Fijnstof in lucht, aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³, 1992-2011

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De norm voor kortdurende blootstelling aan fijn stof is in 2011 op geen enkel meetstation overschreden. Wel is er mogelijk langs drukke straten en snelwegen en in de buurt van op- en overslag bedrijven en grote stallen sprake van overschrijding geweest.

Let op

Tot 3 mei 2013 stond op deze pagina een kaart waarop door een technische fout een te hoog aantal dagen met een concentratie boven de 50 µg/m³ was aangegeven.

Concentraties

De achtergrondconcentraties van fijn stof blijven in het overgrote deel van Nederland onder de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties (niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie boven 50 µg/m³). Alleen in verstedelijkte gebieden en in gebieden met veel agrarische activiteiten in het midden en zuiden van Nederland wordt de norm overschreden. Dit komt vooral door de bijdrage van lokale bronnen. In het midden en zuiden van Nederland wordt de norm vaker overschreden dan in het noorden. Dit komt door een hogere uitstoot van fijn stof in het zuiden van Nederland en een grotere invloed van bronnen in het omringende buitenland.
In 2011 zijn op de meetstations geen overschrijdingen van de grenswaarde van fijn stof voor het daggemiddelde waargenomen. Tot 11 juni 2011 gold een verhoogde grenswaarde: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 75 µg/m³. Tot deze datum werd het aantal dagen met een daggemiddelde boven 75 µg/m³ geteld en daarna het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³. De beide aantallen zijn vervolgens gecumuleerd tot een jaartotaal. Het hoogste aantal dagen op deze wijze berekend bedroeg 28. Zou er in 2011 geen sprake van derogatie zijn geweest dan zou er op zes straatstations een overschrijding van de grenswaarde zijn geweest. 

Trend

Er is een jaarlijkse variatie in het aantal dagen waarop de concentratie van 50 µg/m3 wordt overschreden. Op langere termijn valt een duidelijke daling in het aantal dagen met een concentratie boven de norm waar te nemen. De variatie van jaar op jaar wordt vooral veroorzaakt door meteorologische verschillen tussen de jaren.

De concentratie van 50 µg/m3 voor het daggemiddelde is volgens de waarnemingen vanaf 2007 tot en met 2010 op geen enkel station op meer dan de 35 toegestane dagen overschreden. Op 2011 is echter het daggemiddelde op zes straatstations meer dan 35 dagen boven het daggemiddelde van 50 µg/m3 geweest. Formeel is dit echter geen overschrijding geweest, omdat de Europese Commissie in 2009 Nederland uitstel (derogatie) heeft verleend voor de zone Midden en de agglomeraties Amsterdam/Haarlem, Utrecht en Rotterdam/Dordrecht. Tot 11 juni 2011 gold daar een verhoogde grenswaarde: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 75 µg/m³. Voor de beoordeling of in 2011 werd voldaan aan de grenswaarde, werd tot 11 juni 2011 het aantal dagen met een daggemiddelde boven 75 µg/m³ en daarna het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ geteld. De beide aantallen werden vervolgens gecumuleerd tot een jaartotaal. Op deze wijze berekend zijn er ook in 2011 geen overschrijdingen van de grenswaarde voor het daggemiddelde geweest. 

 

Fijn stof

Stof is een verzamelbegrip en duidt op het geheel aan zwevende deeltjes in de lucht. Gewoonlijk wordt met de term fijn stof PM10 bedoeld. PM staat hier voor 'particulate matter' en de 10 duidt erop dat het om het deel van het stof in de lucht gaat waarvan (bij benadering) de deeltjes een diameter van 10 micrometer (µm) of minder hebben. Voor een volledige definitie zie bij 'Technische toelichting'.

Bronnen

Fijn stof (PM10) is een verzamelbegrip. Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen die een verschillende oorsprong hebben. Op basis hiervan wordt - onder andere met het oog op het beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot komt van transport, industrie en landbouw. In kustgebieden vormt de zee een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Opwaaiend bodemstof is een ander deel van de primaire fractie; het is deels van natuurlijke oorsprong.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste stoffen.



Voor meer informatie over de bronnen van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten en het recente rapport van Hendriks et al.

 

Normstelling

In 2008 is een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van kracht geworden. De al bestaande grenswaarden (40 µg/m³ voor het jaargemiddelde en niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m³) blijven echter ongewijzigd van kracht. Wel is het mogelijk voor landen om onder voorwaarden later dan de voorgeschreven datum van 1 januari 2005 te voldoen aan de grenswaarden voor fijn stof. In 2009 heeft de Europese Commissie Nederland voor alle zones en agglomeraties in Nederland uitstel (derogatie) verleend op basis van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Nederland moet nu uiterlijk 11 juni 2011 aan de richtlijn hebben voldaan. Tot die datum geldt een verhoogde grenswaarde: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 75 µg/m³. Voor de beoordeling of in 2011 wordt voldaan aan de grenswaarde wordt tot 11 juni 2011 het aantal dagen met een daggemiddelde boven 75 µg/m³ en daarna het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ geteld. De beide aantallen worden vervolgens gecumuleerd tot een jaartotaal.
Volgens de huidige inzichten is de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties overigens strenger dan de grenswaarde voor het jaargemiddelde. Dit houdt dus in dat als de grenswaarde voor het daggemiddelde niet wordt overschreden, de grenswaarde voor het jaargemiddelde zeer waarschijnlijk ook niet wordt overschreden (Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

