Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2013 zijn de Europese normen voor fijn stof op meetlocaties relevant voor blootstelling niet overschreden. Volgens modelberekeningen komen lokaal echter nog overschrijdingen van de grenswaarden voor in gebieden met veel (bio-)industrie.

Concentraties

De jaargemiddelde grenswaarde is op geen enkele meetlocatie overschreden. Het aantal dagen waarop de daggemiddelde concentratie boven de 50 µg/m³ is, varieerde op meetlocaties van 2 tot 19 en blijft daarmee in 2013 onder de grenswaarde van 35 dagen. Dit blijkt uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), GGD Amsterdam en DCMR. Tijdens enkele perioden in het voorjaar van 2013 waren in grote delen van Nederland de gemeten PM10-concentraties hoger dan 50 µg/m³. Zo'n landelijk effect kan ontstaan op dagen met een stabiele weerssituatie en weinig wind, waardoor luchtverontreiniging zich op kan hopen.

De kaart geeft een beeld van grootschalige, jaargemiddelde PM10-concentratie in 2013 (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland, GCN). De lokale verhogingen langs drukke verkeerswegen en straten zijn op deze kaart niet weergegeven. De concentraties blijven in het overgrote deel van Nederland onder de afgeleide norm van 31,2 µg/m³ (vertaling EU-norm voor daggemiddelden naar jaargemiddeld niveau, zie ook 'Normen'). De achtergrondconcentratie van fijn stof bedraagt in 2013 gemiddeld over Nederland 20 µg/m3 (GCN, 2014). In de regio IJmond, de Maasvlakte, het westelijk havengebied Amsterdam en de Limburgse Peel komen volgens GCN-berekeningen nog overschrijdingen van deze afgeleide norm voor. Ook komen in de regio IJmond en de Maasvlakte lokaal nog overschrijdingen voor van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 µg/m³). Het ruimtelijke patroon van de PM10-concentraties toont in het noorden van Nederland lagere waarden dan in het zuiden. Dit verloop komt door een hogere bijdrage van buurlanden en lokale bronnen (veehouderij) in het zuiden van Nederland.

Naast metingen kunnen modelberekeningen aanvullende informatie over de luchtkwaliteit geven. Voorbeeld hiervan zijn de berekeningen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL; zie 'Beleid'). Voor 2012 geven deze berekeningen aan dat, per rijrichting, langs 4 kilometer weg of straat nog overschrijding van de afgeleide grenswaarde (31,2 µg/m3; zie 'normen') voorkwam (Van Zanten et al, 2013). Deze 4 kilometer is verdeeld over wegen in de provincies Limburg en Zuid-Holland. Ook treden in 2012 in de nabijheid van 92 intensieve veehouderijen in Gelderland, Limburg en Noord-Brabant overschrijdingen van deze afgeleide grenswaarde op.

Trend

De laatste twintig jaar dalen de PM10-concentraties (zie afbeelding 'Trend 1992-2013'). Tot 1999 was het aantal meetstations in stedelijke gebieden beperkt, maar daarna is het aantal stedelijke achtergrond- en verkeersbelaste meetstations in Nederland sterk uitgebreid. Hierdoor geeft de trendfiguur vanaf 1999 een robuuster beeld over het verloop van de PM10-concentraties in deze gebieden.

Na 1998 heeft de jaargemiddelde PM10-concentratie op geen enkele meetlocatie de grenswaarde van 40 µg/m3 overschreden. Wel is in deze periode voor enkele meetstations het aantal dagen waarop de PM10-concentratie boven de 50 µg/m3 komt, boven de grenswaarde van 35 uitgekomen. Vanaf 2010 blijven regionale en stedelijke meetlocaties onder deze grenswaarde. Op enkele verkeersbelaste meetlocaties werd deze norm voor het laatst in 2011 overschreden.

Een recente trendanalyse laat een langjarige, statistisch significante afname van gemiddeld 0,8 µg/m³ per jaar zien. Er treden forse verschillen op van jaar tot jaar, zoals pieken in 1996 en 2003 en dalen zoals in 2008 en 2012. Meteorologische omstandigheden spelen hierbij een rol (Hoogerbrugge et al., 2014).

In 1992 is het RIVM met automatische PM10-metingen gestart. Daarvoor werd in Nederland weliswaar ook stof gemeten, maar vaak als totaal stof of Total Suspended Particulates (TSP). Uit de vergelijking met deze eerdere metingen blijkt dat stofniveaus sinds het begin van de jaren zeventig substantieel zijn gedaald (zie afbeelding 'Trend 1972-2013'; Buijsman, 2008/2009).

Maatregelen bij verkeer, industrie en de energiesector zorgden in de afgelopen jaren voor een daling in de PM10 concentraties. Door strengere eisen aan motorvoertuigen is de fijnstofuitstoot verminderd, maar door een toename van het aantal gereden kilometers, een hogere belading en zwaardere voertuigen is het netto effect op de totale emissies kleiner dan verwacht (Hoogerbrugge et al., 2010; Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

Fijn stof

Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht. In de regel bedoelt men met de term fijn stof deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer (PM10). Voor een volledige definitie: zie bij 'Technische toelichting'.

