Aanbod en verbruik van elektriciteit, 1995-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2016 bedroeg het totale aanbod van elektriciteit 120 miljard kWh. Dit is 1 procent meer dan in 2015. De binnenlandse elektriciteitsproductie nam met bijna 5 procent toe, terwijl de invoer van elektriciteit juist sterk afnam.

Aanbod van elektriciteit

Het aanbod van elektriciteit wordt berekend als de som van de binnenlandse productie en het invoersaldo. In 2016 ontwikkelde het aanbod van elektriciteit zich op een vergelijkbare wijze als in 2015. De productie groeide bij een dalende invoer. Er werd dus relatief meer in Nederland geproduceerde elektriciteit verbruikt, ten koste van in het buitenland geproduceerde elektriciteit. De binnenlandse productie van elektriciteit steeg in 2015 met 6 procent en in 2016 nog eens met 5 procent. Deze groei komt vooral uit de centrale productie. Deze kwam in 2016 op het hoogste niveau ooit. Het invoersaldo (invoer minus uitvoer) daalde met ruim 40 procent in zowel 2015 als 2016.
Ontwikkelingen in het aanbod zijn afhankelijk van de vraag naar elektriciteit, alsmede van prijzen van elektriciteit in binnen- en buitenland en de prijzen van de brandstoffen die worden ingezet voor elektriciteitsproductie. Ook het aanbod van hernieuwbare elektriciteit speelt een rol.

Verbruik van elektriciteit

In 2016 steeg het totale elektriciteitsverbruik met 2 procent ten opzichte van 2015. Vooral de sectoren nijverheid en dienstverlening en landbouw en visserij droegen bij aan deze stijging. In 2015 was een vergelijkbare ontwikkeling te zien, al was de groei toen kleiner.

Hernieuwbare elektriciteit

In 2016 kwam 12,5 procent van de verbruikte hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, waarvan ruim de helft uit windenergie.

Toelichting elektriciteit- en warmteproductie

Elektriciteit wordt in Nederland voor een groot deel opgewekt in elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt elektriciteit ook decentraal geproduceerd door de industrie, energiebedrijven, glastuinbouw en gezondheidszorg in onder andere warmtekrachtinstallaties (WKK). Met name bij de industrie is de eigen energievoorziening veelal in een afzonderlijk bedrijf ondergebracht. Zo'n bedrijf is veelal een joint-venture van een energiebedrijf en een onderneming.

Toelichting centrale en decentrale elektriciteitsproductie

Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg, en afvalverbranding.
Thermische centrales wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het aanbod en verbruik van elektriciteit is te vinden in de databank StatLine van het CBS en in de publicatie Elektriciteit in Nederland (CBS, 2015b).

Technische toelichting

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
28
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
17
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CLO (2017). Aanbod en verbruik van elektriciteit, 1995-2016 (indicator 0020, versie 22, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.