Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De Europese grenswaarden voor fijn stof concentraties zijn sinds 2006 niet overschreden op de meetlocaties in Nederland. Daarentegen geven modelberekeningen aan dat lokaal nog wel overschrijdingen voorkomen, vooral in gebieden met intensieve veehouderijen en in enkele drukke verkeerswegen in sommige binnensteden.

Gemiddelde concentratie van fijn stof daalt nog steeds

Fijnstof concentraties in de lucht zijn schadelijk voor de gezondheid van de mens. Daarom zijn er grenswaarden in de EU afgesproken waarboven de concentraties van fijnstof niet of zo kort mogelijk mogen voorkomen.
De gemiddelde concentratie fijn stof in Nederland neemt al jaren af. Dit blijkt uit de figuur in tabblad 'Trend 1972-2020' waarin historische metingen aan totaal stof (Total Suspended Particles (TSP); zie definitie in 'Technische toelichting') worden vergeleken met recentere totaal stof metingen (Buijsman (2008/2009), Hoogerbrugge et al., (2016)). In de periode 2008-2015 nam de jaargemiddelde concentratie gemiddeld 0,9 µg/m³ per jaar af. Er zijn echter wel forse verschillen van jaar op jaar door meteorologische fluctuaties. Deze trend zet zich ook in de meest recente jaren door, zoals de figuren in tabblad 'Jaargemiddelde' laten zien.
Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht (in de regel deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer; PM10). Een volledige definitie is gegeven in de 'Technische toelichting'. De daling in de PM10 concentraties door de jaren heen komt vooral door emissiebeperkende maatregelen bij verkeer, industrie en de energiesector. Zo is door strengere eisen aan motorvoertuigen (zoals het verplichtstellen van roetfilters) de uitstoot van fijn stof verminderd. Echter, mede door een toename van het aantal gereden kilometers, zwaardere voertuigen, hogere snelheden en een hogere belading is een deel van dit effect verloren gegaan (Hoogerbrugge et al., 2010; Matthijsen en Koelemeijer, 2010). Ook zijn emissiebeperkende maatregelen getroffen in de veehouderijsector. Deze maatregelen beïnvloeden voornamelijk de concentraties in het landelijke gebied.

Geen gemeten overschrijdingen van fijn stof grenswaarden in recente jaren

Vanaf 1998 treedt op geen enkele meetlocatie nog een overschrijding van de jaargemiddelde EU-grenswaarde van 40 µg/m3 op (EU, 2008). Er bestaat ook een daggemiddelde EU-grenswaarde die stelt dat er in een kalenderjaar niet meer dan 35 dagen mogen voorkomen met een daggemiddelde concentratie boven de 50 µg/m3. Een overschrijding van de daggemiddelde EU-grenswaarde treedt op meetlocaties sinds 2011 niet meer op, zoals de figuren in tabblad 'Overschrijdingen' laten zien. Vanaf 2007 bleven alle stedelijke achtergrondstations onder de grenswaarde van 35 dagen. Op regionale en verkeersbelaste meetlocaties werd deze voor het laatst in 2011 overschreden.

Lagere fijn stof concentraties door COVID-19 maatregelen

De COVID-19 maatregelen, die sinds half maart 2020 van kracht waren, zorgden voor minder emissies van fijn stof dan 'normaal' en dus ook voor lagere jaargemiddelde PM10 concentraties dan normaal. De gemeten gemiddelde concentraties van PM10 waren in 2020 lager dan op basis van de trend verwacht kon worden (Velders et al., 2021). De COVID-19 maatregelen zijn echter tijdelijk van aard. De verwachting is dat na opheffen ervan, de metingen weer concentraties laten zien die meer op de dalende lijn van de trend van 1993-2019 zullen liggen.

