Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023

De Europese jaargemiddelde grenswaarde voor fijnstof is sinds 1998 niet meer overschreden op de meetlocaties in Nederland. Daarentegen geven modelberekeningen aan dat lokaal nog wel overschrijdingen voorkomen. De Europese daggemiddelde grenswaarde is sinds 2011 niet meer overschreden op de meetlocaties in Nederland. 

Gemiddelde concentratie van fijnstof daalt nog steeds

De gemiddelde concentratie fijnstof (PM10) in Nederland neemt al jaren af. Sinds 2000 is de gemiddelde concentratie voor regionale stations afgenomen met 15 µg/m³. Voor stedelijke achtergrondstations en verkeersbelaste stations zijn de gemiddelde concentraties afgenomen met 14 µg/m³. Er zijn echter wel forse verschillen van jaar op jaar door meteorologische fluctuaties. Deze trend zet zich ook in de meest recente jaren door zoals de figuren in tabblad ‘Jaargemiddelde’ laten zien. 

De daling in de fijnstof concentraties door de jaren heen komt vooral door emissiebeperkende maatregelen bij verkeer, industrie en de energiesector. Zo is door strengere eisen aan motorvoertuigen (zoals het verplichtstellen van roetfilters) de uitstoot van fijnstof verminderd. Een deel van deze winst is echter verloren gegaan door toename van het aantal gereden kilometers, zwaardere voertuigen, hogere snelheden en een hogere belading (Hoogerbrugge et al., 2010; Matthijsen en Koelemeijer, 2010). 

De coronamaatregelen zorgden voor minder emissies van fijnstof en dus ook voor lagere jaargemiddelde PM10 concentraties dan normaal  in 2020 en 2021 (Velders et al., 2021). In 2022 was de fijnstof concentratie hoger door toename van de verkeersintensiteit. Het effect van de coronamaatregelen is in 2022 niet meer te zien. In 2023 nam de concentratie fijnstof weer af. 

Geen gemeten overschrijdingen van fijnstof grenswaarden in recente jaren

Vanaf 1998 treedt op geen enkele meetlocatie nog een overschrijding van de jaargemiddelde EU-grenswaarde van 40 µg/m3 op. Dit is te zien in de figuur in tabblad “jaargemiddelde”. 

Er is ook een daggemiddelde EU-grenswaarde. Volgens die grenswaarde mogen in een kalenderjaar niet meer dan 35 dagen voorkomen met een daggemiddelde concentratie PM10 boven de 50 µg/m3. Een overschrijding van de daggemiddelde EU-grenswaarde treedt op meetlocaties sinds 2011 niet meer op, zoals de figuren in tabblad ‘Overschrijdingen’ laten zien. 

Modelberekeningen: lokaal overschrijdingen normen

Om inzicht te krijgen in de fijnstof concentraties in Nederland worden naast metingen ook  modelberekeningen gebruikt. Zo kunnen concentraties berekend worden voor plekken waarvoor geen metingen beschikbaar zijn. De berekeningen zijn gebaseerd op vastgestelde en gevalideerde rekenmethoden. De berekeningen worden in combinatie met de metingen door het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit gebruikt om Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN) te maken (Hoogerbrugge et al., 2023). Daardoor is het mogelijk dat op meetlocaties zelf geen overschrijdingen voorkomen, terwijl op andere plekken de modelberekeningen wel normoverschrijdingen voor fijnstof laten zien. De ruimtelijke verdeling voor Nederland is te zien in de figuur in tabblad “Kaart 2023”. 

De modelberekeningen laten zien dat de fijnstof concentraties in het overgrote deel van Nederland onder de afgeleide norm van 31,2 µg/m³ blijven (vertaling EU-norm voor daggemiddelden naar jaargemiddeld niveau). In de regio IJmond en Maasvlakte komen er wel overschrijdingen van deze afgeleide norm voor. Ook komt er in de regio IJmond overschrijding voor van de jaargemiddelde EU-grenswaarde.

