Verzurende depositie, 1990-2020

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De verzurende depositie bedroeg in 2020 gemiddeld over Nederland ongeveer 2.000 mol zuur-equivalenten per ha. De verzurende depositie is sinds 1990 met 55% afgenomen. Dat is vooral te danken aan vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide.

Trend

De landelijk gemiddelde depositie van verzurende stoffen is sinds 1990 meer dan gehalveerd. In 1990 bedroeg de depositie van verzurende stoffen, gemiddeld over Nederland, nog ruim 4.400 mol zuur-equivalenten per hectare. Dit is tot rond 2010 gestaag gedaald tot 2200 mol zuur-equivalenten per hectare. Na 2010 is de afname minder groot. In 2020 bedroeg de verzurende depositie nog circa 2.000 mol per hectare.

Met de verzurende depositie wordt de potentieel verzurende depositie bedoeld; dit is de maximale verzuring, die zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak, en hun omzettingsproducten in bodem en water teweeg kunnen brengen. De daadwerkelijke verzuring in bodem en water kan minder zijn doordat ook basische stoffen deponeren.

De depositie van verzurende stoffen is sinds 1990 vooral afgenomen door de sterke afname van de uitstoot van zwaveldioxiden. De emissies van stikstofoxiden en ammoniak zijn ook gedaald, maar minder sterk. Het relatieve belang van de stikstofverbindingen (afkomstig van de emissies van ammoniak en stikstofoxiden) in de zuurdepositie, is door deze ontwikkelingen toegenomen van ca. 60% in 1990 naar 75% in 2020. De Nederlandse landbouw draagt voor ongeveer 45% bij aan de verzurende depositie. Andere bronnen in Nederland zoals verkeer, industrie en overige bronnen dragen 23% bij. De overige 32% is afkomstig vanuit het buitenland. Zie ook Herkomst verzurende depositie, 2022.

Belangrijke oorzaken van de daling van de depositie zijn:

  • Een sterke afname van de zwaveldioxide-emissie in binnen- en buitenland. Bewerkstelligd door de overschakeling van kolen of olie op gas door raffinaderijen en energiecentrales en door maatregelen als rookgasontzwaveling. De reductie van de SO2-emissie in Nederland sinds 1990 bedraagt 90%.
  • De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1990 met 71%. Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer (o.a. invoering katalysator), bij de industrie en in de energiesector;
  • De emissie van ammoniak in Nederland is sinds 1990 met 64% gedaald. Deze emissiedaling is het gevolg van maatregelen zoals verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo's en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.


Variaties in meteorologische omstandigheden kunnen, bij gelijke emissies, overigens tot jaarlijkse fluctuaties in de depositie van de orde van grootte van 10% leiden. Voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van de emissies van verzurende stoffen in Nederland zie Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021.

Landelijk beeld 2020

Regionaal komen grote verschillen voor in de verzurende depositie. In met name de Gelderse Vallei en de Peel komen deposities voor van meer dan 4000 mol per ha per jaar. Dat komt door de hoge lokale ammoniakuitstoot van de intensieve veehouderij. Ammoniak (NH3) komt op lage hoogtes vrij en deponeert relatief snel. Deze combinatie zorgt ervoor dat er meer ammoniak dichtbij de bron neerkomt dan bijvoorbeeld stikstofoxiden. Dit betekent overigens niet dat ammoniak voornamelijk lokaal deponeert, in tegendeel, het merendeel van het ammoniak deponeert over een groter oppervlak tientallen tot enkele honderden kilometers van de bron. Daarbij is vooral de ruwheid van het terrein belangrijk. Een hogere ruwheid (b.v. een bos of een stad) vangt meer ammoniak (en ook stikstofoxiden) af dan een glad terrein.
 

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Depositie van zuur in Nederland
Omschrijving
Depositie van zuur in Nederland op basis van modelberekeningen en uitgesplitst naar bijdragen van geoxideerd zwavel (SOx), gereduceerd stikstof (NHx), geoxideerd stikstof (NOy) en overig zuur.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Voor de periodes 1990 - 2004 (OPSv433) en 2005 - 2020 (OPSv501) zijn herberekeningen uitgevoerd met een vaste modelversie en een consistente emissiereeks. Voor beide periodes is een kalibratie aan de hand van metingen uitgevoerd. Voor de reeks 2005-2020 worden naast LML metingen ook MAN-metingen gebruikt. Door het grote aantal metingen is vanaf 2005 een ruimtelijke kalibratie van de droge NHx depositie toegepast.
Basistabel
Gegevens Luchtkwaliteit portaal (GELUK) van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM
Geografische verdeling
De kaart en de trend zijn gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
Andere variabelen
Stikstofdepositie
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2022. (RIVM, 2022; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1] In de totale depositie wordt ook een hoeveelheid 'overig zuur' meegenomen. Dit is geen resultaat van de modelberekeningen (en daarom niet meegenomen in deze indicator), maar bestaat uit een jaarlijks wisselende bijtelling op basis van meetgegevens. De depositie uit deze categorie komt deels uit Nederland en deels uit het buitenland. 2] Het verzurend vermogen van een stof wordt uitgedrukt in zuur-equivalenten per hectare (z-eq/ha). Een zuur-equivalent is een maat voor de hoeveelheid zuur (H+ in mol/ha) die kan ontstaan in bodem of water. Hierbij geldt: 1 mol zwaveldioxide kan 2 mol zuur vormen, 1 mol stikstofoxiden kan 1 mol zuur vormen en 1 mol ammoniak kan 1 mol zuur vormen. 3] Soms ontstaat verwarring over de verzurende werking van ammoniak. In de atmosfeer neutraliseert ammoniak zuren. Komt ammoniak (of het omzettingsproduct ammonium) echter in de bodem dan kan het door bacteriën omgezet worden in nitraat. Hierbij komt H+ vrij. Er is dan alsnog een verzurend effect.4] Om het oppervlak waar uitstoot plaatsvindt gelijk met het ontvangende oppervlak (Nederlands grondgebied) te houden, zijn bij de berekeningen van de import/export-verhouding zeescheepvaart emissies toegekend aan het buitenland.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1990-2020: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2023). Verzurende depositie, 1990-2020 (indicator 0184, versie 19, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.