Nettoarbeidsparticipatie, 2023
De nettoarbeidsparticipatie in Nederland is in 2023 iets gestegen ten opzichte van 2022. Vooral gemeenten in de provincies Groningen, Zeeland en Zuid-Limburg hebben een relatief lage arbeidsparticipatie.
Verdere stijging arbeidsparticipatie
De nettoarbeidsparticipatie van 15- tot 75-jarigen lag in 2023 op 73,1 procent en is daarmee voor het derde jaar op rij gestegen. In 2022 en 2021 ging het om respectievelijk 72,2 en 70,4 procent nadat er in het eerste coronajaar 2020 sprake was van een daling van 70,0 naar 69,6 procent. De daling van de nettoarbeidsparticipatie was in 2020 vooral sterk onder 15 tot 25-jarigen. In 2022 nam deze juist weer het sterkst toe onder jongeren, van 71,7 procent naar 75,5 procent, en in 2023 steeg de nettoarbeidsparticipatie van jongeren verder naar 76,5 procent.
Van de vier grote steden heeft Utrecht het grootste aandeel werkenden
Van de vier grootste gemeenten is de nettoarbeidsparticipatie het hoogst in Utrecht (77,3%) en Amsterdam (72,9%). In Rotterdam en Den Haag is dit aandeel werkenden kleiner dan het landelijke gemiddelde, in deze gemeenten had respectievelijk 69,4 en 69,3 procent van de mensen tussen de 15 en 75 jaar betaald werk.
Hogere arbeidsparticipatie in midden van het land
De arbeidsparticipatie is vooral in het midden van het land hoog. Dit loopt van de kleine gemeentes in Zuid-Holland tot aan de kop van Overijssel. De arbeidsparticipatie is het laagst in gemeenten in Zuid-Limburg en Oost-Groningen, gevolgd door gemeenten in Zeeland.
Bronnen
- CBS (2024). Statline: Arbeidsdeelname, regionale indeling 2023. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2011). Small area estimates of labour status in Dutch municipalities. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Hbo- en wo-gediplomeerden, 2023
- Meer gegevens over de beroepsbevolking is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Nettoarbeidsparticipatie
- Omschrijving
Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. Tot de werkzame beroepsbevolking behoren alle personen van 15 tot 75 jaar met betaald werk van minimaal 1 uur per week of meer. De potentiële beroepsbevolking betreft alle personen in Nederland van 15 tot 75 jaar.
- Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
Werkzame beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar gepercenteerd op de bevolking van 15 tot 75 jaar (exclusief de bevolking in inrichtingen, instellingen en tehuizen (IIT-ers)). De cijfers naar regio zijn bepaald met een modelgebaseerde schattingsmethode. Om de kwaliteit van de modellen te verhogen zijn modelvariabelen opgenomen met een sterk voorspellend karakter voor de doelvariabele. Voor het schatten van de modelparameters wordt gebruik gemaakt van Bayesiaanse schattingsmethoden. Meer informatie over de schattingsmethodiek is te vinden in de publicatie Small area estimates of labour status in Dutch municipalities (CBS, 2011).
- Basistabel
Statline: Arbeidsdeelname, regionale indeling 2023 (CBS, 2024)
- Geografische verdeling
Gemeenten
- Andere variabelen
Onderwijsniveau van de bevolking
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
Zie voor de korte onderzoeksbeschrijving de toelichting van de Enquête beroepsbevolking (EBB) op de website van het CBS.
- Opmerking
Cijfers zijn berekend vanaf 2013. Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de EBB zijn de cijfers over 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met de voorgaande verslagperiodes. Voor meer informatie over de wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de EBB, zie het artikel Meer werklozen, maar ook meer werkenden met nieuwe meetmethode (CBS, 2021).
- Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2024). Nettoarbeidsparticipatie, 2023 (indicator 2099, versie 15, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.