Energie: inleiding en beleid
Energie speelt een cruciale rol in de maatschappij. Belangrijke elementen in het Nederlandse energiebeleid zijn duurzaamheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid. Zo streeft het huidige kabinet naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050.
Rol energiedragers binnen de Nederlandse energievoorziening
De fossiele brandstoffen aardgas, ruwe aardolie en steenkool zijn voor Nederland de belangrijkste primaire energiedragers. Aardgas wordt direct gebruikt voor warmte, omgezet in elektriciteit en dient als grondstof voor kunstmest. Steenkool wordt ook omgezet in elektriciteit en gebruikt bij de staalproductie. Ruwe aardolie wordt door raffinaderijen omgezet in diverse olieproducten voor vervoer en in grondstoffen voor de petrochemische industrie (bijvoorbeeld plastics).Voorzieningszekerheid aardolie, aardgas en steenkool
Voorzieningszekerheid is de mate van zekerheid die er is over de beschikbaarheid van energie nu en in de toekomst.
Bij aardolie zijn er de meeste zorgen over de beschikbaarheid. Nederland importeert 97 procent van de verwerkte ruwe aardolie en voor veel toepassingen is het lastig om olie te vervangen door andere vormen van energie. De mondiale olievoorraden zijn relatief klein. Wel is de productie in de Verenigde Staten sterk toegenomen. Uiteindelijk zal de mondiale vraagtoename echter uit het Midden-Oosten moeten komen. Geopolitieke spanningen in die regio hebben een nadelige invloed op de voorzieningszekerheid.
De winning van aardgas is in Nederland momenteel nog duidelijk groter dan het verbruik. Echter, door uitputting van de winbare hoeveelheid gas, zal Nederland naar verwachting tussen 2025 en 2030 netto importeur worden van aardgas (ECN, PBL, CBS en RVO, 2015). Mondiaal gezien zijn de zorgen over schaarste van aardgas afgenomen door de sterk toegenomen winning van schaliegas in de Verenigde Staten. Schaliegas is gas wat is opgeslagen in gesteente en hierdoor moeilijker winbaar is. Het is niet waarschijnlijk dat schaliegaswinning in Europa ook zo belangrijk gaat worden.
Voor steenkool is Nederland volledig afhankelijk van import. Toch zijn er voor steenkool relatief weinig zorgen rond de voorzieningszekerheid. Het is op diverse continenten in ruime mate beschikbaar.Hernieuwbare energie en voorzieningszekerheid
Een toename van het aandeel hernieuwbare energie vermindert de importafhankelijkheid van fossiele energie, hoewel biomassa ook deels wordt geïmporteerd.
Milieudruk energievoorziening
Bij de verbranding van brandstoffen ontstaan emissies naar de lucht. Deze emissies bevatten broeikasgassen (CO2), verzurende stoffen (zoals stikstofoxiden (NOx) en zwaveldioxide (SO2)) en fijn stof. Daarnaast ontstaan er ook emissies bij winning en transport van energie. Het gaat daarbij vooral om emissies van het broeikasgas methaan en vluchtige organische stoffen (VOS). Bij het gebruik van kolen ontstaan afvalstoffen. Deze worden voor het overgrote deel hergebruikt voor het produceren van bouwmaterialen. Afval van kernenergie wordt tijdelijk opgeslagen bij COVRA in Zeeland. Elektriciteitscentrales lozen ook veel opgewarmd koelwater.
- Emissies broeikasgassen, 1990-2022
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021
- Afval uit de delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales
Maatregelen om milieudruk te verminderen
De milieudruk kan beperkt worden door energiebesparing, het overschakelen op minder vervuilende brandstoffen, het gebruik van hernieuwbare energie en rookgasreiniging. Op deze terreinen wordt nationaal en internationaal beleid gevoerd.
