Koelwatergebruik en warmtelozing door elektriciteitscentrales, 1981-2018
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het gebruik van koelwater bij de centrale opwekking van elektriciteit fluctueert in de tijd. Sinds 2012 neemt het gebruik van zout koelwater toe. Dit komt vooral door extra elektriciteitsproductie in nieuwe centrales aan kustlocaties en de groei bij de recent opgestarte elektriciteitscentrales. De totale warmtelozing door elektriciteitscentrales is sinds 2013 gestegen door een hogere elektriciteitsproductie maar daalt na 2016 weer door een lagere productie.
Koelwatergebruik fluctueert
Bij de elektriciteitsproductie gebruiken centrales grote hoeveelheden oppervlaktewater voor koeling. Vrijwel al het ingenomen koelwater is oppervlaktewater dat wordt toegepast in een doorstroom koelvoorziening. Het opgewarmde water wordt daarna geloosd op het oppervlaktewater in de binnenwateren of op open water van de Noordzee, Waddenzee of Westerschelde.
Het koelwatergebruik fluctueert van jaar tot jaar. Dit hangt zowel samen met de elektriciteitsproductie in Nederland, als ook met de lokale watertemperatuur van het oppervlaktewater. Is deze hoger, dan is meer water nodig voor koeling omdat de temperatuur van het te lozen water niet te veel mag oplopen. Dit resulteert dan in een hoger gemiddeld koelwaterverbruik.
Zoet of zout koelwater?
De locatie van de elektriciteitscentrales speelt een belangrijke rol voor de hoeveelheid verbruikt koelwater. Nieuwe centrales zijn gebouwd op kustlocaties, waardoor het aandeel zout water in het totale gebruikte koelwater in 2018 is gestegen tot 62 procent. Rond 2005 was dat nog circa een derde. Dit maakt de Nederlandse elektriciteitsproductie minder afhankelijk van de beschikbaarheid van zoet koelwater dat wordt aangevoerd via de rivieren. Er is sinds 2012 duidelijk sprake van een vervanging van zoet door zout koelwater.
Ontwikkelingen koelwatergebruik
In 2010 en 2011 zijn twee nieuwe centrales aan de kust geopend waardoor het gemiddeld koelwatergebruik in 2011 iets steeg. Door de lagere elektriciteitsproductie namen in 2012 zowel het totale als het gemiddelde koelwaterverbruik weer af. Het gebruik van koelwater door elektriciteitscentrales bereikte in 2015 een piek die het vorige piekjaar 2011 overtrof. De laatste 3 jaar is het koelwatergebruik weer lager, en daarbij was het aandeel zout koelwater stabiel hoog.
Warmtelozing
De laatste 2 jaar is de via koelwater afgevoerde warmte weer gedaald. Daarbij is de afgevoerde warmte lager dan 25 jaar geleden vanwege een efficiënter brandstofverbruik bij moderne centrales en vanwege het feit dat de centrales ook steeds meer warmte leveren aan derden via warm water (bijvoorbeeld stadsverwarming) of stoom (bijvoorbeeld aan industriële bedrijven). Daardoor hoeft minder warmte te worden afgevoerd via het koelwater.
Effecten koelwater op het watermilieu
Koelwaterlozingen kunnen een negatieve invloed hebben op het ontvangende oppervlaktewater. In warme perioden kan de lozing van koelwater leiden tot een te hoge temperatuur van het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de zuurstofconcentratie in het water lager, wat negatieve effecten kan hebben voor de aquatische ecologie (bijvoorbeeld vissterfte). Verder leidt opwarming tot excessieve algengroei, de groei van blauwalgen en het optreden van botulisme. In warme en droge perioden kunnen situaties ontstaan waarbij de elektriciteitsproductie niet meer ongestoord kan plaatsvinden zonder overschrijding van koelwaternormen.
Ook de lozing van koelwateradditieven met het koelwater heeft negatieve effecten op het watermilieu. Bij koelwateradditieven gaat het om biociden (bijvoorbeeld tegen mosselaangroei), anticorrosie middelen en middelen om afzettingen in koelwatersystemen te voorkomen.
De elektriciteitscentrales die zout water gebruiken voor koeling zijn minder gevoelig voor dit soort effecten.