Beleid

Het beleid op het gebied van fijn stof kent vier elementen:

  • De rijksoverheid heeft hoofdzakelijk bronmaatregelen getroffen bij verkeer, waaronder de subsidiëring van roetfilters. Daarnaast omvat het maatregelenpakket ook bronmaatregelen bij de landbouw en de industrie, lokale maatregelen bij rijkswegen en financiële ondersteuning voor maatregelen van regionale en lokale overheden.
  • De nationale wetgeving rond luchtkwaliteit is in 2007 herzien. Dit was gericht op de flexibilisering van de koppeling tussen het realiseren van bouwplannen en het voldoen aan luchtkwaliteitsgrenswaarden. In navolging van de nieuwe EU richtlijn luchtkwaliteit 2008 liggen wijzigingsvoorstellen van nationale wetgeving ter tafel met het oog op: de nieuwe normen voor PM2.5 en het verzoek om later te mogen voldoen aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.
  • Het kabinet zet zich in internationaal verband in voor strengere normen voor de uitstoot van personenauto's, vrachtauto's en schepen.
  • Provincies en gemeenten treffen regionale en lokale maatregelen, vooral bij verkeer. Deze maatregelen maken onderdeel uit van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).


De fijnstofdeeltjes die niet door menselijk handelen in de lucht worden gebracht, kunnen volgens de nieuwe richtlijn luchtkwaliteit bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. Voor Nederland gaat het dan om de bijdrage van zeezout. De aftrek ervan is vastgelegd in de zogenoemde Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit. Op dagen met hoge fijnstofconcentraties, wanneer de Europese limietwaarde van 50 μg/m3 werd overschreden, was de bijdrage van zeezout meestal lager dan de jaargemiddelde bijdrage (Manders et al., 2009).De aftrek van zeezout komt in de praktijk neer op een verlaging met gemiddeld zes dagen van het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie boven de 50 µg/m³.

Recent onderzoek heeft aangetoond dat de bijdrage mogelijk minder is dan vroeger is verondersteld. Deze nieuwe inzichten zijn nog niet verwerkt in de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit.

Voor meer informatie over de beleidspecten van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.

   

Gezondheidseffecten van fijn stof

Er is bezorgdheid over een mogelijk invloed op de gezondheid op lange termijn samenhangend met de blootstelling aan fijn stof. Daarmee wordt het luchtverontreinigingsniveau bedoeld waaraan mensen gedurende langere tijd (meer jaren of gedurende een heel leven) zijn blootgesteld. Bruikbare Nederlandse en Europese gegevens om dit risico in te schatten ontbreken vooralsnog. Wanneer risicoschattingen worden gemaakt met behulp van toonaangevende Amerikaanse studies, blijkt de omvang van deze effecten groter te zijn dan de effecten geassocieerd blootstellingen aan piekconcentraties. Op basis hiervan wordt geschat dat langdurige blootstelling aan fijn stof leidt tot een levensduurverkorting in de orde van een jaar gemiddeld voor de hele Nederlandse bevolking in vergelijking tot een leven lang zonder fijn stof. Er zijn risicogroepen waarvoor deze schatting hoger uit zal vallen, bijvoorbeeld voor mensen met een hartaandoening.

Gezondheidseffecten die optreden bij kortdurende verhoogde blootstelling aan fijn stof zijn beter bekend, ook omdat hierover Nederlandse gegevens beschikbaar zijn. Deze effecten treden op als gevolg van de dagelijkse variatie in blootstelling aan fijn stof: op dagen met hogere concentraties worden meer sterftegevallen waargenomen dan dagen met een lagere concentratie. Gezondheidskundige studies, die de effecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof belichten, wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden, dus ruwweg tien maal minder dan langdurige blootstelling aan verhoogde fijnstofconcentraties. Fijn stof heeft effect op onder andere hart- en longfuncties. Zo wordt 1 à 2 procent van de spoedopnamen voor long- of hart- en vaataandoeningen in Nederland toegeschreven aan fijn stof. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust.

Momenteel worden ook in Europa studies gedaan om de langetermijneffecten van onder andere de blootstelling aan fijn stofnader in kaart te brengen. Voor meer informatie over de effecten van fijn stof, zie ook Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten.

   

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³.
Omschrijving
Aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³ op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en het Nationaal Meetnet voor Luchtverontreiniging.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
De berekening van het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is direct afleidbaar uit de tabel met daggemiddeldes in een jaar.
Basistabel
Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM.
Geografische verdeling
1) De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2) De trendfiguren 1992-2011 zijn gebaseerd op meetgegevens van acht regionale stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, vier stadsstations respectievelijk vijf straatstations.
Andere variabelen
Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2012. (Velders et al., 2012; zie bij 'Referenties'). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2009 (Mooibroek et al., 2010; zie bij 'Referenties'). Meten waar de mensen zijn (Buijsman 2009/009; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm'. 2) Het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2010 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2010 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CLO (2012). Fijnstof in lucht, aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³, 1992-2011 (indicator 0243, versie 12, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.