Hernieuwbare energie
Hernieuwbare energie is energie die is opgewekt uit wind, zon, waterkracht, en biomassa, alsmede energie uit de bodem en buitenlucht. In 2015 lag het aandeel hernieuwbare energie in het eindverbruik van energie met 5,8 procent, iets hoger dan in 2014. In Europees verband heeft Nederland afgesproken om in 2020 14 procent van het eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen te laten komen. In het Energieakkoord (SER, 2013) hebben overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties ook afgesproken dat in 2023 16 procent hernieuwbare energie wordt gerealiseerd. De beleidsinstrumenten die de overheid inzet om deze doelen te bereiken zijn onder meer:
- subsidies voor de productie van hernieuwbare energie;
- korting op de energiebelasting voor elektriciteit die is opgewekt met kleinschalige zonnestroomsystemen, en
- een verplichting voor het verbruik van biobrandstoffen voor het wegverkeer.
Energiebesparing
In het Energieakkoord is energiebesparing een kernpunt. Deelnemende partijen hebben afgesproken om tot 2020 100 PJ extra energiebesparing te realiseren, en om te voldoen aan de Europese Richtlijn voor energie-efficiëntie. Daarvoor worden onder andere de volgende beleidsinstrumenten ingezet:
- Steeds strengere energieprestatienormen voor nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen, zodanig dat met ingang van 2021 alle nieuwe gebouwen bijna energieneutraal moeten zijn;
- Alle woningen hebben een indicatief energielabel gekregen. Op overdrachtsmomenten moet dit worden omgezet naar een definitief energielabel. Partijen binnen de huursector hebben zich gecommitteerd om hun woningen te verbeteren, tot gemiddeld label B (corporaties) en 80 procent van de woningen minimaal label C (particuliere verhuurders) in 2020;
- Een revolverend fonds (= een fonds dat zichzelf in stand houdt) waardoor eigenaren van bestaande woningen tegen gunstige rente een lening kunnen krijgen voor energiebesparingsmaatregelen. De rijksoverheid heeft hiervoor 75 miljoen euro beschikbaar gesteld. Private partijen hebben dit aangevuld tot 300 miljoen euro.
- Een subsidie (Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector, STEP) voor het realiseren van energiebesparende maatregelen in bestaande huurwoningen met een subsidieplafond van 400 miljoen. Verhuurders kunnen STEP-subsidie krijgen als ze 3 labelsprongen of meer realiseren met een verbetering naar minimaal label B voor woningcorporaties en minimaal label C voor particuliere verhuurders;
- Met de bedrijven zijn meerjarenafspraken gemaakt waarin bedrijven zich committeren aan het opstellen en uitvoeren van een energie-efficiëntieplan en het nemen van maatregelen met een terugverdientijd kleiner dan of gelijk aan vijf jaar. In het SER-Energieakkoord (SER, 2013) is afgesproken dat er meer aandacht wordt gegeven aan de handhaving van deze eis. Energiebesparing wordt fiscaal gestimuleerd met energie-investeringsaftrek (EIA-regeling). In de landbouw lopen o.a. innovatieprogramma's zoals kas-als-energiebron, en is er een systeem voor energiebesparing (het zogenaamde CO2-kostenvereveningssysteem, met doelen voor zowel de sector als geheel als voor individuele bedrijven);
- Voor apparaten en auto's gelden Europese normen voor het energiegebruik.
- Energielabels van woningen, 2010 t/m 2023
- Energielabels voor personenauto's, 2001-2016
- Energiegebruik van huishoudelijke apparatuur, 2000-2021
Werkgelegenheid
Het verduurzamen van de energievoorziening zou ook kansen kunnen bieden voor de werkgelegenheid. In het Energieakkoord is daarom een doelstelling opgenomen om 15 duizend extra voltijdsbanen te creëren tot en met 2020, met een accent op de eerstkomende jaren. Dit zou gerealiseerd moeten worden door werk voor energiebesparing in de gebouwde omgeving, groei van de cleantech industrie en door investeringen in energie-efficiency bij de bestaande energie-intensieve industrie. De totale werkgelegenheid op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energie bedroeg in 2014 zo'n 46 duizend voltijdsbanen (ECN, PBL, CBS en RVO, 2015).
