Verzurende depositie, 1990-2017

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De verzurende depositie bedroeg in 2017, gemiddeld over Nederland ruim 2.200 mol potentieel zuur per ha. De depositie is sinds 1990 met 49% afgenomen. Dat is vooral te danken aan vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide.

Landelijk beeld 2017

Regionaal komen grote verschillen voor in de verzurende depositie (hier wordt de potentieel verzurende depositie bedoeld; zie de opmerking bij de technische toelichting). In de Gelderse Vallei en de Peel komen depositiepieken voor van meer dan 4.500 mol per hectare. Dat komt door hoge lokale ammoniakuitstoot (NH3) van intensieve veehouderij. Ammoniak (NH3) komt op lage hoogtes vrij en deponeert snel. Deze combinatie zorgt ervoor dat relatief veel NH3 dicht bij de bron neerkomt. De hoge emissie van stikstofoxiden (NOx) in en nabij grote steden is de oorzaak van de hogere depositie in die gebieden.

Trend

De landelijk gemiddelde depositie van verzurende stoffen is sinds 1990 gehalveerd. In 1990 bedroeg de depositie van verzurende stoffen, gemiddeld over Nederland, nog ruim 4.400 mol per hectare. Dit is in 2017 gedaald tot ruim 2.200 mol per hectare.

De depositie van verzurende stoffen is vooral afgenomen door de sterke afname van de uitstoot van zwaveldioxiden. De emissies van stikstofoxiden en ammoniak zijn ook gedaald, maar minder sterk. Het relatieve belang van de stikstofverbindingen (afkomstig van de emissies van ammoniak en stikstofoxiden) in de zuurdepositie, is door deze ontwikkelingen toegenomen van ca. 60% in 1990 naar bijna 75% in 2017. De Nederlandse landbouw draagt voor ongeveer 30% bij aan de verzurende depositie. Zie ook Herkomst verzurende depositie, 2022.

Belangrijke oorzaken van de daling van de depositie zijn:

   
  • Een sterke afname van de zwaveldioxide-emissie in binnen- en buitenland. Bewerkstelligd door de overschakeling van kolen of olie op gas door raffinaderijen en energiecentrales en door maatregelen als rookgasontzwaveling. De reductie van de SO2-emissie in Nederland sinds 1990 bedraagt 86%.
  • De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1990 met 61%. Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer (o.a. invoering katalysator), bij de industrie en in de energiesector;
  • De emissie van ammoniak in Nederland is sinds 1990 met 62% gedaald. Deze emissiedaling is het gevolg van maatregelen zoals verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo's en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.


Variaties in meteorologische omstandigheden kunnen, bij gelijke emissies, overigens tot jaarlijkse fluctuaties in de depositie van de orde van grootte van 10% leiden. Voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van de emissies van verzurende stoffen in Nederland zie Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021.

Voor informatie over het beleid op het terrein van verzurende stoffen zie Vermesting en verzuring: beleid.

Voor informatie over de effecten van verzurende stoffen zie Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten.

   

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Verzurende depositie
Omschrijving
Verzurende depositie in Nederland per 1 x 1 km.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Zie rapportage over de uitkomsten van de GCN-berekeningen. De trendreeks wordt jaarlijks uitgebreid met een extra punt (jaar) welke bepaald wordt in het kader van de actualisatie van de grootschalige concentratie- en depositiekaarten. Kalibratie aan de hand van metingen voorkomt inconsistenties in de trendreeks. Voor de periodes 1990 - 2004 (OPSv433) en 2005 - 2017 (OPSv452) zijn herberekeningen uitgevoerd met vaste modelversie en een consistente emissieset.
Basistabel
Gegevens Luchtkwaliteit portaal (GELUK) van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM
Geografische verdeling
De kaart en de trend zijn gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
Andere variabelen
Stikstofdepositie
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2018. (Velders et al., 2018; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1] We drukken de mate van verzuring in Nederland uit in zogenoemd potentieel zuur. Potentieel zuur definiëren we als de maximale verzuring, die zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak, en hun omzettingsproducten in bodem en water teweeg kunnen brengen. De daadwerkelijke verzuring in bodem en water kan minder zijn o.a. doordat ook basische stoffen deponeren.2] Het verzurend vermogen van een stof wordt uitgedrukt in zuur-equivalenten per hectare (z-eq/ha). Een zuur-equivalent is een maat voor de hoeveelheid zuur (H+ in mol/ha) die kan ontstaan in bodem of water. Hierbij geldt: 1 mol zwaveldioxide kan 2 mol zuur vormen, 1 mol stikstofoxiden kan 1 mol zuur vormen en 1 mol ammoniak kan 1 mol zuur vormen. 3] Soms ontstaat verwarring over de verzurende werking van ammoniak. In de atmosfeer neutraliseert ammoniak zuren. Komt ammoniak (of het omzettingsproduct ammonium) echter in de bodem dan kan het door bacteriën omgezet worden in nitraat. Hierbij komt H+ vrij. Er is dan alsnog een verzurend effect.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1990-2017: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2019). Verzurende depositie, 1990-2017 (indicator 0184, versie 18, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.