Bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid, 1995-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Uit voorlopige cijfers blijkt dat de bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) van de Nederlandse economie in 2014 met 1,0 procent is gegroeid. Hiermee zette het gematigde herstel, dat halverwege 2013 begon, voorzichtig door. De werkgelegenheid is voor het derde achtereenvolgende jaar licht afgenomen, in 2014 met 21 duizend.

Herstel bedrijfsleven

De Nederlandse economie is in 2014 met 1,0 procent gegroeid ten opzichte van een jaar eerder. Deze groei werd breed gedragen; de meeste bedrijfstakken behaalden duidelijk positieve groeicijfers. In 2013 boekten de meeste bedrijfstakken nog een lichte krimp. De totale economische groei werd in 2014 enigszins gedempt door een sterke daling van de productie van de delfstoffenwinning. Vanwege de opgelegde productiedaling is de winning van aardgas gedaald, ook was er door de zachte winter minder vraag naar aardgas.

Bedrijfstakken

De landbouw groeide met 3,4 procent het hardst. Dit kwam onder meer door een toename van de uitvoer van groente en fruit in de eerste drie kwartalen. Daarnaast heeft de goede oogst van aardappelen bijgedragen aan de groei. De industrie zette het medio 2013 ingezette herstel in 2014 voort.
De grootste bijdrage aan de bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid wordt geleverd door de handel, overige commerciële dienstverleners en de overheid. Na twee jaren van lichte krimp herstelden deze bedrijfstakken zich in 2014 en groeide met 1,5 procent.
De bouw groeide in 2014 met 3,2 procent. Dit was de eerste substantiële groei, na een zeer moeizame periode. De omvang van de bouwsector lag eind 2014 nog wel ruim 20 procent onder het niveau van 2008.
(CBS, 2015b).

Kleine afname werkgelegenheid in 2014

Ondanks de herstellende economie is in 2014 een verdere verslechtering van de werkgelegenheid gemeten. De werkgelegenheid, uitgedrukt in het arbeidsvolume van werkzame personen in arbeidsjaren, is voor het derde achtereenvolgende jaar afgenomen, met 0,3 procent. De afname komt overeen met 21 duizend arbeidsjaren. Bij de totale dienstverlening is de werkgelegenheid in 2014 vrijwel gelijk gebleven. De afname is vooral gemeten in de bouw en de industrie.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid
Omschrijving
De toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle sectoren samen plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies en het verschil tussen toegerekende en afgedragen BTW
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Voor alle sectoren in de nationale economie wordt de toegevoegde waarde bepaald. Het CBS haalt de gegevens voor de statistieken uit veel verschillende bronnen. Per onderzoek staat aangegeven hoe en waar de gegevens worden verzameld.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Netto binnenlandsproduct (marktprijzen), toegevoegde waarde (bruto, netto in basisprijzen), nationaal inkomen, beschikbaar nationaal inkomen, consumptieve bestedingen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
Doordat geen sluitende vertaling gemaakt kan worden van de economische sectoren zoals het CBS die waarneemt naar de doelgroepen of milieubeleidsectoren, omvat een aantal van de gepresenteerde doelgroepen/sectoren een bredere economische sector.
Er heeft onlangs een herberekening (een zogenaamde revisie) plaatsgevonden van de statistiek van de Nationale rekeningen. De cijfers over de voorgaande jaren zijn teruggerekend tot 1969.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2016). Bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid, 1995-2014 (indicator 0002, versie 16, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.