Landvoetafdruk, 1990-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De landvoetafdruk is ongeveer drie keer het landoppervlak van Nederland. Ruim 80 procent van de landvoetafdruk ligt in het buitenland. In de jaren negentig nam de landvoetafdruk toe, maar door minder landgebruik voor hout daalt deze sinds 2000.
Meer dan driekwart van de Nederlandse landvoetafdruk ligt in het buitenland
De landvoetafdruk is de hoeveelheid land die wereldwijd nodig is om te voorzien in de Nederlandse consumptie van burgers en overheid. Deze landvoetafdruk komt in 2010 overeen met ongeveer drie keer het landoppervlak van Nederland. Ruim 80 procent van de landvoetafdruk ligt in het buitenland. De landvoetafdruk is vooral gelegen in West-Europa, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië.(tabblad Kaart).
Biobrandstoffen is een nieuwe gebruiker van land in de landvoetafdruk
Het meeste land is nodig voor het verbouwen van voedsel (41 %) (tabblad Trend) en papier en hout (37 %). Het landgebruik van agrobiomassa (landbouwgewassen) voor energieopwekking is nu nog beperkt van omvang (2 duizend km2). Dit zal echter stijgen als het aandeel agrobiomassa toeneemt in de ambities en doelen voor een duurzame energievoorziening (zoals een toenemend aandeel biobrandstoffen in benzine).
Het landgebruik voor de voedselconsumptie in 2010 komt overeen met twee en een half keer het landbouwareaal van Nederland. Dit is op hetzelfde niveau als in 1990. Hieronder liggen twee trends die uiteindelijk zorgen voor een min of meer constante voetafdruk. Enerzijds neemt de consumptie toe en anderzijds worden in de landbouw hogere opbrengsten gerealiseerd waardoor minder land nodig is voor de voedselproductie.
Het totale landgebruik van Nederlanders is tot 2000 toegenomen en daarna gedaald. De daling komt vooral door de ontwikkelingen in de houtproductie en - gebruik (inclusief papier). Veel hout wordt gebruikt in de burgerlijke en utiliteitsbouw (cira 41%) (Probos). In 2010 is minder hout gebruikt en meer kringlooppapier (CEP/stats). Ook is minder land nodig doordat er meer hout afkomstig is van hoogproductieve plantages. Daarnaast is er een verschuiving van geïmporteerd hout (halffabricaten) naar eindproducten die niet in de houtverbruikstatistieken zijn opgenomen (zoals meubels en verpakkingen).
De consumptie van vlees en zuivel heeft een belangrijk aandeel in de landvoetafdruk
Per inwoner van Nederland ligt in 2010 het landgebruik voor de Nederlandse consumptie van voedsel rond de 0,25 hectare (tabblad Landgebruik voedsel). De belangrijkste voedselproducten hierin zijn rundvlees, zuivel en varkensvlees. De hoeveelheid landbouwgrond die de gemiddelde Nederlandse consument nodig heeft wordt hiermee sterk bepaald door het consumptieniveau van vlees en zuivel. Dit betekent namelijk dat er veel landbouwgrond nodig is voor de verbouw van veevoer (zowel grasland als granen). Voor de Nederlandse consumptie is dit veevoer doorgaans afkomstig van landbouwgrond met hoge productieniveaus per hectare, die mogelijk zijn door zowel natuurlijke voordelen (zoals neerslag) als toepassing van relatief intensieve en hoogwaardige landbouwmethoden.
Landgebruik per Nederlander en wereldburger
De landvoetafdruk per Nederlander is in de periode 1995-2010 met 12 procent afgenomen (tabblad Per persoon). Het landgebruik door Nederlandse consumptie bedraagt momenteel circa 0,6 hectare per persoon. Dit ligt in de buurt van het mondiale gemiddelde, ondanks het Westerse consumptiepatroon. Het consumptiepatroon bevat bijvoorbeeld relatief veel vlees en zuivel, wat meer land vraagt dan plantaardige producten. Voor de productie wordt echter gebruik gemaakt van gronden met een hoge productiviteit, zowel in Nederland als in het buitenland. Andere landen hebben niet altijd die mogelijkheid. Daarnaast is de inzet van biomassa voor energie nog gering.
Mondiaal grote verschillen in landvoetafdruk per persoon
Per wereldburger wordt ruim 0,6 hectare land gebruikt, maar hierin zitten grote verschillen (tabblad Landgebruik wereldburgers). Voor alle 6,7 miljard wereldburgers werd in 2007 ongeveer 42 miljoen km2 land gebruikt voor land- en bosbouw (dit is exclusief de extensieve graslanden en gebouwde omgeving). Maximaal kan 70 miljoen km2 gebruikt worden voor intensieve landbouw (PBL, 2008). Gebieden die nog omgezet kunnen worden in landbouw liggen grotendeels in tropische gebieden: het tropisch regenwoud en tropisch grasland. Daarnaast kan nog 20 miljoen km2 worden gebruikt voor bosbouw omdat dit minder intensief gebruik vereist. Theoretisch kan dus in totaal 90 miljoen km2 worden gebruikt, maar dan zijn wel alle natuurlijke graslanden en bossen omgezet in landbouwgronden en plantages.
Handelingsopties voor het verkleinen van de voetafdruk zijn te vinden in de gehele handelsketen
Bij het verkleinen van de voetafdruk gaat het zowel om het beperken van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen tot een duurzaam (hernieuwbaar) niveau ('minder groot'), als om het verminderen van de ecologische effecten die met de productie en de verwerking van goederen samenhangen ('minder diep'). Mogelijkheden om de Nederlandse landvoetafdruk te verkleinen liggen bij verschillende actoren in de hele handelsketen: bij de primaire producenten, bij de tussenhandelaren en verwerkende industrie, en bij de uiteindelijke consumenten (van Oorschot et al., 2012). We onderscheiden drie categorieën van opties voor verschillende actoren om bij te dragen aan een kleinere voetafdruk. Deze zijn:
verkleinen van de lokale milieueffecten bij productie;
efficiënter produceren, waarbij minder land nodig is of andere grondstoffen worden gebruikt;
veranderingen in het consumptiepatroon.
