Windvermogen in Nederland, 1990-2017

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De elektriciteitsproductie van windmolens nam in 2017 met bijna 30 procent toe, vooral door uitbreiding van de capaciteit door het plaatsen van 600 megawatt aan windmolens op zee. Deze uitbreiding vond weliswaar plaats in tweede helft van 2016 maar telde in 2017 dus met een volledig jaar mee in de productie. In 2017 kwam bijna 58 procent van de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie; in 2016 was dat nog 56 procent.

Windvermogen in 2017 vrijwel stabiel

De capaciteit van de Nederlandse windmolens was eind 2017 met 4,2 duizend megawatt vrijwel even groot als eind 2016. De capaciteit op zee bleef staan op 957 megawatt. Op land kwam de capaciteit uit op ruim 3,2 duizend megawatt.

Subsidies cruciaal voor nieuwe windmolens

Elektriciteitsproductie uit windenergie is vooralsnog duurder dan het produceren van elektriciteit uit aardgas, kolen of nucleaire bronnen. Subsidies voor windenergie zijn daarom cruciaal voor investeerders in windmolens. In 2017 ontvingen de windmolenproducenten voor hun elektriciteitsproductie 627 miljoen euro.

In Flevoland staan de meeste windmolens

Bij de verdeling van de windmolens over het land valt op dat de meeste windmolens in de kustprovincies staan. Dat is niet verwonderlijk, gezien het grotere windaanbod. Bij de plaatsing van de windmolens is het windaanbod echter niet de enige factor. Ook de beleving over de inpasbaarheid in het landschap speelt een belangrijke rol. Dat verklaart waarom in Flevoland de meeste windmolens staan, ondanks dat Flevoland niet de meest gunstige windcondities heeft (Geertsema en van den Brink, 2014).

Toekomstplannen wind op land

In 2020 wil het Rijk 6 duizend megawatt aan opgesteld windvermogen op land hebben gerealiseerd (EL&I, 2011). Dit is inclusief de bestaande windturbines. In juni 2013 hebben de provincies afgesproken hoe ze deze 6 duizend megawatt onderling willen verdelen (IPO, 2013). De provincies spelen vooral een rol bij de verlening van vergunningen. De subsidies blijven een taak van de landelijke overheid. RVO (2017) concludeert dat er veel projecten in voorbereiding zijn om de doelstelling te halen, maar dat het lastig zal worden om de doelstelling volledig te realiseren.

Wind op zee

In 2006 is het eerste windpark op zee in gebruik genomen en in 2008 het tweede.
In 2015 is het derde windmolenpark op zee (Luchterduinen met 129 megawatt) in gebruik genomen. Noordelijk van Schiermonnikoog en Ameland is in 2016 de bouw van twee windparken (Gemini) met een gezamenlijk vermogen van 600 megawatt gerealiseerd. Alle parken op zee tezamen produceerden in 2017 bijna 35 procent van alle windenergie.
De windmolens op zee produceren meer elektriciteit per eenheid vermogen dan de windmolens op land. Daar staat tegenover dat windmolens op zee duurder zijn. Per saldo was elektriciteit uit wind op zee altijd een stuk duurder dan wind op land (Lensink, 2013).

Toekomstplannen wind op zee

In het Energieakkoord (SER, 2013) is een ambitieuze doelstelling voor wind op zee afgesproken: namelijk 4 450 megawatt totaal in 2023. Dat betekent dat er voor 3 450 megawatt extra aan windparken op zee gesubsidieerd moeten worden. Vanwege de hoge, te verwachten subsidiekosten besteedt het Energieakkoord veel aandacht aan een kostendaling voor wind op zee, welke bereikt zou moeten worden door innovaties en productiviteitswinst bij aanleg van de parken. Die hogere kosten zijn echter steeds minder een beletsel om projecten aan te gaan. In maart 2018 heeft Nuon een tender gewonnen om windparken zelfs zonder subsidie te bouwen in het windenergiegebied Hollandse Kust (RVO, 2018). Alleen de aansluiting van het park op het elektriciteitsnet zal nog wel collectief worden gefinancierd.

Gegevens over windenergie zijn genormaliseerd

De weergegeven ontwikkeling is op basis van genormaliseerde cijfers. De productie van windenergie is afhankelijk van het aanbod van wind. Op jaarbasis kunnen er flinke fluctuaties zijn. Deze fluctuaties verminderen het zicht op structurele ontwikkelingen. Om deze fluctuaties uit te filteren, zijn normalisatieprocedures gedefinieerd voor elektriciteit uit windenergie.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over hernieuwbare energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Windvermogen in Nederland
Omschrijving
Ontwikkeling van het windvermogen in Nederland (totaal, op land, per provincie en op zee) tussen 1990 en 2017. Doelstellingen 2020 per provincie en doelstelling voor op zee 2023.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Een methodologische verantwoording is te vinden in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland 2016 (CBS, 2017).
Geografische verdeling
Totaal Nederland en provincies (op land); totaal op zee.
Andere variabelen
Aantal windmolens, rotoroppervlak, elektrisch vermogen, aandeel in het totale elektriciteitsverbruik.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Hernieuwbare energie in Nederland 2016 (CBS, 2017).
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
31
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
30
versie‎
29
versie‎
28
versie‎
27
versie‎
26
versie‎
25
versie‎
24
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2018). Windvermogen in Nederland, 1990-2017 (indicator 0386, versie 26, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.