Landvoetafdruk, 1990-2019

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De hoeveelheid land die nodig is om in de Nederlandse consumptie (van burgers en overheid) te voorzien wordt ook wel de landvoetafdruk genoemd; deze wordt geschat op ongeveer driemaal het landoppervlak van Nederland. Ruim 80 procent van de landvoetafdruk ligt in het buitenland, waarvan circa de helft binnen de EU.

Landvoetafdruk Nederlandse consumptie licht toegenomen

Door minder gebruik van hout en opbrengstverhogingen in de landbouw is de voetafdruk van onze consumptie sinds de eeuwwisseling afgenomen. Sinds 2013 is deze echter weer licht toegenomen tot boven het niveau van 1990. Dit komt vooral door een toename van de bevolking en het gestegen hout- en papiergebruik. Het betreft hier hout dat wordt gebruikt als brandstof (brandhout, bijvoorbeeld in haarden, kachels en biomassacentrales, als blokken, pellets of chips), als houtig materiaal (bijvoorbeeld als bouwhout of meubelhout), als vezelproduct (bijvoorbeeld papiervezel of viscose) en als strooisel (voor dieren). Per persoon bleef de voetafdruk ongeveer gelijk sinds 2005, anno 2019 bedraagt deze 0,62 hectare (tabblad Trend).

Meer dan 80% van de Nederlandse landvoetafdruk ligt in het buitenland

Het meeste land is nodig voor het verbouwen van voedsel (32% van de voetafdruk in 2019), hout (32%) en papier (15%) (tabblad Productgroepen). Door de grote rol van import van grondstoffen voor onze consumptie is de voetafdruk voor ruim 80% gelegen in het buitenland. Het betreft bijvoorbeeld landgebruik voor graan uit Frankrijk, soja uit Brazilië, hout uit Scandinavië en katoen uit Turkije. West-Europa, Zuid-Amerika, Noord-Amerika en Zuidoost-Azië zijn de belangrijkste gebieden waar land gebruikt wordt voor producten voor de Nederlandse markt.(tabblad Kaart).

Nederlander gebruikt relatief weinig land

Ondanks het relatief hoge welvaart- en consumptieniveau in Nederland ligt het landgebruik per inwoner relatief laag. Hoewel het consumptiepatroon relatief veel vlees en zuivel bevat, dat meer land vergt dan plantaardige producten, zijn deze producten overwegend afkomstig uit een relatief efficiënte veehouderij en akkerbouw (voor veevoer) met hoge opbrengsten. Onze groenten komen voor een groot deel uit kassen, die ook een zeer hoge productie per hectare hebben. Aardappelen, granen, fruit, spijsolie en suiker komen overwegend uit de relatief productieve Europese landbouw. Indien ons voedsel zou worden geproduceerd met mondiaal gemiddelde landbouwopbrengsten zou ons landbeslag op landbouwgronden ongeveer drie maal zo hoog liggen (Nijdam et al, 2018).
Het mondiaal gemiddelde landgebruik bedroeg anno 2018 circa 0,65 hectare per persoon. Dit cijfer is op een andere manier berekend dan de Nederlandse cijfers en is daarom niet helemaal gelijk aan de eerdergenoemde 0,62 hectare voor de Nederlandse landvoetafdruk (Wilting, 2021). Per Europeaan werd circa 0,9 hectare land gebruikt (tabblad Landgebruik wereldburgers). In welvarende dunbevolkte regio's, zoals Noord-Amerika, is het landgebruik veel hoger dan in armere dichtbevolkte regio's, zoals India.

