Vermestende depositie, 1981-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De vermestende depositie bedroeg in 2010, gemiddeld over Nederland, 1730 mol stikstof per ha. Hiermee is de depositie sinds 1981 met bijna 40 procent afgenomen.
Landelijk beeld in 2010
Regionaal komen grote verschillen voor in de depositie van vermestende stoffen. Vooral in gebieden met intensieve veehouderij, zoals de Peel en de Gelderse Vallei, kunnen stikstofdeposities voorkomen van meer dan 5.000 mol per hectare. Deze hoge depositie wordt vooral veroorzaakt door de bijdrage van de hoge ammoniakuitstoot (NH3) die afkomstig is van de intensieve veehouderij. Ammoniak wordt op geringe hoogte uitgeworpen en heeft een hoge depositiesnelheid. Deze combinatie zorgt ervoor dat veel ammoniak dicht bij de bron neerkomt. De hoge emissie van stikstofoxiden (NOx) in en nabij grote steden is de oorzaak van de hogere depositie in die gebieden.
De Nederlandse agrarische sector levert met 38% verreweg de grootste bijdrage aan de vermestende depositie in Nederland. Bijna 60% van de depositie is afkomstig uit Nederlandse bronnen.
De gevolgen van de stikstofdepositie voor de overschrijding van de kritische niveaus zie Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009.
Trend
De landelijk gemiddelde stikstofdepositie, ook wel vermestende depositie genoemd, lag tot halverwege de jaren 1990 tussen de 2.500 en 3.000 stikstof per hectare. Vanaf 1994 is een geleidelijke daling ingezet tot op het huidige niveau. Kleine variaties ontstaan vooral door weersomstandigheden.
De daling in stikstofdepositie sinds 1981 is het gevolg van lagere emissies van zowel stikstofoxiden als van ammoniak.
- De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1980 met 40%; in West-Europa met 30%. Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer, zoals de invoering van de katalysator aan het eind van de jaren tachtig, bij de industrie en in de energiesector.
- De emissie door agrarische bronnen in Nederland is sinds 1990 met 50% gedaald; in West -Europa met 10%. Vooral de laatste tien jaar hebben emissiebeperkende maatregelen in Nederland voor een daling gezorgd. Tot deze maatregelen behoren verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo's en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.
Voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van de emissies van vermestende stoffen in Nederland zie Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), 1990-2009.
Beleid
Het Nederlandse beleid richt zich op de NEC-plafonds waarmee impliciet ook bepaalde depositieniveaus worden gerealiseerd. Daarnaast wordt specifiek beleid ontwikkeld voor duurzame instandhouding van Natura2000-gebieden in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Dit programma is opgezet om de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden te laten afnemen. De PAS beoogt bovendien om duurzame economische ontwikkeling samen te laten gaan met de realisatie van de natuurdoelen voor Natura2000.
Op dit moment is een Voorlopig Programma van de PAS gereed. Dit voorlopige programma geeft inzicht in de omvang van de stikstofproblematiek en in kaders over hoe de ontwikkelruimte zou kunnen worden gebruikt. Het programma geeft ook, in combinatie met herstelstrategieën, richting aan het opstellen van beheerplannen die gemaakt moeten worden voor de Natura2000-gebieden. De beheerplannen moeten ertoe dienen dat de natuurkwaliteit niet verder achteruitgaat en dat habitats in een goede staat van instandhouding gebracht worden.
Voor meer informatie over het beleid op het terrein van vermestende stoffen zie ook de indicator Vermesting en verzuring: beleid.
Effecten
Overmatige depositie van stikstof kan leiden tot een verandering van de samenstelling van de vegetatie, verminderde bosvitaliteit en achteruitgang in biodiversiteit.
