Migratiemogelijkheden voor trekvissen

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Trekvissen kunnen slechts weinig oppervlaktewater bereiken vanuit de zee of de grote rivieren door stuwen en gemalen. Met de aanleg van vispassage's zijn enkele rivieren en beken bereikbaar. De komende jaren worden nog vele vispassage's aangelegd.

Bereikbaarheid voor trekvissen nog slecht gesteld

Voor veel vissoorten is de migratie tussen verschillende wateren belangrijk voor de verschillende stadia in hun leven. Bekende voorbeelden zijn trekvissen die van zee naar kleine beken trekken, maar ook tussen grote en kleine rivieren, polder- en boezemwater migreren vissen. Obstakels zoals stuwen, waterkrachtinstallaties en gemalen beperken de migratie aanzienlijk. Op dit moment zijn er vele knelpunten die een goede migratie verhinderen. Slechts een deel van de grote rivieren en enkele beken zijn bereikbaar voor trekvissen.


De grote rivieren zijn bereikbaar via het IJsselmeer en de Nieuwe Waterweg. De stuwen in de Afsluitdijk vormen wel een eerste hindernis. Pas in 2013 komt er een vispassage bij de aanleg van nieuwe sluizen in de Afsluitdijk. De grootste afvoer van de Rijn gaat via het Haringvliet naar zee. Zolang het kierbesluit niet is uitgevoerd, zal dit een belangrijk knelpunt blijven. Pas in 2012 wordt een nieuw besluit genomen over de uitvoering van het Kierbesluit. Maar ook dan zal alleen bij voldoende rivierafvoer het kierbesluit effectief zijn: bij lage afvoer gaat 'de Kier' dicht (een kwart van de dagen) en bij nog lagere afvoer wordt helemaal niet meer gespuid.
De Rijn en de Maas zijn sinds 2007 geheel bereikbaar voor trekvissen door de aanleg van vispassage's bij de grote stuwen. De Overijsselse IJssel is eveneens bereikbaar door een aantal vispassages. In de regionale wateren liggen nog duizenden stuwen waarvan tot nu toe enkele stuwen passeerbaar zijn met een vispassage. Slechts enkele beken zijn bereikbaar vanaf zee of IJsselmeer. Dit zijn de Hunze (Groningen), de Eem (Utrecht en Gelderland) en de Mark (Noord-Brabant bij Breda).

Beleidsdoelen

In de Beneluxbeschikking (M96) is vastgelegd dat de migratiemogelijkheden voor anadrome en katadrome vissen mogelijk zal zijn voor alle hydrografische stroomgebieden. Specifiek wordt de paling, zalm, zeeforel en bot genoemd. Alle stroomgebieden dienen in 2010 gerealiseerd te zijn, maar dit is niet haalbaar. In de Derde en Vierde Nota Waterhuishouding is het herstel van de trekroutes voor zalm en aal in de Rijn en de Maas in 2000 als doelstelling opgenomen. Op de 13e Ministersconferentie van de Rijnoeverstaten in 2001 is het Programma voor de duurzame ontwikkeling van de Rijn vastgesteld. Daarin wordt onder andere gestreefd naar verbetering van de migratiemogelijkheden voor trekkende vissen. Het Beleidsbesluit Binnenvisserij van het Ministerie van LNV stelt als doel om de migratiemogelijkheden voor trekvissen in binnenwateren te optimaliseren.

KRW beleid

De Kaderrichtlijn Water stelt ecologische doelen voor oppervlaktewater, waarbij ook doelen voor de visstand uitgewerkt zijn. Om deze doelen te bereiken is de verbetering van de vismigratie een van de mogelijkheden. Deze doelen dienen in 2015 of uitgaande van derogatie in 2027 gerealiseerd te worden. Met de invoering van de KRW is de verwachting dat veel vispassage's aangelegd worden, zodat voor de stroomminnende vissen vele waterlichamen bereikbaar zijn in 2027. De paling is een migrerende vis waarvoor migratie nodig is tussen zee, overgangswateren en grote en kleine rivieren en sloten en meren. Voor de paling is de bereikbaarheid van sloten en boezemwateren belangrijk. Met de Europese Aalverordening (Europese Unie, 2007) wordt als doel gesteld dat 40% van de geslachtsrijpe paling weer terug kan keren naar zee. Wat dit betekent voor vismigratie en de consequentie voor de aanleg van vispassage's en visvriendelijke gemalen, wordt momenteel uitgezocht.