Toegenomen opbrengsten landbouw

Per inwoner van Nederland ligt het landgebruik voor de consumptie van voedsel rond de 0,2 hectare. De belangrijkste voedselproducten hierin zijn rundvlees, zuivel en varkensvlees. Veel landbouwgrond is nodig voor de productie van veevoer (voornamelijk granen en soja) en voor gebruik als grasland. Het landgebruik voor de voedselconsumptie in 2019 (3,4 miljoen hectare) bedroeg circa anderhalf maal het agrarisch areaal van Nederland (2,2 miljoen ha) (CBS, 2022c). In 1990 bedroeg het landgebruik voor voedselconsumptie nog 4,3 miljoen hectare. Ondanks een bevolkingsgroei van bijna 16% sinds 1990 is het ruimtebeslag voor voeding dus afgenomen. Dit komt vooral door toegenomen opbrengsten in de landbouw. Zo lag bijvoorbeeld de mondiaal gemiddelde opbrengst per hectare van granen in 2019 circa 56 % hoger dan in 1990 (FAO, 2022).

Totaal houtverbruik weer gestegen

Het landgebruik door consumptie van hout en papier (inclusief brandhout) bedroeg in 1990 3,9 miljoen hectare. Tot 2000 nam dit areaal toe tot 5,4 miljoen hectare, waarna het daalde tot 4,1 miljoen ha in 2013, om vervolgens weer toe te nemen tot 5 miljoen hectare in 2019. De totale houtconsumptie in Nederland daalde van ruim 17 miljoen m3 rondhout-equivalenten in 2000 naar ruim 13 miljoen m3 in 2013. De crisis in de bouw en de verhoogde inzet van oud papier hebben hier vermoedelijk sterk aan bijgedragen (CEPI 2021). Met name door het aantrekken van de omzet in de bouw steeg het houtverbruik in 2019 weer naar 16,3 miljoen m3 (Probos, 2022). Voor de inzet van oud-papier is in de berekening geen landgebruik meegenomen. Van het totale houtverbruik wordt 6% ingezet als haardhout (huishoudelijk gebruik), 31% als overig energiehout (bij (energie)bedrijven), 20% als gezaagd hout, 12% als plaatmateriaal, 5% als zaagsel/strooisel 1% als viscose, 17% als verpakkingsmateriaal, en 9% als overig papierproduct (Probos, 2022).

Houtige biobrandstof vooral gebruikt in biomassaketels en energiecentrales

Het aandeel van houtige brandstoffen (blokken, pellets en chips), zowel voor haarden, kachels, biomassaketels als voor bijstook in kolencentrales bedraagt circa 13% van de totale landvoetafdruk in 2019. Bijstook in centrales kwam sterk op na de eeuwwisseling, nam weer sterk af sinds 2012 maar nam in 2019 en 2020 weer sterk toe tot 40 PJ in 2020. Houtstook door huishoudens in kachels nam zeer licht toe sinds de jaren 90 en bedraagt ruim 16 PJ in 2020. Het gebruik van houtige biomassa in ketels bij bedrijven nam sinds de eeuwwisseling sterk toe en bedroeg in 2020 39 PJ (CBS 2022a). Veel houtige brandstof wordt aangeduid als restproduct van landschapsbeheer en bosbouw; in de berekeningen is echter geen onderscheid gemaakt tussen deze soorten houtige biomassa. Aan binnenlands afvalhout en oud papier is geen landgebruik toegekend.

