Aanbod en verbruik van elektriciteit, 1995-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2013 is het elektriciteitsverbruik 0,4 procent lager dan in 2012. De binnenlandse elektriciteitsproductie nam met 2 procent af, terwijl de invoer van elektriciteit juist toenam.

Aanbod van elektriciteit

Het aanbod van elektriciteit wordt berekend als de som van de (centrale plus decentrale) productie en het invoersaldo. Ontwikkelingen bij deze vormen van aanbod zijn afhankelijk van de vraag naar elektriciteit, alsmede van prijzen van elektriciteit in binnen- en buitenland en de prijzen van de brandstoffen die worden ingezet voor elektriciteitsproductie. Ook het aanbod van hernieuwbare elektriciteit kan een rol spelen.
Sinds 2010 is er sprake van een verschuiving van de productie van elektriciteit in Nederland zelf naar invoer vanuit het buitenland. De binnenlandse productie van elektriciteit daalde in 2011 met 4 procent, in 2012 met 9 procent en in 2013 met 2 procent. Het invoersaldo daarentegen verdrievoudigde in 2011 en steeg in 2012 met bijna 90 procent. In 2013 was er een groei met nog eens 7 procent. Vooral de invoer van elektriciteit vanuit Duitsland en Noorwegen groeide fors. De verschuiving heeft vooral te maken met de verslechterde internationale concurrentiepositie van de Nederlandse gasgestookte elektriciteitsproductieinstallaties en een groeiend aanbod van hernieuwbare elektriciteit uit Duitsland en Noorwegen (zie voor meer informatie hierover: CBS, 2013, 2014a).

Verbruik van elektriciteit

Met een daling van 0,4 procent was het totale elektriciteitsverbruik in 2013 nagenoeg constant ten opzichte van 2012. In de energiesector, vervoer en dienstverlening en landbouw en visserij daalde het elektriciteitsverbruik iets, terwijl het verbruik bij de huishoudens en de industrie juist iets toenam.

Toelichting elektriciteit- en warmteproductie

Elektriciteit wordt in Nederland voor een groot deel opgewekt in elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt elektriciteit ook decentraal geproduceerd door de industrie, energiebedrijven, glastuinbouw en gezondheidszorg in onder andere warmtekrachtinstallaties (WKK). Met name bij de industrie is de eigen energievoorziening veelal in een afzonderlijk bedrijf ondergebracht. Zo'n bedrijf is veelal een joint-venture van een energiebedrijf en een onderneming.

Toelichting centrale en decentrale elektriciteitsproductie

Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg, en afvalverbranding.
Thermische centrales wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.
Meer informatie over elektriciteit in Nederland kunt u vinden in de publicatie Elektriciteit in Nederland (CBS, 2015a).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aanbod en verbruik van elektriciteit
Omschrijving
Ontwikkeling van het aanbod van elektriciteit via centrale en decentrale productie en netto invoer. Ontwikkeling van het verbruik van elektriciteit per sector. De gegevens tot en met 2013 zijn definitief.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand- en kwartaalenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. Een korte beschrijving van de onderzoeksmethode vindt u in Nederlandse energiehuishouding (NEH).
Basistabel
De gegevens over het aanbod van elektriciteit komen uit de StatLine-tabel Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS, 2015). Het invoersaldo is de invoer minus de uitvoer.
De gegevens over het verbruik van elektriciteit komen uit de StatLine-tabel Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik (CBS, 2014). Het verbruik van elektriciteit is de som van de posten 'Totaal finaal verbruik' en 'Totale inzet energieomzetting'.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Er zijn gegevens voor de diverse energiebalansposten (zoals: winning, energie-aanvoer, energie-aflevering, energieverbruik, totale productie, omzettingssaldo, invoer, uitvoer) per bedrijfstak.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Nederlandse energiehuishouding (NEH)
Opmerking
Er kunnen kleine verschillen voorkomen tussen het totale aanbod en het totale verbruik van elektriciteit. Dit zijn statistische verschillen welke veroorzaakt worden doordat de cijfers afkomstig zijn uit verschillende berekeningswijzen.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
28
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
17
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Aanbod en verbruik van elektriciteit, 1995-2013 (indicator 0020, versie 20,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.