Een belangrijke parameter bij de beoordeling van mogelijke effecten van vermestende depositie is het zogeheten kritische depositieniveau. Dit is gedefinieerd als de maximaal toelaatbare hoeveelheid atmosferische depositie waarbij, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, negatieve effecten op de structuur en de functies van ecosystemen niet voorkomen. Deze kritische depositieniveaus zijn no-effectniveaus, ofwel niveaus waarbij geen enkele schade als gevolg van verzuring te verwachten is. De kritische niveaus lopen van 500 mol/ha.jaar voor gevoelige systemen als zeer arme naaldbossen tot 3.000 mol/ha.jaar voor de uitspoeling van nitraat onder loofbos.
Kritische niveaus voor stikstof (Hey & Schneider, 1995)
Ecosysteem (effect/indicatie) | Kritisch depositieniveau |
mol/ha | |
naaldbomen (remming van opname/nutriëntenonbalans) | 1.500-2.000 |
naaldbomen (toename stressgevoeligheid) | 1.500-3.000 |
zeer arme naaldbossen (vegetatieveranderingen) | 500-700 |
overige naaldbossen (vegetatieveranderingen) | 700-1.400 |
naaldbos (nitraatuitspoeling naar grondwater) | 2.150 |
loofbos (vegetatieveranderingen) | 700-1.400 |
loofbos (nitraatuitspoeling naar grondwater) | 3.000 |
heide (overgang dwergstruiken naar gras) | 1.100-1.600 |
kalkgrasland (toename hoog gras, afname diversiteit) | 1.100-1.800 |
kalkrijk duin (toename hoog gras, afname diversiteit) | 1.100-1.400 |
kalkarm duin (toename hoog gras, afname diversiteit) | 700-1.100 |
hoogveen (vegetatieverandering) | 350-700 |
vennen (vegetatieverandering) | 350-700 |
trilvenen (vegetatieverandering) | 1.400-2.500 |
kalkrijke duinplassen (vegetatieverandering) | 700-1.400 |
droog schraalland, zilverhaver (vegetatieverandering) | 1.400-2.200 |
droog schraalland, buntgras (vegetatieverandering) | 1.100-1.400 |
heischraalland (vegetatieverandering) | 700-1.100 |
Voor meer informatie over de effecten van vermestende stoffen zie ook de indicator Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten.
Het ammoniakgat
De berekende concentraties van ammoniak in de buitenlucht waren in het verleden ongeveer 25% lager dan de gemeten concentraties in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Dit verschil werd het ammoniakgat genoemd. Dit had ook gevolgen voor de berekende stikstofdepositie.
Op basis van recente literatuur en nieuwe metingen door het RIVM en de WUR is geconcludeerd dat de snelheid waarmee ammoniak door opname door vegetatie en bodem uit de atmosfeer wordt verwijderd, aanzienlijk lager is dan voorheen werd aangenomen. Hierdoor werd de ammoniakconcentratie in de buitenlucht ongeveer 15% te laag berekend. Toepassing van deze nieuwe inzichten verkleint het 'gat' naar 10%.
Daarnaast blijken er nog emissies van ammoniak te zijn vanaf gewassen - met name tijdens afrijping - die niet in de emissieschattingen zijn verdisconteerd. Dit zou circa 4% aan de nationale emissies kunnen bedragen. Als hiermee rekening wordt gehouden dan verkleint het 'gat' verder naar circa 5%.
Aangezien zowel de metingen als de berekeningen van de ammoniakconcentratie nog onzekerheden bevatten, kan gesteld worden dat het resterende verschil tussen de gemeten en de berekende ammoniakconcentratie niet significant meer is.
Het voorgaande is aanleiding geweest om het model waarmee concentraties en deposities worden berekend, aan te passen. Vervolgens is vastgesteld dat er geen significant verschil meer is tussen de gemeten en de berekende concentraties van ammoniak.
