens van de gebruikte apparatuur. In verschillende studies kan verschillende apparatuur zijn gebruikt.
*Deze cijfers zijn per 26-01-2023 aangepast. In de periode van 19-01-2023 tot en met 26-01-2023 werden andere waardes genoemd die zijn aangepast naar de huidige waardes.
Bronnen
- Bezemer, A., Wesseling, J., Cassee, F., Fischer, P., Fokkens, P., Houthuijs, D., Jimmink, B., de Leeuw, F., Kos, G., Weijers, E., Keuken, M. & Erbrink, H. (2015). Nader verkennend onderzoek ultrafijnstof rond Schiphol. Rapport 205-0110, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Cassee, F.R., Morawska, L. & Peters, A. (2019). Ambient ultrafine particles: evidence for policy makers. White paper.
- ErbrinkStacks (2019). Ultra fine particles (UFP) rond Schiphol: methodiek beschrijving; bijlage 2 bij Voogt et al. (2019). Rapport 2019R001, ErbrinkStacks Consult, Oosterbeek.
- European Committee for Standardization (2016). Technical specification CEN/TS 16976. Air quality: determination of the particle number concentration of atmospheric aerosol. CEN/TC 264/WG 32 (2016).
- European Committee for Standardization (2020). Technical specification CEN/TS 17434:2020. Ambient air -Determination of the particle size spectra of atmospheric aerosol using a Mobility Particle Size Spectrometer (MPSS) CEN/TC 264/WG 32 (2020).
- Gezondheidsraad (2021a). Blootstelling aan ultrafijnstof; achtergronddocument bij: Risico's van ultrafijnstof in de buitenlucht. Nr. 2021/38-A2, Den Haag, 15 september 2021.
- Gezondheidsraad (2021b). Risico's van ultrafijnstof in de buitenlucht. Nr. 2021/38, Den Haag, 15 september 2021.
- Janssen, N.A.H., Lammer, M., Maitland-van de Zee, A.H., van de Zee, S., Keuken, R., Blom, M., van den Bulk, P., van Dinther, D., Hoek, G., Kamstra, K., Meliefste, K., Oldenwening, M., Boere, A.J.F., Cassee, F.R., Fischer, P.H., Gerlofs-Nijland, M.E. & Houthuijs, D. (2019). Onderzoek naar de gezondheidseffecten van kortdurende blootstelling aan ultrafijn stof rond Schiphol. Rapport 2019-0084, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Janssen, N.A.H., Houthuijs, D., & Dusseldorp, A. (2022). Gezondheidseffecten van ultrafijn stof van vliegverkeer rond Schiphol. Rapport 2022-0069, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Keuken, M.P., Moerman, M., Zandveld, P. & Henzing, J.S. (2015). Total and size-resolved particle number and black carbon concentrations near an industrial area. Atmospheric Environment (2015) 122, 196-205.
- Mamali, D., Mikkilä, J., Henzing, B., Spoor, R., Ehn, M., Petäjä, T., Russchenberg, H. & Biskos, G. (2018). Long-term observations of the background aerosol at Cabauw, The Netherlands. Science of the Total Environment (2018) 65, 752-761.
- RIVM (2013). Ultrafijnstof en gezondheid. Brochure, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Stacey, B. (2019). Measurement of ultrafine particles at airports: A review. Atmospheric Environment (2019) 198, 463-477.
- Van de Beek, E., Kerckhoffs, J., Hoek, G., Sterk, G., Meliefste, K., Gehring, U. & Vermeulen, R. (2021). Spatial and spatiotemporal variability of regional background ultrafine particle concentrations in the Netherlands. Environmental Science & Technology (2021) 55 (2), 1067-1075.
- Van Dinther, D., Blom, M.J., van den Bulk, W.C.M., Kos, G.P.A. & Voogt, M. (2019). Metingen van aantallen ultrafijnstofdeeltjes rond Schiphol gedurende ruim één jaar; bijlage 1 bij Voogt et al. (2019). Rapport R.10591, TNO, Petten.
- Voogt, M., Zandveld, P., Wesseling, J. & Janssen, N. (2019). Metingen en berekeningen van ultrafijn stof van vliegverkeer rond Schiphol; voor onderzoek naar de gezondheid van omwonenden; incl. erratum van 10 maart 2022. Rapport 2019-0074, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Weijers, E.P., van Ratingen, S., Verhagen, G., Ruijter, J., van der Waa, K. & GGD Amsterdam (2020). Verkennende metingen aan ultrafijn stof in het IJmondgebied. Rapport 2020-0095, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- WHO (2021). WHO global air quality guidelines: particulate matter (PM2.5 and PM10), ozone, nitrogen dioxide, sulfur dioxide and carbon monoxide. Executive summary. World Health Organization, Geneva.
Relevante informatie
- Atmospheric Environment > Assessment of the applicability of a model for aviation-related ultrafine particle concentrations for use in epidemiological studies - ScienceDirect
- Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2022
- Herkomst fijn stof (PM10 en PM2,5)
- Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2023
- Ammoniak in lucht, 2005-2022
- Stikstofoxiden in lucht, 1992-2020
- Zwaveldioxide in lucht, 1990-2018
- RIVM > UFP Schiphol
- Schone Lucht Akkoord
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Ultrafijnstof in lucht
- Omschrijving
- Overzicht van de huidige kennis van ultrafijnstof in lucht in Nederland
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
- Gecombineerde resultaten van verschillende recente studies
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Landelijk
- Andere variabelen
- -
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Zie 'Referenties'
- Opmerking
- De kaart is op de Deelnemersbijeenkomst van het Schone Lucht Akkoord op 3 nov '22 gepresenteerd en kort toegelicht.Tevens is de kaart op het GTL-congres van nov '22 gepresenteerd.
- Betrouwbaarheidscodering
- E (Schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen.)
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2023). Ultrafijnstof in de lucht (indicator 0623, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.