Modelberekeningen: lokaal overschrijdingen normen

De metingen laten op de meetlocaties geen overschrijdingen meer zien van de grenswaarden. Daarentegen laten modelberekeningen zien dat in de regio IJmond en nabij de Maasvlakte daggemiddelde concentraties voorkomen de nog wel boven de grenswaarde liggen. Ook komen in de regio IJmond lokaal nog concentraties voor boven die van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 µg/m³). De modellen kunnen de concentraties berekenen op plekken waarvoor geen metingen ter plekke beschikbaar zijn. Zij maken daarbij wel gebruik van de metingen op locaties elders, samen met veel andere informatie. De figuur in tabblad 'Kaart 2020' geeft voor 2020 de ruimtelijke verdeling van de berekende grootschalige jaargemiddelde concentraties fijn stof weer. Het gaat hier om berekeningen voor de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN) die het RIVM jaarlijks opstelt (Hoogerbrugge et al., 2021). Met aanvulling door decentrale overheden van lokale detailgegevens berekent het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL) vervolgens dag- en jaargemiddelde concentraties en toetst zij op plaatsen waar mensen worden blootgesteld op mogelijke overschrijdingen van EU-grenswaarden (De Smet et al., 2020). Met metingen kan men op de meetlocatie wat zeggen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Met modelberekeningen, die zijn gebaseerd op wettelijk vastgestelde en gevalideerde rekenmethoden, is het mogelijk een landsdekkend beeld te geven. Daardoor is het mogelijk dat op meetlocaties zelf geen overschrijdingen voorkomen, terwijl op andere plekken de modelberekeningen wel overschrijdingen laten zien.
In het noorden van Nederland zijn de PM10-concentraties lager dan in het midden en zuiden. Dit verloop komt door een hogere bijdrage van buurlanden, lokale bronnen (zoals industrie en veehouderij) in het zuiden van Nederland en hogere aandelen van fijn stof die in de lucht wordt gevormd (zoals ammoniumnitraat, dat in de lucht wordt gevormd uit ammoniak en stikstofoxiden).

Daling aantal burgers blootgesteld boven oude WHO advieswaarde

In Nederland zijn in 2019 naar schatting ruim een half miljoen mensen blootgesteld aan concentraties boven de jaargemiddelde oude WHO-advieswaarde van 20 µg/m3 (WHO, 2005). Dit is fors lager dan in 2014, toen dit aantal nog op bijna twaalf miljoen werd geschat (De Smet et al., 2020). De gemeten jaargemiddelde PM10 concentraties zijn de afgelopen 20 jaar gehalveerd en benaderen op de meeste plekken in Nederland de oude advieswaarde van 20 µg/m3.
Vanaf 2015 is het Nederlandse gemiddelde van de gemeten fijn stof concentratie door verkeer lager dan de oude WHO advieswaarde, met uitzondering van enkele verkeersbelaste meetlocaties waarvoor de jaargemiddelde fijn stof concentraties nog wel hoger is dan die advieswaarde. In 2020 met de COVID-19 maatregelen was het jaargemiddelde van de gemeten fijn stof concentraties voor alle meetlocaties, op drie verkeersbelaste locaties na, lager waren dan die WHO-advieswaarde. Maar kleine concentratieveranderingen rond een grens- of advieswaarde kunnen grote verschillen in aantallen blootgestelden boven deze waarde tot gevolg hebben.

Nieuwe striktere WHO advieswaarde

In september 2021 heeft de WHO nieuwe striktere advieswaarden gepubliceerd (WHO, 2021). Voor fijnstof (PM10) is deze 15 µg/m3. De volgende update van deze indicator gaat nader in op het aantal burgers dat is blootgestelden aan concentraties boven deze striktere waarde.

Bronnen van fijn stof

Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer transport, industrie, houtstook, landbouw en natuurlijke bronnen zoals zeezout. De zeezoutbijdrage varieert van 5 µg/m³ langs de kust tot 1 µg/m³ in Limburg.
  • Secundair fijn stof bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, VOS) en/of al aanwezige deeltjes (Maas en Grennfelt, 2016). Tijdens overschrijdingen van de dagwaarde van fijn stof kan het aandeel van secundair fijn stof oplopen tot 80% van de totale PM10-concentratie (Joaquin, 2015). Vooral ammoniak uit de landbouw en stikstofoxiden uit verkeer en industrie dragen bij aan deze fractie.

Nationaal beleid

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
De Rijksoverheid werkt aan een voortdurende verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland. Daarom bestaat er sinds 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat jaarlijks de voorgang in het halen van de wettelijke normen voor de luchtkwaliteit monitort en rapporteert. Het is onderdeel van de Wet milieubeheer. Dit programma stopt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet (naar verwachting: 1 juli 2022). De wettelijk verplichte monitoring en rapportage vindt in licht aangepaste vorm doorgang onder de Omgevingswet.
Schone Lucht Akkoord (SLA)
Het Rijk heeft sinds januari 2020 het Schone Lucht Akkoord (SLA) afgesloten met een groot aantal gemeenten en alle provincies. Het doel van het SLA is om in 2030 minimaal 50 procent minder gezondheidsschade te behalen ten opzichte van 2016, voor zover die schade veroorzaakt wordt door binnenlandse bronnen. Het aantal aangesloten gemeenten groeit nog en alle provincies zullen deelnemen. Zie ook SLA op het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Voor meer informatie over de beleidsaspecten van fijn stof, zie het onderwerp Fijnstofbeleid op de RIVM website en Informatie over fijn stof Infomil.

