Energie: inleiding en beleid

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De energievoorziening van Nederland belast het milieu onder andere door de uitstoot van broeikasgassen en verzurende stoffen. Het Nederlandse energiebeleid richt zich op het stimuleren van een duurzame energiehuishouding. Het gaat daarbij om zowel de economische efficiëntie, milieukwaliteit, als ook de voorzieningszekerheid.

Energiedragers

De economie van Nederland en andere geïndustrialiseerde landen is gebaseerd op een groot verbruik van energie. Aardolie, aardgas en steenkool zijn voor Nederland de belangrijkste primaire energiedragers. Deze fossiele brandstoffen leveren de meeste energie voor onze maatschappij. In Nederland wordt veel aardgas en in geringe mate aardolie gewonnen. Steenkool is in ons land economisch niet meer winbaar; de steenkoolmijnen in Limburg zijn in de jaren zeventig gesloten. Voor steenkool en bijna alle aardolie is Nederland aangewezen op import uit het buitenland.
Veel aardgas en steenkool wordt door middel van verbranding omgezet in elektriciteit en/of warmte. Aardolieproducten worden veelal in voertuigen door middel van verbranding omgezet in kracht. Behalve dat aardolie en aardgas een belangrijke rol spelen in de energievoorziening, worden deze stoffen ook voor andere doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld als grondstof voor de productie van plastics en kunstmest.
Andere energiebronnen dan aardolie, aardgas en steenkool leveren een beperkte bijdrage aan de energievoorziening. In 2009 bedroeg de bijdrage van kernenergie aan de energievoorziening 1,3 procent; van hernieuwbare energie bijna 4 procent.

Milieudruk energievoorziening

Bij de verbranding van aardgas, aardolie(producten) en steenkool ontstaan emissies naar de lucht. Deze energiegerelateerde emissies omvatten broeikasgassen (met name kooldioxide) en verzurende stoffen (zoals stikstofoxiden en zwaveldioxide). Van de emissie van kooldioxide in 2009 (voorlopig cijfer) ontstaat 37 procent door het verbranden van fossiele brandstoffen in de energiesector.
Ook bij winning, transport en distributie van aardgas, steenkool en aardolie ontstaan emissies naar de lucht. Het gaat daarbij vooral om de uitstoot van het broeikasgas methaan en vluchtige organische stoffen (VOS).
Behalve dat elektriciteitscentrales een belangrijke bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging, lozen zij ook grote hoeveelheden warm water (opgewarmd koelwater). Ook ontstaan er bij de productie van elektriciteit grote hoeveelheden afvalstoffen (zoals kolenreststoffen). Deze worden voor het overgrote deel hergebruikt.

Nederlands energiebeleid: op naar een duurzame energiehuishouding

Al vanaf de Derde Energienota (1996) is het energiebeleid van de overheid gericht op het stimuleren van een duurzame energiehuishouding. Daarbij wordt de term "duurzaam" ruim uitgelegd. Het gaat om zowel economische efficiëntie, als milieukwaliteit, maar ook om de voorzieningszekerheid. Tot voor kort werd daarnaast ook het begrip duurzame energie in enge zin gehanteerd. Het ging daarbij om energie uit "duurzame" bronnen zoals wind en biomassa. Sinds medio 2010 is echter het begrip "duurzame energie" vervangen door "hernieuwbare energie" om verwarring over de betekenis van "duurzame" energie te voorkomen. Bovendien sluit de nieuwe term beter aan bij de terminologie van het Europese energiebeleid.

Economische efficiëntie

Ter vergroting van de economische efficiëntie is binnen de energiesector op Europese schaal marktwerking gecreëerd. De taak van de overheden verschuift daarbij van een actieve rol, als onder andere aandeelhouder en investeerder, naar de borging van de publieke belangen door het opstellen van regels en het handhaven van spelregels voor de markt. Particuliere partijen hebben daarbij de rol om te investeren in productiecapaciteit. Binnen de Europese Unie vindt een steeds verdere integratie van energiemarkten- en netwerken plaats dat de economische efficiëntie nog verder moet bevorderen.

