Verzurende depositie, 1981-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De verzurende depositie bedroeg in 2013, gemiddeld over Nederland zo'n 2300 mol potentieel zuur per ha. De depositie is sinds 1981 met 59% afgenomen. Dat was vooral te danken aan vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide.

Landelijk beeld 2013

Regionaal komen grote verschillen voor in de depositie van verzurende stoffen. In de Peel en de Gelderse Vallei kunnen deposities van maximaal 7.000 mol respectievelijk 5.800 mol per hectare voorkomen. Deze hoge depositie komt vooral door de hoge ammoniakuitstoot (NH3) van intensieve veehouderij ter plaatse. De hoge emissies van zwaveldioxide (SO2) en van stikstofoxiden (NOx) in het Rijnmondgebied zijn de oorzaak van de hogere depositie in dat gebied. Verder vertonen de depositiekaarten duidelijke verhogingen in het stedelijk gebied als gevolg van de lokale verkeersemissies van stikstofoxiden (NOx).

Trend

De landelijk gemiddelde depositie van verzurende stoffen is sinds 1981 meer dan gehalveerd. In het begin van de jaren tachtig bedroeg de zure depositie, gemiddeld over Nederland, nog 5.600 mol per hectare, in 2000 was dit al gedaald naar 3.300 en in 2013 nog verder naar 2.300 mol per hectare.

De depositie van verzurende stoffen is de afgelopen dertig jaar vooral afgenomen door de sterke reductie van de uitstoot van zwaveldioxide. De emissies van stikstofoxiden en ammoniak zijn minder sterk gedaald. Het relatieve belang van de stikstofverbindingen (afkomstig van de emissies van ammoniak en stikstofoxiden) in de zuurdepositie, is door deze ontwikkelingen toegenomen van 52% in 1981 naar 72% in 2013. De Nederlandse landbouw draagt inmiddels 31% bij aan de verzurende depositie. Zie ook Herkomst verzurende depositie, 2022.

Belangrijke oorzaken van de daling van de depositie op langere termijn zijn:

   
  • Een sterke reductie van de zwaveldioxide-emissie in binnen- en buitenland. Een sterke afname van zwaveldioxide-emissies komt door de overschakeling van kolen of olie op gas door raffinaderijen en energiecentrales. Maatregelen als rookgasontzwaveling hebben ook geleid tot daling van de zwaveldioxide-emissies. De reductie van de zwaveldioxide-emissie in Nederland sinds 1990 bedraagt 82%;
  • De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1990 met 57%; Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer, zoals de invoering van de katalysator, bij de industrie en in de energiesector.
  • De emissie van ammoniak door agrarische bronnen in Nederland is sinds 1990 met 66% gedaald; De laatste tien jaar is in Nederland de emissie met maatregelen geprobeerd te beperken. Tot deze maatregelen behoren verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo's en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.


Variaties in meteorologische omstandigheden kunnen, bij gelijke emissies, overigens tot jaarlijkse fluctuaties in de depositie van de orde van grootte van 10% leiden. Voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van de emissies van verzurende stoffen in Nederland zie Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2022.

Voor informatie over het beleid op het terrein van verzurende stoffen zie de indicator Vermesting en verzuring: beleid.

Voor informatie over de effecten van verzurende stoffen zie de indicator Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten.

   

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Verzurende depositie
Omschrijving
Verzurende depositie in Nederland per 1 x 1 km.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Zie rapportage over de uitkomsten van de GCN-berekeningen
Basistabel
Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM
Geografische verdeling
De kaart en de trend zijn gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
Andere variabelen
Stikstofdepositie
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2014. (Velders et al., 2014; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1] Begin 2010 is op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten een herziene methodiek ingevoerd voor het berekenen van de depositie van gereduceerd stikstof (NHx). Daarnaast is een wijziging in het bijtellingssysteem doorgevoerd. De nu gepresenteerde cijfers wijken daarom af van wat eerder door het Planbureau voor de Leefomgeving is gepubliceerd. De zure depositie komt op jaarbasis volgens de nieuwe inzichten gemiddeld 220 mol per hectare lager uit. De depositie is, afhankelijk van het jaar, 0 tot 9 (gemiddeld 5) procent minder dan voorheen is berekend. 2] De mate van verzuring wordt in Nederland uitgedrukt in zogeheten potentieel zuur. Potentieel zuur is gedefinieerd als de maximale verzuring, die zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak en hun omzettingsproducten in bodem en water teweeg kunnen brengen. De daadwerkelijke verzuring in bodem en water kan lager zijn. Deze hangt af van een aantal processen en van de opname van de stoffen door planten. 3] Het vermogen van een stof om verzurend te werken, wordt meestal uitgedrukt in zuurequivalenten per hectare (z-eq/ha). Een zuurequivalent is een maat voor de hoeveelheid zuur (H+ in mol/ha) die kan ontstaan in bodem of water. Hierbij geldt: 1 mol zwaveldioxide levert 2 mol zuur, 1 mol stikstofoxiden levert 1 mol zuur en 1 mol ammoniak levert 1 mol zuur. 4] Er is soms verwarring over de verzurende werking van ammoniak. In de atmosfeer werkt ammoniak zuurneutraliserend. Komt ammoniak (of het omzettingsproduct ammonium) echter in de bodem dan kan het omgezet worden in salpeterzuur. Er is dan alsnog een verzurend effect.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1990-2013: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2015). Verzurende depositie, 1981-2013 (indicator 0184, versie 14, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.