Gezondheidseffecten van fijn stof

Voor meer informatie over de gezondheidseffecten van fijn stof, zie het RIVM-onderwerp Gezondheidseffecten van fijn stof en Effecten van het Schone Lucht Akkoord op gezondheid in Nederland.

Samen meten aan luchtkwaliteit

Naast het bestaande meetnet van het RIVM en partners, zijn in Nederland meer ontwikkelingen waarbij luchtkwaliteit wordt gemeten. Dat gebeurt steeds vaker met nieuwe sensortechnologie en door burgers. Een overzicht van deze projecten vindt u op het kennisportaal 'Samen meten aan luchtkwaliteit'.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020, combinatie van de jaargemiddelde concentratie fijn stof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³.
Omschrijving
De jaargemiddelde concentratie fijn stof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof boven de 50 µg/m³ op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (RIVM), GGD Amsterdam en de DCMR (www.luchtmeetnet.nl; https://data.rivm.nl/data/luchtmeetnet/)) en Grootschalige concentratiekaarten Nederland en Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Jaargemiddelde concentraties berekend uit gemeten dagwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal dagwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn. Voor de gespecificeerde jaren (2006-2020) moet een station minstens op 75% van de jaren een geldig jaargemiddelde hebben (dat voortkomt uit de eerste selectie). Dit zijn de criteria die gebruikt worden voor het maken van trendfiguren. Alleen binnen de jaarreeks 2006-2020 wordt gefilterd op twee criteria. Voor alle andere jaren worden alle stations meegenomen die 75% in een jaar gemeten hebben.
De berekening van het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ volgt uit de tabel met daggemiddelden in een jaar. Daarnaast zijn het aantal overschrijdingsdagen en het jaargemiddelde gerelateerd. Aan de hand van langjarige metingen van fijn stof is er een onderlinge relatie vastgesteld tussen de jaargemiddelde concentratie en de EU-norm voor het aantal dagen waarop de daggemiddelde groter is dan 50 µg/m³. Uit deze relatie blijkt dat de grenswaarde van 35 dagen correspondeert met een jaargemiddelde concentratie van 31,2 µg/m³.
Basistabel
Gegevens Luchtkwaliteit (GELUK) van het Centrum Milieukwaliteit (MIL) van het RIVM. Met daarin gegevens van de GGD Amsterdam en de DCMR.
Geografische verdeling
1) De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
2) De trendfiguren 1992-2020 zijn gebaseerd op meetgegevens van RIVM, DCMR en GGD-Amsterdam. Voor de trend 1992-2020 zijn voor de periode tot 1999 alle stations meegenomen met een geldig jaargemiddelde. De periode vanaf 1999 bevat stations die op minimaal 75% van de periode een geldig jaargemiddelde hadden.
3) De trendfiguur 1972-2020 is gebaseerd op meetgegevens van stadsstations van DCMR Milieudienst Rijnmond ('Stof; TSP') en een stadsstation van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit ('Fijn stof; PM10'). Het gaat om stations die (vrijwel) de gehele periode operationeel zijn geweest. Tussen individuele resultaten van TSP-metingen en de huidige PM10-metingen wordt vaak een indicatieve omrekening toegepast volgens [PM10] = (0,7-0,9) x [TSP].
Andere variabelen
-
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
-
Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat, als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10, passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm.
2) Het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³.
3) TSP (Engels: Total Suspended Particles; Nederlands: Totaal stof). In principe al het stof in de lucht. Het is een methodebepaalde grootheid, dat betekent dat wat er met de totaalstofmeting werd gemeten, afhangt van de apparatuur en de omstandigheden. TSP is een begrip van vroeger. In tegenstelling tot wat het begrip doet vermoeden, is 'totaal stof' niet het totaal aan in de lucht voorkomend stof. In de praktijk bleek het bereik van de deeltjes die werden bemonsterd, af te hangen van de windrichting en de windsnelheid tijdens de monsterneming. Dit betekende dat in feite een selectie op grootte plaatsvond die in de tijd kon veranderen en waarvan de grens niet bekend was. Afhankelijk van de omstandigheden kon de bovengrens ergens in het gebied van 20 tot 50 µm liggen.
4) Het aantal meetstations in stedelijke gebieden was tot 1999 beperkt. De gemiddelden van deze beperkt beschikbare meetwaarden zijn in de figuren van tabbladen 'Jaargemiddelde' en Overschrijdingen' als blauwe stippellijn weergegeven. Vanaf 1999 is het aantal meetstations in stedelijke gebieden in Nederland sterk uitgebreid en dit geeft een robuuster beeld van de PM10 concentraties (zie de doorgetrokken blauwe lijn in de trendfiguren).
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Trend 1992-2020 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Trend 1992-2020 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CLO (2021). Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020 (indicator 0243, versie 17, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.