Waterverbruik door elektriciteitscentrales, 1976-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het verbruik van koelwater bij de centrale opwekking van elektriciteit fluctueert enigszins in de tijd. Een aanzienlijk deel van het koelwater komt uit zoute wateren.

 TotaalGrondwaterOppervlaktewaterLeidingwater
  totaalw.o. voor koelingtotaalw.o. voor koelingw.o. zout watertotaalw.o. voor koeling
         
 miljoen m3       
         
19768 590428 5848 530.20
198110 0972110 09310 0774 08020
19869 203109 2009 1902 64520
19918 392208 3878 3833 24340
19968 051108 0468 0223 78430
200110 5861010 58310 5814 37820
         
20039 1750,609 1709 1702 9014,70
200410 2020,6010 19910 1993 8132,20
20059 7940,809 7919 7913 1242,10
20069 2750,809 2729 2723 8752,20
20079 3921,609 3889 3883 3212,70
         
Bron: CBS.CBS/CLO/dec09/0021

Koelwaterverbruik

Het verbruik van koelwater door elektriciteitscentrales ligt in 2007 op ongeveer hetzelfde niveau als dertig jaar geleden. Het koelwaterverbruik fluctueert van jaar tot jaar.
De elektriciteitscentrales spelen geen rol bij het milieuthema Verdroging. Het grootste deel van het verbruikte koelwater is oppervlaktewater. Daarbij komt nog dat circa 35 procent van het koelwater uit zoute wateren wordt onttrokken en dat vrijwel al het ingenomen koelwater ook weer wordt geloosd.

Effecten koelwater op het watermilieu

In warme perioden kan de lozing van koelwater leiden tot een te hoge temperatuur van het ontvangende oppervlaktewater. Hierdoor wordt de zuurstofconcentratie in het water lager, hetgeen negatieve effecten kan hebben voor onder andere de visstand.
Ook de lozing van zogenaamde koelwateradditieven met koelwater heeft negatieve effecten op het aquatische milieu. Bij koelwateradditieven gaat het om biociden (bijvoorbeeld tegen mosselaangroei), anticorrosie middelen en middelen om afzettingen in koelwatersystemen te voorkomen.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over het verbruik van water zijn te vinden op StatLine (CBS).

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Waterverbruik door elektriciteitscentrales
Omschrijving
De ontwikkeling van het verbruik van oppervlaktewater, grondwater en leidingwater als koelwater / overig water bij de centrale opwekking van elektriciteit. Binnen het totale verbruik van oppervlaktewater wordt het verbruik van zout water onderscheiden.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Berekeningswijze
De gegevens voor de periode tot en met 2001 zijn berekend op basis van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales, die om de vijf jaar werd gehouden. Een meer uitgebreidere toelichting geeft de tabeltoelichting bij de StatLine-tabel Watervoorziening industrie (div bedrijfsgr.), delfstoffenwinning en elek.centr. (CBS, 2003).
De gegevens voor de periode vanaf 2003 zijn tot stand gekomen door optelling van de individuele waterverbruikscijfers van de elektriciteitscentrales in de elektronische Milieujaarverslagen. Een uitgebreidere toelichting geeft de publicatie Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009).
Basistabel
Cijfers tot en met 2001: StatLine: Watervoorziening industrie (div bedrijfsgr.), delfstoffenwinning en elek.centr. (CBS, 2003).
Cijfers vanaf 2003: Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009).
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Voor cijfers tot en met 2001: Leidingwater, water van andere bedrijven; bij onttrekkingen wordt onderscheid gemaakt tussen brak/zout en zoet water.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009).
Betrouwbaarheidscodering
B (schatting op basis van een groot aantal zeer accurate metingen waarbij de representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is)

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2009). Waterverbruik door elektriciteitscentrales, 1976-2007 (indicator 0021, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.