Zo kan het landgebruik kleiner worden door de landbouwproductie te verhogen met behulp van meststoffen. Als landbouw al met intensieve methoden plaats vindt, kunnen de lokale milieueffecten verkleind worden door bijvoorbeeld het inzetten van natuurlijke bestrijding met insecten in plaats van met pesticiden. Bij irrigatie kan zuiniger met water worden omgegaan door zogenoemde druppelirrigatie toe te passen. Een voorbeeld van een verandering in het consumptiepatroon, waardoor die minder belastend wordt voor het milieu, is het minder eten van dierlijke eiwitten.
Effecten landgebruik op biodiversiteit
Een belangrijk gevolg van landgebruik buiten Nederland voor de Nederlandse consumptie is het verlies aan biodiversiteit. Voor meer informatie zie:
Bronnen
- Probos (2015), Oldenburger, J., C. de Groot. 2015. Afzetmarkten van gezaagd hout en plaatmateriaal op de Nederlandse markt in 2013, Stichting Probos, Wageningen.
- PBL (2008). The Netherlands in a Sustainable World: Poverty, Climate and Biodiversity; Second Sustainability Outlook. PBL Netherlands Environmental Assessment Agency, Bilthoven.
- Rood G.A., H.C. Wilting, D. Nagelhout, B.J.E. ten Brink, R.J. Leewis en D.S. Nijdam (2004). Spoorzoeken naar de invloed van Nederlanders op de mondiale biodiversiteit: Model voor een ecologische voetafdruk. RIVM Rapport 500013005. RIVM, Bilthoven.
- van Oorschot, M., Rood, T., Vixseboxse, E., Wilting, H., van der Esch, S. (2012). De voetafdruk van Nederland: hoe groot en hoe diep? Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
- Wackernagel, M., Rees, W.E., 1996. Our Ecological Footprint: Reducing Human Impact on the Earth. New Society Publishers, Gabriola Island, BC.
- Wilting, Harry, Aldert Hanemaaijer, Mark van Oorschot en Trudy Rood (2015). Trends in Nederlandse voetafdrukken, 1995-2010. PBL-publicatienr. 0707, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
- WWF, 2012. Living Planet Report 2012. Biodiversity, biocapacity and development. World Wide Fund for Nature International, Gland. Switzerland.
- Nederlandse biodiversiteitsvoetafdruk
- Duurzame handel
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Landvoetafdruk
- Omschrijving
- Het totale landgebruik in binnen- en buitenland als gevolg van Nederlandse consumptie. De consumptie omvat zowel die van huishoudens (particuliere consumptie) als die van de overheid (publieke consumptie). De landvoetafdruk beschrijft hiermee het totale landgebruik langs productieketens voor de Nederlandse consumptie.
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving, auteurs: Trudy Rood, Mark van Oorschot, Harry Wilting
- Berekeningswijze
- De landvoetafdruk is berekend met een zogenaamde bottom-up methode waaruit wordt gerekend vanuit gedetailleerde fysieke informatie van individuele producten. De berekening is gebaseerd op informatie over de plaats van de productie van grondstoffen en producten voor Nederlandse consumptie, in combinatie met specifieke regio-opbrengsten. De landvoetafdruk is berekend met het LUC (Land Use for Consumption) model van het PBL. Hierin worden gegevens over consumptie gecombineerd met opbrengsten van gewassen in de akkerbouw en bosbouw en van dierlijke producten in de veehouderij (Rood et al., 2004). Om tot de landvoetafdruk van nationale consumptie te komen worden de uitkomsten van het landgebruik voor individuele producten gesommeerd. Voor sommige producten zijn fysieke gegevens over de consumptie van consumenten bekend. Voor producten waarvoor dit niet bekend is wordt de apparent consumption benadering gebruikt om de Nederlandse consumptie te bepalen: binnenlandse productie plus invoer minus uitvoer minus voorraadverandering. Ook hier wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van fysieke eenheden: kilo's, aantallen, etc. Het totale landbeslag wordt berekend door de hoeveelheid netto geconsumeerde goederen te combineren met de opbrengstcijfers in verschillende wereldregio's. Wanneer een gewas of dier meerdere producten voortbrengt (bijvoorbeeld sojaolie en sojaschroot uit sojabonen) wordt gerekend met de zogenaamde economische allocatie: het aandeel dat een product heeft in de totale monetaire opbrengst van het gewas of dier wordt gebruikt om het aandeel van het totale areaal van het gewas of dier aan het deelproduct (bijvoorbeeld sojaschroot) toe te kennen. Om dubbeltellingen te voorkomen is het landgebruik toegekend aan de eerste gebruiker van een product. Gerecycled materiaal heeft daardoor geen landgebruik (zoals gerecycled papier of sloophout in elektriciteitscentrales).
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Wereldregio's
- Verschijningsfrequentie
- onregelmatig
- Achtergrondliteratuur
- Wilting, Harry, Aldert Hanemaaijer, Mark van Oorschot en Trudy Rood (2015) Trends in Nederlandse voetafdrukken, 1995-2010. PBL-publicatienr. 0707, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
- Betrouwbaarheidscodering
- D. Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2015). Landvoetafdruk, 1990-2010 (indicator 0075, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.