Ruimtelijke verdeling concentratie fijnstof (PM10)

De figuur in tabblad “Kaart 2023” met het ruimtelijke patroon van de berekende jaargemiddelde concentraties PM10 toont in het noorden van Nederland en in Zeeland lagere waarden dan in de rest van Nederland. De hogere bijdrage van buurlanden, de bijdrage van lokale bronnen (zoals industrie en intensieve veehouderij) en de hogere aandelen van secundair fijnstof zorgen voor hogere fijnstof concentraties in zuiden en oosten van Nederland. Secundair fijnstof is fijnstof dat in de lucht wordt gevormd uit bijvoorbeeld ammoniak en stikstofoxiden.

Strengere EU-grenswaarde voor PM10 vanaf 2030

Vanaf 2030 gaan strengere Europese grenswaarden gelden voor luchtkwaliteit. In april 2024 zijn de EU-landen en het Europees Parlement het daarover eens geworden. Voor fijnstof wordt vanaf 2030 de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 aangescherpt naar 20 µg/m3. De figuren in tabblad 'Jaargemiddelde' laten zien dat in 2023 op de meetlocaties de gemiddelde concentratie lager was dan 20 µg/m3. 

Veel mensen blootgesteld aan PM10 concentraties boven WHO advieswaarde 

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert een advieswaarde van 15 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof. Naar schatting waren in Nederland in 2021, het meest recente jaar waarvoor een berekening is gemaakt, 13.4 miljoen mensen blootgesteld aan concentraties hoger dan de advieswaarde (de Smet et al, 2022). 

Voor meer informatie over de gezondheidseffecten van fijnstof, zie het pdf-bestand 'Gezondheidswinst door schonere lucht' van de Gezondheidsraad.

Wat is fijnstof?

Fijnstof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht. In de regel gaat het om deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer; PM10. Voor een volledige definitie: zie ‘Technische toelichting’. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijnstof in een primaire en een secundaire fractie:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer transport, industrie, houtstook, landbouw en natuurlijke bronnen zoals zeezout.
  • Secundair fijnstof bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, VOS) en/of al aanwezige deeltjes (Maas en Grennfelt, 2016). Tijdens overschrijdingen van de dagwaarde van fijnstof kan het aandeel van secundair fijnstof oplopen tot 80% van de totale PM10-concentratie (Joaquin, 2015). Vooral ammoniak uit de landbouw en stikstofoxiden uit verkeer en industrie dragen bij aan deze fractie.

Nationaal beleid

Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK)

Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vervangen door de Monitoring Luchtkwaliteit. Middels de Nationale monitoringsrapportage luchtkwaliteit wordt jaarlijks getoetst op het voldoen aan de wettelijke normen. Zie ook het CIMLK op het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)

Schone Lucht Akkoord (SLA)

Het Rijk heeft sinds januari 2020 het Schone Lucht Akkoord (SLA) afgesloten met een groot aantal gemeenten en alle provincies. Het doel van het SLA is om in 2030 minimaal 50 procent minder gezondheidsschade te behalen ten opzichte van 2016, voor zover die schade veroorzaakt wordt door binnenlandse bronnen. De deelnemers aan het SLA nemen maatregelen om luchtverontreiniging van binnenlandse bronnen te beperken. Zie ook SLA op het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)

Samen meten aan luchtkwaliteit

Naast het bestaande meetnet van het RIVM en partners, zijn in Nederland meer ontwikkelingen om PM10 en luchtkwaliteit te meten. Zo zijn er meerdere burgerinitiatieven om fijnstof te meten. Burgers meten fijnstof veelal met speciale sensoren. Op het kennisportaal 'Samen meten' staat een overzicht van deze burgerinitiatieven. Ook staat daar informatie over de sensortechnologie.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023, combinatie van de jaargemiddelde concentratie fijnstof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijnstof in lucht boven de 50 µg/m³.