Biobrandstoffen voor transport relatief nieuwe element in de voetafdruk

Het gebruik van biogrondstoffen in wegtransport, zoals biodiesel en bio-ethanol is langzaam in opkomst sinds 2007. Voor de teelt van deze grondstoffen is ook land nodig, tenzij het laagwaardige afvalproducten betreft die anders niet of nauwelijks nuttig zouden worden gebruikt. Momenteel is het landgebruik van biobrandstoffen nog beperkt van omvang (ruim 200 duizend hectare, ofwel circa 2% van de voetafdruk in 2019 (tabblad Productgroepen). In Nederland gold in 2019 een verplichting tot het bijmengen van hernieuwbare energie in brandstoffen voor het wegverkeer van 12,5% in het kader van de Renewable Energy Directive (RED). Dit doel is ruim gehaald (NEA, 2021), met name door het bijmengen van zogenaamde 'dubbeltellende' brandstoffen, die zijn gemaakt van restproducten zoals oud frituurvet (UCO, Used Cooking Oil). Deze UCO wordt vooral uit Azië geïmporteerd; het volume dat vrijkomt in Nederland zelf is bij lange na niet genoeg om de vraag te dekken.
De grote vraag naar UCO heeft te maken met het feit dat deze grondstof dubbel mag tellen in de gestelde bijmengverplichting, en het gebruik ervan in de veevoerindustrie in Europa aan banden is gelegd. Door deze dubbeltelling is het werkelijke (fysieke) aandeel van hernieuwbare energie in de motorbrandstoffen minder dan het percentage van de eerdergenoemde 12,5%. In 2019 bedroeg het fysieke aandeel biobrandstof (zonder dubbeltelling) in het totale brandstofverbruik van het wegverkeer 7,7% (CBS 2022a, CBS 2022b). Door het recyclen van deze UCO olie is het landbeslag van de productie in de voetafdrukberekening verdeeld over de twee doorlopen levenscycli (frituurolie en brandstof). In de opvolger van de RED (REDII, ingegaan 1-1-2022) is een limiet gezet op het gebruik van UCO en biogrondstoffen op basis van voedselgewassen zoals suikerriet en koolzaad.
De bijmengverplichting voor wegtransportbrandstoffen bedroeg anno 2019 12,5%, en zal toenemen naar 28% in 2030, inclusief dubbeltellende grondstoffen (Besluit Energie Vervoer). Door de limieten aan het gebruik van voedselgewassen (max 1,4%) en UCO-gebaseerde grondstoffen (max 10%) zal de verplichting grotendeels ingevuld moeten worden met andere grondstoffen (de zogenaamde Annex-IX-A grondstoffen) en hernieuwbare elektriciteit. De Annex-IX-A grondstoffen omvatten diverse restproducten zoals huishoudelijk afval, stro en niet-voedselgewassen, zoals algen en olifantsgras.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Landvoetafdruk
Omschrijving
Het totale landgebruik in binnen- en buitenland als gevolg van Nederlandse consumptie. De consumptie omvat zowel die van huishoudens (particuliere consumptie) als die van de overheid (publieke consumptie). De landvoetafdruk beschrijft hiermee het totale landgebruik langs productieketens voor de Nederlandse consumptie.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, auteurs: Durk Nijdam, Mark van Oorschot, Harry Wilting
Berekeningswijze
De landvoetafdruk van Nederlandse consumptie is berekend met een zogenaamde bottom-up methode waarbij wordt gerekend vanuit gedetailleerde fysieke informatie van individuele producten. De berekening is gebaseerd op informatie over de plaats van de productie van grondstoffen en producten voor Nederlandse consumptie, in combinatie met specifieke regio-opbrengsten. De landvoetafdruk is berekend met het LUC (Land Use for Consumption) model van het PBL. Hierin worden gegevens over consumptie gecombineerd met opbrengsten van gewassen in de akkerbouw en bosbouw en van dierlijke producten in de veehouderij (Nijdam et al, 2018). Zie ook LUP: https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0264837718305994?via%3DihubDe landvoetafdruk van wereldburgers is berekend met een mondiaal multi-regionaal input-output model voor voetafdrukberekeningen (MRIO-FP). Dit model combineert verschillende typen landgebruik (akkerland, grasland, bosland en bebouwd gebied) met internationale handelsstromen en productie en consumptie in verschillende regio's (Wilting, 2021). De gegevens zijn verzameld in de PBL-ICIO database, waarin de ICIO tabellen van de OESO zijn aangevuld met meer detail en gegevens over landgebruik. Zie ook Wilting (2021):https://www.pbl.nl/publicaties/trends-in-nederlandse-voetafdrukken-een-…
Basistabel
-
Geografische verdeling
Wereldregio's
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake. De landvoetafdruk per wereldburger is gebaseerd op input-output analyse van landgebruikscijfers. Berekeningen van milieu-voetafdrukken zijn modelmatig en afhankelijk van internationaal beschikbare data, daarom is er sprake van vrij grote onzekerheid van de resultaten.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
11
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07

Referentie van deze webpagina

CLO (2022). Landvoetafdruk, 1990-2019 (indicator 0075, versie 10, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.