Bevordering Europese energiemarkt
Om energiebedrijven te stimuleren efficiënt te werken en zo goedkoop mogelijk energie te leveren is er binnen de energiesector op Europese schaal marktwerking gecreëerd. Gevolg van de Europese integratie van de markten is dat de Nederlandse elektriciteitscentrales nu grotendeels onderdeel zijn van buitenlandse bedrijven. Anderzijds hebben Nederlandse netbedrijven transportnetten in het buitenland opgekocht.
Vooral voor elektriciteit is er de laatste jaren flink geïnvesteerd in uitbreiding van fysieke verbindingen met het buitenland en zijn handelsplatfoms geïntegreerd. Gevolg daarvan is dat de internationale handel in elektriciteit en de daaraan gerelateerde nationale productie steeds sneller reageert op factoren als de prijs van aardgas en steenkool, de beschikbaarheid van kerncentrales en de productie van hernieuwbare elektriciteit in de omringende landen. Anderzijds zijn er zorgen over hernieuwde fragmentatie van de Europese elektriciteitsmarkt door verschillen in de stimuleringen van hernieuwbare energie door Europese landen en door verschillen in de aanpak van dreigende tekorten aan productiecapaciteit.
Begrippen en definities
Bunkers | De levering van brandstof voor de internationale scheepvaart en voor de internationale luchtvaart. |
Hernieuwbare energie | Energie uit wind, waterkracht, zon, biomassa en de bodem en warmte uit de buitenlucht |
Energieaanbod | Winning + invoer + voorraadmutaties - uitvoer - bunkers. Het energieaanbod moet overeenkomen met het energieverbruik. |
Energiedrager | Een product dat energie bevat, dit kan zijn in de vorm van een brandstof, warmte of kracht, zoals aardolie, aardgas, kolen, elektriciteit, stoom en vormen van hernieuwbare energie. |
Energiedragerbalans | De balans van een brandstof die leidt tot het binnenlands verbruik. |
Energieverbruik | Verbruik bij omzetting in andere energiedragers + finaal energieverbruik. |
Finaal energieverbruik | Het door gebruik opmaken van energie. Hierna resteert geen nuttig bruikbare energiedrager. |
Joule | De energie-inhoud van de diverse energiedragers wordt uitgedrukt in joules. Veel gebruikte energie-eenheden zijn TJ (terajoule = 1012 Joule) en PJ (petajoule = 1015 Joule). Een petajoule komt overeen met 23,4 miljoen kg aardolie of 31,6 miljoen m3 aardgas of 277,8 miljoen kWh elektriciteit. |
Primaire energie | Energie gewonnen uit de natuur zoals aardolie, aardgas en steenkool. |
Bron: CBS, PBL. | CBS/aug10/0050 |
Bronnen
- CBS (2016). StatLine: Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag / Heerlen.
- ECN, PBL, CBS en RVO (2015). Nationale energieverkenning 2015. ECN-O--14-036. Petten: Energieonderzoek Centrum Nederland.
- SER (2013). Energieakkoord voor duurzame groei. Sociaal-Economische Raad, Den Haag.
- SER Borgingscommissie Energieakkoord (2014). Energieakkoord voortgangsrapportage 2014. Sociaal-Economische Raad, Den Haag.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Energie: inleiding en beleid
- Omschrijving
- Deze indicator geeft informatie over:
1. De energiedragers die een bijdrage leveren aan de energievoorziening in Nederland;
2. de milieudruk als gevolg van winning, distributie en verbruik van fossiele brandstoffen;
3. het Nederlandse energiebeleid;
4. begrippen en definities. - Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- StatLine: Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik (CBS, 2016)
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- In de Nationale Energieverkenning 2015 wordt meer specifiek ingegaan op de voorzieningszekerheid van de Nederlandse energiehuishouding en de rol die Nederland speelt in de gasvoorziening van Europa.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2016). Energie: inleiding en beleid (indicator 0050, versie 18, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.