Voor de fijnere fractie van stof (PM2,5) is sinds 2008 ook regelgeving. Voor PM2,5 is een aparte indicator: Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2023

Bronnen

Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer transport, industrie, landbouw en natuurlijke bronnen zoals zeezout.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, VOS) en/of al aanwezige deeltjes.

    Voor meer informatie over de bronnen van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten, het rapport van Hendriks et al. (2012) en het recente Dossier 'Fijn stof' (2013).

Normen

Ter bescherming van de volksgezondheid heeft de EU grenswaarden voor PM10-concentraties vastgelegd in de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit (EU, 2008). Deze grenswaarden heeft Nederland sinds 2009 in de Wet milieubeheer opgenomen. Voor meer informatie zie ook Nationale luchtkwaliteit: overzicht normen

Aan de hand van langjarige metingen van fijn stof is er een relatie vastgesteld tussen de jaargemiddelde concentratie en het aantal dagen waarop de daggemiddelde groter is dan 50 µg/m³. Uit deze relatie blijkt dat de grenswaarde van 35 dagen correspondeert met een jaargemiddelde concentratie van 31,2 µg/m³. Deze afgeleide grenswaarde is strenger dan die voor het jaargemiddelde (40 µg/m³). In feite betekent dit dat wanneer er geen overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde zijn, dit ook geldt voor de jaargemiddelde grenswaarde (Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

Onder voorwaarden kunnen landen later dan de voorgeschreven datum van 1 januari 2005 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof voldoen (uitstel/derogatie). Op basis van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL) heeft de Europese Commissie in 2009 uitstel verleend. Tot 11 juni 2012 golden voor Nederland tijdelijk verhoogde fijnstofgrenswaarden, daarna gelden de oorspronkelijke grenswaarden weer.

Bijdragen van natuurlijke bronnen tellen bij de beoordeling van fijnstofconcentraties aan de normen niet mee. Voor toetsing mogen natuurlijke concentratiebijdragen daarom in mindering worden gebracht, mits deze bijdragen zijn vastgesteld. Voor Nederland geldt dit voor de bijdrage van zeezout, waarvan de aftrek vastligt in de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit. In november 2012 is voor elke gemeente in Nederland de jaargemiddelde concentratiebijdrage zeezout bepaald. Deze zeezoutbijdrage varieert van 5 µg/m³ langs de kust tot 1 µg/m³ in Limburg. Daarnaast geldt per provincie een correctie op het aantal overschrijdingsdagen, variërend van vier tot twee dagen.

Beleid

Voor meer informatie over de beleidsaspecten van fijn stof, zie het onderwerp Fijnstofbeleid op de RIVM website en Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.

Gezondheidseffecten van fijn stof

Voor meer informatie over de gezondheidseffecten van fijn stof, zie het onderwerp Fijnstofeffecten op de RIVM website.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2013, combinatie van de jaargemiddelde concentratie fijn stof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³.
Omschrijving
De jaargemiddelde concentratie fijn stof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof boven de 50 µg/m³ op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, GGD Amsterdam en de DCMR (gecombineerd tot LML+).
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Jaargemiddelde concentraties berekend uit dagwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal dagwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn.De berekening van het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ volgt uit de tabel met daggemiddelden in een jaar. Daarnaast zijn het aantal overschrijdingsdagen en het jaargemiddelde gerelateerd (zie ook 'Normen').
Basistabel
Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum Milieukwaliteit (MIL) van het RIVM. Daarnaast gegevens van de GGD Amsterdam en de DCMR.
Geografische verdeling
1) De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2) De trendfiguren 1992-2013 zijn gebaseerd op meetgegevens van LML+. Voor de trend 1992-2013 zijn voor de periode tot 1999 alle stations meegenomen met een geldig jaargemiddelde. De periode vanaf 1999 bevat stations die op minimaal 75% van de periode een geldig jaargemiddelde hadden. 3) De trendfiguur 1972-2013 is gebaseerd op meetgegevens van een stadsstation van DCMR Milieudienst Rijnmond ('Stof; TSP') en een stadsstation van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit ('Fijn stof; PM10'). Het gaat om stations die (vrijwel) de gehele periode operationeel zijn geweest. Tussen individuele resultaten van TSP-metingen en de huidige PM10-metingen wordt vaak een indicatieve omrekening toegepast volgens [PM10] = (0,7-0,9) x [TSP].
Andere variabelen
Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2013. (Velders et al., 2013; zie bij 'Referenties'). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2012 (Mooibroek et al., 2013; zie bij 'Referenties'). Meten waar de mensen zijn (Buijsman 2009/009; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm'.

2) Het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³.

3) In 2013 zijn voor PM10 wel overschrijdingen van de daggemiddelde norm gemeten op twee specifieke locaties, namelijk bij een industrieterrein in de IJmond en een tunnelmond in Rotterdam. Omdat op deze beide locaties niet of nauwelijks mensen verblijven, behoeft hier volgens de EU voorschriften niet getoetst te worden.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2013 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2013 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CLO (2014). Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2013 (indicator 0243, versie 14, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.