Bronnen
- Beck, J.P., Van Bree, L., Van Esbroek, M.L.P., Freijer, J.I., Van Hinsberg, A., Marra, M., Van Velze, K., Vissenberg, H.A., Van Pul, W.A.J. (2001) Evaluation of the Acidification targets: the emission alternatives. Rapport 725501002, Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Buijsman, E., Aben, J.M.M., Hettelingh, J.-P., Van Hinsberg, A., Koelemeijer, R.B.A. & Maas, R.J.M. (2010) Zure regen. Een analyse van dertig jaar Nederlandse verzuringsproblematiek. Rapport 500093007, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- De Haan, B.J., Kros, J., Bobbink, R., Van Jaarsveld, J.A., De Vries, W. en Noordijk, H. (2008) Ammoniak in Nederland. Rapport 500125003. Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven.
- De Ruiter, J.F., Van Pul, W.A.J., Van Jaarsveld, J.A., Buijsman, E. (2006) Zuur- en stikstofdepositie in Nederland in de periode 1981-2002. Rapport 500037005, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Van Jaarsveld, J.A. (2004) Het Operationele Prioritaire Stoffen model. Rapport 500045001, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Van Pul W.A.J (red.). (2008) Het ammoniakgat: onderzoek en duiding. Rapport 680150002. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Velders, G.J.M., Aben, J.M.M, Geilenkirchen, G.P., Jimmink, B.A., Van der Swaluw, E. & De Vries, W.J. (2011) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2011. Rapport 680362001, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven. [verschijnt in mei 2011]
- Velders, G.J.M., Aben, J.M.M., Blom, W.F., Diederen, H.S.M.A., Geilenkirchen, G.P., Jimmink, B.A., Koekoek, A.F., Koelemeijer, R.B.A., Matthijsen, J., Peek, Van Rijn, F.J.A., Van Schijndel, M.W., Van der Sluis, O.C. & De Vries, W.J. (2010) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2010. Rapport 500088005, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- VROM (2001) Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid. Nationaal Milieubeleidsplan 4.
- VROM (2003) Erop of eronder. Uitvoeringsnotitie emissieplafonds verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2003.
Relevante informatie
- Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten
- Vermesting en verzuring: beleid
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2022
- Relatie ontwikkelingen emissies en luchtkwaliteit, 1990-2021
- Herkomst stikstofdepositie, 2022
- Herkomst verzurende depositie, 2022
- Verzurende depositie, 1990-2022
- Voortgang vermindering knelpunten depositie, 2006 - 2012
- Overzicht milieuthema's en effecten op de natuur
- EU (2001) Richtlijn 2001/81/EG van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2001inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 309/22.
- EU (2008) Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie.
- UN/ECE > The 1999 Gothenburg Protocol to Abate Acidification, Eutrophication and Ground-level Ozone.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit is te vinden in Balans voor de Leefomgeving en Nationale Milieuverkenning 2006-2040.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Vermestende depositie
- Omschrijving
- Vermestende depositie in Nederland per 1 x 1 km.
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
- Zie rapportage over de uitkomsten van de GCN-berekeningen
- Basistabel
- Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM
- Geografische verdeling
- De kaart en de trend zijn gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
- Andere variabelen
- Zuurdepositie
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2011. (Velders et al., 2011; zie bij 'Referenties').
- Opmerking
- Begin 2010 is op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten een herziene methodiek ingevoerd voor het berekenen van de depositie van gereduceerd stikstof (NHx). Daarnaast is een wijziging in het bijtellingssysteem doorgevoerd. De nu gepresenteerde cijfers daarom af van wat eerder door het Planbureau voor de Leefomgeving is gepubliceerd. De vermestende depositie komt op jaarbasis volgens de nieuwe inzichten gemiddeld 330 mol per hectare lager uit. De depositie is, afhankelijk van het jaar, 5 tot 16 procent (gemiddeld 12 procent) minder dan voorheen is berekend.
- Betrouwbaarheidscodering
- Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1990-2009: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2011). Vermestende depositie, 1981-2010 (indicator 0189, versie 10, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.