Bronnen
- CBS (1998). StatLine: Waterverbruik, nijverheid bedrijfstak (SBI'74), 1981 -1991. CBS, Voorburg / Heerlen.
- CBS (2003). StatLine: Waterverbruik nijverheid, bedrijfstak (SBI'93), 1996 en 2001. CBS, Voorburg / Heerlen.
- CBS (2016). Waterstromen in de Nederlandse economie, 2008, 2010, 2012. Korte resultatenbeschrijving en samenvattende tabellen set. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2017). Fysieke waterrekeningen voor Nederland, 2014. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2020a). Statline: Elektriciteit; productie en productiemiddelen. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2020b). Statline: Watergebruik bedrijven en particuliere huishoudens; nationale rekeningen. CBS, Den Haag / Heerlen.
- Resultaten Elektronisch Milieujaarverslag 2003 tot en met 2018. www.e-mjv.nl.
Relevante informatie
- Meer gegevens over het gebruik van (koel)water zijn te vinden in de CBS databank StatLine. Zie onder andere de tabel Watergebruik bedrijven en particuliere huishoudens; nationale rekeningen (CBS, 2019b). Cijfers tot en met 2001 staan in de Statline-tabellen Waterverbruik, nijverheid bedrijfstak (SBI'74), 1981-1991 (CBS, 1998) en Waterverbruik nijverheid, bedrijfstak (SBI'93), 1996 en 2001 (CBS, 2003).
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Koelwaterverbruik en warmtelozing door elektriciteitscentrales.
- Omschrijving
- De ontwikkeling van het gebruik van oppervlaktewater, grondwater en leidingwater als koelwater / overig water door elektriciteitscentrales. Binnen het gebruik van oppervlaktewater wordt een onderscheid gemaakt in zoet en zout oppervlaktewater. Lozing van warmte via het koelwater op het oppervlaktewater.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
- Berekeningswijze
- De gegevens voor de periode tot en met 2001 zijn berekend op basis van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales, die om de vijf jaar werd gehouden. Een meer uitgebreidere toelichting geeft de tabeltoelichting bij StatLine: Waterverbruik nijverheid, bedrijfstak (SBI'93), 1996 en 2001 (CBS, 2003).
De gegevens voor de periode vanaf 2003 zijn tot stand gekomen door optelling van de individuele watergebruikcijfers van de elektriciteitscentrales in de elektronische Milieujaarverslagen. Een uitgebreidere toelichting geven de publicaties Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009), Environmental Accounts of the Netherlands, 2013 (CBS, 2014), Waterstromen in de Nederlandse economie, 2008, 2010, 2012. Korte resultatenbeschrijving en samenvattende tabellen set. (CBS, 2016) en Fysieke waterrekeningen voor Nederland, 2014 (CBS, 2017).
De gegevens over de inzet van brandstoffen en de totale elektriciteitsproductie zijn afkomstig van de Energiestatistieken. Zie o.a. Statline: Elektriciteit; productie en productiemiddelen (CBS, 2020a). - Basistabel
- Cijfers tot en met 2001: StatLine: Waterverbruik, nijverheid bedrijfstak (SBI'74), 1981 -1991 (CBS, 1998) StatLine: Waterverbruik nijverheid, bedrijfstak (SBI'93), 1996 en 2001 (CBS, 2003)
Waterstromen in de Nederlandse economie, 2008, 2010, 2012. Samenvattende tabellen set. (CBS, 2016).
Cijfers 2003-2018:
Statline: Watergebruik bedrijven en particuliere huishoudens; nationale rekeningen (CBS,2020b). - Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Voor cijfers tot en met 2001: Leidingwater, water van andere bedrijven; bij onttrekkingen wordt onderscheid gemaakt tussen brak/zout en zoet water.
- Verschijningsfrequentie
- Tot en met 2001 elke vijf jaar. Vanaf 2003 jaarlijks.
- Achtergrondliteratuur
- Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009);
Environmental Accounts of the Netherlands, 2013 (CBS, 2014);
Waterstromen in de Nederlandse economie, 2008, 2010, 2012. Korte resultatenbeschrijving (CBS, 2016);
Fysieke waterrekeningen voor Nederland (CBS, 2017). - Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2020). Koelwatergebruik en warmtelozing door elektriciteitscentrales, 1981-2018 (indicator 0021, versie 16, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.