Windvermogen in Nederland, 1990-2009
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2009 is het windvermogen toegenomen met 73 MegaWatt tot 2 222 MegaWatt. Dit is een toename van 3 procent ten opzichte van 2008. In Flevoland staat al jaren het meeste windvermogen opgesteld.
Toelichting bij de grafiek
De grafiek geeft het windvermogen voor Nederland (op land, op zee) en per provincie (op land) voor het jaar 2009 en de doelstellingen voor 2010. Door op "Download figuurdata" (onderaan de grafiek) te klikken komt een tabel beschikbaar met vergelijkbare landelijke en provinciale gegevens over de periode 1990-2009.
In Flevoland staan de meeste windmolens
In de provincie Flevoland staat het meeste windvermogen opgesteld, ongeveer een derde van het totale Nederlandse vermogen op land. Flevoland heeft al in 2002 als eerste provincie de provinciale doelstelling gerealiseerd. Naast Flevoland hebben ook Noord- en Zuid-Holland, Zeeland en Groningen de doelstelling uit het BLOW- convenant (EZ, 2001) reeds gehaald.
Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW)
Om de Nederlandse doelstelling (1 500 MegaWatt windvermogen op land in 2010) te realiseren is op 10 juli 2001 door alle provincies de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. BLOW heeft als doelstelling de inzet van windenergie op land te vergroten. Van de provincies wordt na de ondertekening verwacht dat zij borg staan voor de noodzakelijke planologische regelingen. In de BLOW zijn een aantal doelstellingen vastgelegd ten aanzien van het te realiseren windvermogen op land in 2010 per provincie.
Nieuwe doelstellingen op land
Inmiddels zijn nieuwe doelstellingen geformuleerd. In het Nationaal Plan van Aanpak Windenergie staat dat er ten opzichte van eind 2007 2 000 MegaWatt extra op land is gecommitteerd in 2011 (VROM et al., 2008). De doelstelling wordt nu dus niet meer geformuleerd in termen van gerealiseerd vermogen, maar in termen van gecommitteerd vermogen. De reden daarvoor is vermoedelijk dat er een forse termijn kan zitten tussen committering en daadwerkelijke realisatie. Dit heeft te maken met de oplopende levertijden voor windmolens vanwege de groeiende belangstelling wereldwijd. Begin 2009 was er voor 86 MegaWatt aan windvermogen gecommitteerd via de SDE-regeling (EZ, 2009a). Dat was fors minder dan het budgetplafond van 500 MegaWatt. De reden daarvoor zijn de langlopende planologische procedures. Daarbij komt dat volgens de branchevereniging voor producenten van windenergie de subsidies voor windmolens in het binnenland te laag zijn (NWEA, 2009).
Doelstelling op zee
Op zee waren eind 2008 twee windparken gerealiseerd met een gezamenlijk vermogen van 228 MegaWatt. De doelstelling van de overheid is een extra committering van 450 MegaWatt in de periode tot en met 2011 (VROM, 2007). In april 2009 heeft de regering besloten om voor 500 MegaWatt extra subsidie te reserveren voor wind op zee. Eind 2009 is er een tender uitgeschreven om de beschikbare subsidie (4,5 miljard euro) te verdelen. Uiteindelijk bleken de windmolens duurder dan verwacht. Naar verwachting zal voor het beschikbare budget slechts 700 MegaWatt aan windvermogen op zee kunnen worden gerealiseerd (nieuwsbericht, Agentschap NL, 2 juli 2010).
MEP tot 2006 belangrijkste subsidieregeling voor nieuwe windmolens
De belangrijkste subsidieregeling voor windenergie is de MEP (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie). Via de MEP krijgen producenten van windenergie een toeslag op de geleverde stroom. Deze subsidie is gebaseerd op het verschil in de kostprijs tussen gewone elektriciteit en elektriciteit uit windenergie. Na vaststelling van de subsidietarieven voor windenergie zijn de prijzen voor gewone stroom sterk gestegen als gevolg van de gestegen kosten voor aardgas. Daardoor pakte de subsidie de laatste jaren gunstig uit voor de producenten van windenergie (Algemene Rekenkamer, 2007).