Migratieroutes

Elke vissoort heeft zijn eigen leefgebied, zodat er ook verschillen zijn in de eisen ten aanzien van vismigratie. Sommige soorten trekken vanuit zee de rivier op om te paaien, zoals de zalm, houting, fint, spiering, zeeprik, zeeforel en steur. De paling groeit op in sloten en beken en zwemt naar zee om te paaien, waarna de jonge paling (glasaal) weer terugzwemt. Voor deze vissen zijn de zoet-zout overgangen en de grote rivieren belangrijk om verder te trekken naar België en Duitsland.
Vele andere vissoorten trekken tussen verschillende watersystemen afhankelijk van het seizoen. Soorten die vanuit zee naar rivieren trekken zijn de rivierprik en de winde. Binnen het Nederlands zoet oppervlaktewater is migratie belangrijk voor rivier- en beekvissen zoals de barbeel, kopvoorn, kwabaal en sneep. Migratie van zee en rivier naar het polder- en boezemwater is van belang voor paling, driedoornige stekelbaars en spiering.

Technische ontwikkelingen

In het lage deel van Nederland vormen de vele gemalen een knelpunt, doordat veel vis vermalen wordt bij het passeren van een gemaal. Sinds kort zijn er verschillende typen vispassage's voor gemalen ontwikkeld, zodat het water omhoog gepompt kan worden zonder de vissen te vermalen. De gemaalvispassage vormt een oplossing voor de ruim 3000 gemalen die in Nederland staan. De eerste gemaalvispassage is in maart 2007 geopend in de Oude Aa bij Haren. De hevelvistrap kan geplaatst worden in stuwen, dammen en zeedijken en andere kunstwerken. De eerste hevelvistrap is in mei 2006 geplaatst in de Hertogswetering van het waterschap Aa en Maas. De aalhevel is een variant hierop die specifiek ontwikkeld is voor de paling en de glasaal. Ook hiervan is in 2007 de eerste geplaatst. Ook voor de bestaande gemalen zijn er sinds kort visvriendelijke varianten ontwikkeld, zoals de vijzelgemaal en vijzelturbine. Omdat vispassage's vaak pas aangelegd worden bij onderhoud of vervanging van stuwen en gemalen en er nu vele duizenden obstakels zijn, kan het lang kan duren voordat de regionale wateren voor trekvissen geheel bereikbaar zijn.

Referenties

Bronnen

  • Kroes, M.J., N. Brevé, F.T. Vriese, H. Wanningen en A.D. Buijse (2008) Nederland leeft met ...vismigratie. Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblematiek in Nederland. Projectnummer VA2007_33, Visadvies BB, Utrecht.
  • Atsma, J. (2011) Kabinetsstandpunt t.a.v. Besluit beheer Haringvlietsluizen. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, kenmerk IENM/BSK-2011/67346.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Bereikbaarheid voor vissen en aanleg vispassage's
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
De kaart "Aanleg vispassage's " is gemaakt door Sportvisserij Nederland op basis van een inventarisatie in 2007 en 2008. Op de kaart "bereikbaarheid" staan alleen de belangrijkste wateren afgebeeld. Kleinere wateren zijn niet aangegeven. Zo zijn er verschillende zoet-zout overgangen waarbij een kleine polder in verbinding staat met zee. Deze kaart geeft alleen de wateren aan die bereikbaar zijn vanaf de grote rivieren.
Basistabel
Inventarisatie vispassage's Sportvisserij Nederland
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
5 jaar
Opmerking
De kaart bereikbaarheid is op een hoog schaalniveau, zodat niet alle waterlichamen gepresenteerd worden. Tevens is hierbij slechts een onderscheid gemaakt in wel of niet bereikbaar. Veel watergangen zijn 'een beetje bereikbaar', bijvoorbeeld door sluizen. Dat onderscheid wordt hier niet gemaakt en het geeft dus een "worst case" benadering. In de kaart aanleg vispassage's worden de waterlichamen getoond en de geplande aanleg van vispassage's . Enkele waterschappen hebben geen informatie aangeleverd, zodat sommige gebieden leeg zijn (waterschap Reest en Wieden). Tevens verschilt de doelstelling per waterschap (Friesland heeft een lage ambitie).
Betrouwbaarheidscodering
Zie opmerking.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2011). Migratiemogelijkheden voor trekvissen (indicator 1350, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.