Netto-arbeidsparticipatie, 2022
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De netto-arbeidsparticipatie in Nederland is in 2022 gestegen ten opzichte van 2021. Vooral gemeenten in de provincies Groningen, Zeeland en Zuid-Limburg hebben een relatief lage arbeidsparticipatie.
Verdere stijging arbeidsparticipatie
De netto-arbeidsparticipatie van 15- tot 75-jarigen lag in 2022 op 72,2% en is daarmee voor het tweede jaar op rij gestegen. In 2021 ging het om 70,4% nadat er in het eerste coronajaar 2020 sprake was van een daling van 70,0% naar 69,6%. De daling van de netto-arbeidsparticipatie was in 2020 vooral sterk onder 15- tot 25-jarigen. In 2022 nam deze juist weer het sterkst toe onder jongeren, van 71,7% naar 75,5%.
Van de vier grote steden heeft Utrecht het grootste aandeel werkenden
Van de vier grootste gemeenten is de netto-arbeidsparticipatie het hoogst in Utrecht (77,2%) en Amsterdam (72,8%). In Rotterdam en Den Haag is dit aandeel werkenden kleiner dan het landelijke gemiddelde, in deze gemeenten had respectievelijk 68,2% en 67,4% van de mensen tussen de 15 en 75 jaar werk.
Hogere arbeidsparticipatie in midden van het land
De arbeidsparticipatie is vooral in het midden van het land hoog. Dit loopt van de kleine gemeentes in Zuid-Holland tot aan de kop van Overijssel. De arbeidsparticipatie is het laagste in gemeenten in Zuid-Limburg en Oost-Groningen, gevolgd door gemeenten in Zeeland.
Bronnen
- CBS (2023). Statline: Arbeidsdeelname, regionale indeling 2022. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2011). Small area estimates of labour status in Dutch municipalities. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Hbo- en wo-gediplomeerden, 2023
- Meer gegevens over de beroepsbevolking is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Netto-arbeidsparticipatie
- Omschrijving
- Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële
beroepsbevolking. Tot de werkzame beroepsbevolking behoren alle personen van 15 tot 75 jaar met betaald werk van minimaal 1 uur per week of meer. De potentiële beroepsbevolking betreft alle personen in Nederland van 15 tot 75 jaar. - Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- Werkzame beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar gepercenteerd op de bevolking van 15 tot 75 jaar (exclusief de bevolking in inrichtingen, instellingen en tehuizen (IIT-ers)). De cijfers naar regio zijn bepaald met een modelgebaseerde schattingsmethode. Om de kwaliteit van de modellen te verhogen zijn modelvariabelen opgenomen met een sterk voorspellend karakter voor de doelvariabele. Voor het schatten van de modelparameters wordt gebruik gemaakt van Bayesiaanse schattingsmethoden. Meer informatie over de schattingsmethodiek is te vinden in de publicatie Small area estimates of labour status in Dutch municipalities (CBS, 2011).
- Basistabel
- Statline: Arbeidsdeelname, regionale indeling 2022 (CBS, 2023)
- Geografische verdeling
- Gemeenten
- Andere variabelen
- Onderwijsniveau van de bevolking
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Zie voor de korte onderzoeksbeschrijving de toelichting van de Enquête beroepsbevolking (EBB) op de website van het CBS.
- Opmerking
- Cijfers zijn berekend vanaf 2013. Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de EBB zijn de cijfers over 2021 niet zonder meer vergelijkbaar met de voorgaande verslagperiodes. Voor meer informatie over de wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de EBB, zie het artikel Meer werklozen, maar ook meer werkenden met nieuwe meetmethode (CBS, 2021).
- Betrouwbaarheidscodering
- C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2023). Netto-arbeidsparticipatie, 2022 (indicator 2099, versie 14, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.