Op 18 augustus 2006 heeft de toenmalige minister van Economische Zaken de MEP gesloten voor nieuwe aanvragen voor alle vormen van hernieuwbare elektriciteit, vanwege het grote aantal aanvragen. De MEP dreigde budgettair onbeheersbaar te worden. Voor bestaande projecten loopt de MEP gewoon door.
Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE)
Voor nieuwe windmolenprojecten is in april 2008 een nieuwe subsidieregeling geopend: de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE). De opzet van de SDE is vergelijkbaar met de MEP, met twee belangrijke verschillen. Ten eerste is er een jaarlijks plafond aan de toe te kennen subsidies en ten tweede hangt de toegekende subsidie af van de elektriciteitsprijs. De nieuwe regering heeft aangekondigd om de SDE om te vormen tot de SDE+ (EL&I, 2010). Belangrijke voorgenomen wijziging is dat er niet meer een apart subsidieplafond komt voor iedere techniek. Voor wind op land is daarnaast van belang dat er voor aanvragen vanaf 2012 een verschil gemaakt gaat worden in de subsidie voor windmolens in windrijke en windarme gebieden.
Bronnen
- Agentschap NL (2010). Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie (update 2010). Methodiek voor het registreren en berekenen van de bijdrage hernieuwbare energiebronnen. Agentschap NL, Utrecht / Sittard.
- Algemene Rekenkamer (2007). Subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP), Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 31 028, nr. 1. 15 mei 2007.
- CBS (2010a). StatLine: Hernieuwbare energie; binnenlandse productie, verbruik en capaciteit. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2010b). StatLine: Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2010c). Hernieuwbare energie in Nederland 2009. CBS, Den Haag / Heerlen.
- EL&I (2010). SDE+. Kamerbrief 30 november 2010. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
- EZ (2001). Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW). Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- EZ, BZ en VROM (2008). Energierapport 2008: energievoorziening moet schoner, slimmer en gevarieerder. Ministerie van Economische Zaken, Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ministerie van VROM, Den Haag.
- EZ (2009a). Uitvoering SDE 2008. Brief aan Tweede Kamer. 15 januari 2009. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- EZ (2009b). Versnelling wind op zee. Nieuwsbericht 3 april 2009. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- NWEA (2009). SDE biedt markt onvoldoende mogelijkheden, persbericht, NWEA, 3 maart 2009. Nederlandse Windenergie Associatie, Utrecht.
- VROM (2007). Nieuwe energie voor het klimaat. Werkprogramma Schoon en zuinig. Ministerie van VROM, Den Haag.
- VROM, EZ en LNV (2008). Nationaal plan van aanpak windenergie. Ministerie van VROM, Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag.
- Windenergie-Nieuws (2010). Windenergie-Nieuws. Windenergie-Nieuws, Heerde.
Relevante informatie
- Meer informatie over hernieuwbare energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Windvermogen in Nederland
- Omschrijving
- Het windvermogen in Nederland (totaal op land), per provincie en op zee. Doelstellingen 2010 voor Nederland (totaal op land) en per provincie.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- De berekeningswijze is vastgelegd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2010 (Agentschap NL, 2010). Tevens is een korte methodologische verantwoording te vinden in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland 2009 (CBS, 2010c).
- Basistabel
- StatLine: Hernieuwbare energie; binnenlandse productie, verbruik en capaciteit (CBS, 2010a)
StatLine: Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie (CBS, 2010b) - Geografische verdeling
- Totaal Nederland en provincies (op land); totaal op zee.
- Andere variabelen
- Aantal windmolens, rotoroppervlak, elektrisch vermogen, aandeel in het totale elektriciteitsverbruik.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks.
- Achtergrondliteratuur
- Hernieuwbare energie in Nederland 2009 (CBS, 2010c)
- Betrouwbaarheidscodering
- A (Integrale enquête)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2010). Windvermogen in Nederland, 1990-2009 (indicator 0386, versie 15, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.