  • Voor de afnemers van energie betekent marktwerking keuzevrijheid: zij krijgen de mogelijkheid om zelf te kiezen waar zij hun energie inkopen. Als gevolg van het instellen van de keuzevrijheid voor de grote afnemers van energie is sinds 1999 de import van elektriciteit sterk toegenomen.
  • Ook voor de producenten (energiebedrijven) is er door de marktwerking meer keuzevrijheid, onder andere ten aanzien van het type centrales dat men bouwt. Voor de emissies naar de lucht moeten de centrales wel voldoen aan Europese regels. Zo geven de Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC)_ richtlijn en de nieuwe richtlijn voor industriële emissies (IED) normen aan voor het gebruik van de Best Beschikbare Technieken (BBT). De ruimte voor producenten om kooldioxide (CO2) uit te stoten wordt bepaald door het Europese Emissiehandelsysteem (ETS).

Milieukwaliteit: beperken broeikasgasemissies

In verband met de milieukwaliteit is het van belang de kooldioxide-emissie, die het gevolg is van het verbranden van fossiele energie, te beperken. In het regeerakkoord van het huidige Kabinet is daarom een reductiedoelstelling opgenomen om de emissie van CO2 (maar ook andere broeikasgassen) te verminderen. Het kabinet sluit daarbij aan bij de Europese reductiedoelstelling van 20 procent tussen 1990 en 2020. Deze 20 procent reductiedoelstelling geldt echter voor alle broeikasgassen in de 27 Europese lidstaten. Nederland dient in dat verband zijn emissies met 16 procent te verminderen tussen 2005 en 2020. Deze doelstelling geldt alleen voor de emissies die niet onder het Europese CO2-handelssysteem (ETS) vallen, zoals het verkeer, de landbouw, kantoren en woningen. De emissies van bedrijven die onder het ETS vallen, zijn gemaximeerd door een Europees emissieplafond.
Om de emissies te reduceren en de voorzieningszekerheid te vergroten, wil het kabinet onder meer de bouw van een nieuwe kerncentrale mogelijk maken. Alhoewel de emissies uit de energiesector daardoor zouden kunnen dalen (wanneer dit bijvoorbeeld een kolencentrale zou vervangen), draagt dat niet bij aan het halen van het Nederlandse klimaatdoel. Wel zal het makkelijker worden om binnen het Europese emissieplafond te blijven. Het is echter wel de vraag of een nieuwe kerncentrale voor 2020 operationeel zou kunnen zijn (PBL, 2010).

Energiebesparing

In tegenstelling tot het vorige kabinet, heeft het huidige kabinet geen nationale doelstelling meer voor energiebesparing. Desondanks zal er toch beleid worden gevoerd dat gericht is op het besparen van energie. Dat is nodig om bijvoorbeeld het klimaatdoel te halen, maar ook om de kosten van het energieverbruik (voor huishoudens en bedrijven) te beperken. Ook geldt voor Nederland een niet-bindend Europees doel om tot en met 2016 ongeveer 1 procent gemiddeld per jaar te besparen vanaf 2006. Het vorige kabinet streefde nog naar een energiebesparing van gemiddeld 2 procent per jaar. Dat doel bleek overigens moeilijk haalbaar. Volgens het Protocol Monitoring Energiebesparing (Gerdes en Boonekamp, 2010) bedroeg de nationale besparing in de periode 2000-2008 gemiddeld 1,0 procent procent per jaar.

Hernieuwbare energie

Onder hernieuwbare energie wordt verstaan energie die is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Dit wil zeggen energie uit wind, waterkracht, zon, biomassa en de bodem, en warmte uit de buitenlucht (CBS, 2010). Hernieuwbare energie speelt in Nederland nog maar een beperkte rol. In 2009 was bijna 4 procent van het totale binnenlandse energieverbruik uit hernieuwbare bronnen afkomstig. Het huidige kabinet wil het hernieuwbare energieverbruik verder stimuleren en sluit daarbij aan bij de Europese doelstelling die voor Nederland geldt. Dat houdt in dat Nederland het aandeel hernieuwbare energie van het (finale) energieverbruik moet verhogen tot 14 procent in 2020. Europees breed wordt een aandeel van 20 procent nagestreefd. In tegenstelling tot het vorige kabinet, geldt er dus geen aparte nationale doelstelling meer voor hernieuwbare energie in 2020. Om dit doel te halen, zet het kabinet een mix in van exploitatiesubsidies en innovatiebeleid. In 2014 wordt dit beleid geëvalueerd en wordt er mogelijk een verplicht aandeel hernieuwbare energie voor energieproducenten ingezet.