Omschrijving

De jaargemiddelde concentratie fijnstof en het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijnstof boven de 50 µg/m³ op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (RIVM), GGD Amsterdam en de DCMR (www.luchtmeetnet.nlhttps://data.rivm.nl/data/luchtmeetnet/ ) en Grootschalige concentratiekaarten Nederland en Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Verantwoordelijk instituut

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Berekeningswijze

Jaargemiddelde concentraties berekend uit gemeten dagwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal dagwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn. Voor de gespecificeerde jaren (2009-2023) moet een station minstens op 75% van de jaren een geldig jaargemiddelde hebben (dat voortkomt uit de eerste selectie). Dit zijn de criteria die gebruikt worden voor het maken van trendfiguren. Alleen binnen de jaarreeks 2009-2023 wordt gefilterd op twee criteria. Voor alle andere jaren worden alle stations meegenomen die 75% in een jaar gemeten hebben. 

 

De berekening van het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ volgt uit de tabel met daggemiddelden in een jaar. Daarnaast zijn het aantal overschrijdingsdagen en het jaargemiddelde gerelateerd. Aan de hand van langjarige metingen van fijnstof is er een onderlinge relatie vastgesteld tussen de jaargemiddelde concentratie en de EU-norm voor het aantal dagen waarop de daggemiddelde groter is dan 50 µg/m³. Uit deze relatie blijkt dat de grenswaarde van 35 dagen correspondeert met een jaargemiddelde concentratie van 31,2 µg/m³.

Basistabel

Gegevens Luchtkwaliteit (GELUK) van het Centrum Milieukwaliteit (MIL) van het RIVM. Met daarin ook gegevens van de GGD Amsterdam en de DCMR.

Geografische verdeling

1) De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 
2) De trendfiguren 1992-2023 zijn gebaseerd op meetgegevens van RIVM, DCMR en GGD Amsterdam. Zie punt 4) in opmerkingen voor meer informatie. 

3) De trendfiguur 1972-2023 is gebaseerd op meetgegevens van stadsstations van DCMR Milieudienst Rijnmond (‘Stof; TSP’) en een stadsstation van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (‘Fijnstof; PM10’). Het gaat om stations die (vrijwel) de gehele periode operationeel zijn geweest. Tussen individuele resultaten van TSP-metingen en de huidige PM10-metingen wordt vaak een indicatieve omrekening toegepast volgens [PM10] = (0,7-0,9) x [TSP].

Andere variabelen

-

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

 Zie: Bronnen

Opmerking

1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: ‘Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat, als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10, passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm. 
2) Het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³.
3) TSP (Engels: Total Suspended Particles; Nederlands: Totaal stof). In principe al het stof in de lucht. Het is een methodebepaalde grootheid, dat betekent dat wat er met de totaalstofmeting werd gemeten, afhangt van de apparatuur en de omstandigheden. TSP is een begrip van vroeger. In tegenstelling tot wat het begrip doet vermoeden, is ‘totaal stof’ niet het totaal aan in de lucht voorkomend stof. In de praktijk bleek het bereik van de deeltjes die werden bemonsterd, af te hangen van de windrichting en de windsnelheid tijdens de monsterneming. Dit betekende dat in feite een selectie op grootte plaatsvond die in de tijd kon veranderen en waarvan de grens niet bekend was. Afhankelijk van de omstandigheden kon de bovengrens ergens in het gebied van 20 tot 50 µm liggen.

4) Het aantal meetstations in stedelijke gebieden was tot 2002 beperkt. De gemiddelden van deze beperkt beschikbare meetwaarden zijn in de figuren van tabbladen ‘Jaargemiddelde’ en Overschrijdingen’ als blauwe stippellijn weergegeven. Vanaf 2002 is het aantal meetstations in stedelijke gebieden in Nederland sterk uitgebreid en dit geeft een robuuster beeld van de PM10 concentraties (zie de doorgetrokken blauwe lijn in de trendfiguren).

5) Regionale achtergrondstations zijn meetpunten die op enige afstand van bebouwing en industrie staan. Stedelijke achtergrondstations zijn meetpunten die binnen de bebouwde kom staan, maar wel op afstand van belangrijke bronnen van luchtemissies (EU, 2008).

6) In een eerdere versie van de kaart stond nog de oude WHO-advieswaarde van 20 ug/m3. Dit is gecorrigeerd op 26 augustus 2024.

Betrouwbaarheidscodering

Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). 

Trend 1992-2023 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). 

Overschrijdingen: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Trends 1972-2023:  D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023 (indicator 0243, versie 18, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.