Voorzieningszekerheid

Voorzieningszekerheid houdt in de mate van zekerheid die er is over de beschikbaarheid van voldoende energiebronnen nu en in de toekomst. In de jaren zeventig werd het energieprobleem vooral in verband gebracht met schaarste: de fossiele energiedragers steenkool, aardolie en aardgas zouden binnen afzienbare tijd uitgeput raken. Het energiebeleid in de jaren zeventig en tachtig was hierdoor met name gericht op de besparing van energie. Inmiddels is duidelijk dat de energievoorraden op aarde groot genoeg zijn voor een langere periode van intensief energieverbruik. De laatste jaren zijn de zorgen over de beschikbaarheid daarvan weer toegenomen, omdat minder nieuwe voorraden worden ontdekt en al in kaart gebrachte voorraden soms moeilijker toegankelijk blijken te zijn. Daarnaast neemt de mondiale vraag naar energie sneller toe dan eerder voorzien.
Mondiale voorraden van aardgas en aardolie liggen in toenemende mate in een beperkt aantal landen, bijvoorbeeld Rusland voor aardgas en het Midden-Oosten voor aardolie. Geopolitieke aspecten worden daarom steeds belangrijker (Energierapport, 2008). Door recente, toenemende potenties en winning van onconventioneel gewonnen gas (zoals schaliegas - een soort aardgas gewonnen uit aardkorsten) zijn de zorgen van enkele landen (zoals de Verenigde Staten) over gasvoorraden en de afhankelijkheid van gasimporten weer wat afgenomen. Ook in Europa wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor de winning van onconventioneel gasschaliegas.

Begrippen en definities

 
Binnenlands verbruikWinning + invoer + voorraadmutaties - uitvoer - bunkers.
BunkersLeveringen van olieproducten voor grensoverschrijdend verkeer.
Hernieuwbare energieEnergie uit wind, waterkracht, zon, biomassa en de bodem en warmte uit de buitenlucht
Energiedragers Brandstoffen zoals aardolie, aardgas, kolen, elektriciteit, stoom en vormen van duurzame energie.
EnergiedragersbalansDe balans van een brandstof die leidt tot het binnenlands verbruik.
Finaal energieverbruikEindverbruik van energie (bijvoorbeeld elektriciteit en gas) door consumerende sectoren.
Joule De energie-inhoud van de diverse energiedragers wordt uitgedrukt in joules. Veel gebruikte energie-eenheden zijn TJ (terajoule = 1012 Joule) en PJ (petajoule = 1015 Joule). Een petajoule komt overeen met 23,4 miljoen kg aardolie of 31,6 miljoen m3 aardgas of 277,8 miljoen kWh elektriciteit.
Primaire energieEnergie gewonnen uit de natuur zoals aardolie, aardgas en steenkool.
 
Bron: CBS, PBL.CBS/CLO/aug10/0050

Bronnen

  • Gerdes, J. en P.G.M. Boonekamp (2010). Energiebesparing in Nederland 2000-2008. ECN-rapport ECN-E-10-073. Energieonderzoek Centrum Nederland (Petten), in samenwerking met SenterNovem, PBL en CBS.
  • CBS (2010). Revisie hernieuwbare energie. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag / Heerlen.
  • EZ (2008). Energierapport 2008. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
  • Tweede Kamer (1996). Derde Energienota. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 24525, nrs. 1en 2, Den Haag.
  • PBL (2010). Analyse regeerakkoord. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag / Bilthoven.

Relevante informatie

  • In het Energierapport 2008 van het Ministerie van Economische Zaken wordt meer specifiek ingegaan op de voorzieningszekerheid van de Nederlandse energiehuishouding en de rol die Nederland speelt in de gasvoorziening van Europa.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energie: inleiding en beleid
Omschrijving
Een inleidend verhaal over:
1. de fossiele energiedragers die een bijdrage leveren aan de energievoorziening in Nederland;
2. de milieudruk als gevolg van winning, distributie en verbruik van fossiele brandstofen;
3. het Nederlandse energiebeleid;
4. begrippen en definities.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Gerdes, J. en P.G.M. Boonekamp (2010). Energiebesparing in Nederland 2000-2008. ECN-rapport ECN-E-10-073. Energieonderzoek Centrum Nederland (Petten), in samenwerking met SenterNovem, PBL en CBS.CBS (2010). Revisie hernieuwbare energie. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag / Heerlen.EZ (2008). Energierapport 2008. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag. Tweede Kamer (1996). Derde Energienota. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 24525, nrs. 1en 2, Den Haag.PBL (2010). Analyse regeerakkoord. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag / Bilthoven.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
18
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2011). Energie: inleiding en beleid (indicator 0050, versie 12, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.