Energie: inleiding en beleid
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Energiedragers
De economie van Nederland en andere geïndustrialiseerde landen is gebaseerd op een grote inzet van energie. Aardolie, aardgas en steenkool zijn voor Nederland de belangrijkste primaire energiedragers. Deze fossiele brandstoffen leveren de energie voor onze maatschappij. In Nederland wordt aardgas en in mindere mate aardolie gewonnen. Steenkool is in ons land economisch niet meer winbaar; de steenkoolmijnen in Limburg zijn in de jaren zeventig gesloten. Voor steenkool en aardolie is Nederland aangewezen op import uit het buitenland.Een deel van de aardolie, aardgas en steenkool wordt in elektriciteitscentrales en warmtekrachtinstallaties omgezet in elektriciteit. De productie van elektriciteit in de enige Nederlandse kerncentrale (Borssele) draagt slechts voor een klein deel (4,2% in 2003) bij aan de totale binnenlandse elektriciteitsproductie. Behalve dat aardolie en aardgas een belangrijke rol spelen in de energievoorziening, worden deze stoffen in met name de industrie ook niet-energetisch gebruikt als grondstof voor de productie van bijvoorbeeld plastics en kunstmest.
Milieudruk energievoorziening
Zowel de winning, het transport als het verbruik van fossiele energiedragers, alsmede de productie van elektriciteit veroorzaken een aanzienlijke milieudruk:
- bij winning, transport en distributie van aardgas en aardolie ontstaan emissies naar de lucht, met name methaan;
- elektriciteitscentrales verbruiken grote hoeveelheden koelwater. Daarnaast ontstaan bij de productie van elektriciteit belangrijke luchtemissies, onder andere kooldioxide (CO2) en stikstofoxiden (NOx), en vaste afvalstoffen;
- het verbruik van aardgas, aardolie en steenkool veroorzaakt belangrijke emissies van stoffen naar de lucht.
De energiegerelateerde emissies naar de lucht dragen vooral bij aan de milieuthema's Klimaatverandering en Verzuring.
Nederlands energiebeleid: op naar een duurzame energiehuishouding
Al vanaf de Derde Energienota (1996) is het energiebeleid van de overheid gericht op liberalisering van de energiemarkt (elektriciteit en gas) en het stimuleren van een duurzame energiehuishouding. Met betrekking tot de duurzame energiehuishouding zijn drie aspecten belangrijk: economische efficiëntie, milieukwaliteit en de voorzieningszekerheid van energiebronnen.
Economische efficiëntie
Ter vergroting van de economische efficiëntie is binnen de energiesector marktwerking gecreëerd. De taak van de overheden verschuift daarbij van een actieve rol, als onder andere aandeelhouder en investeerder, naar de borging van de publieke belangen door het opstellen van regels en het handhaven van spelregels voor de markt. Daarbij krijgt de internationale context steeds meer aandacht. Voor de afnemers van energie betekent marktwerking keuzevrijheid: zij krijgen de mogelijkheid om zelf te kiezen waar zij hun energie inkopen. Als gevolg van het instellen van de keuzevrijheid voor de grote afnemers van energie is sinds 1999 de import van elektriciteit sterk toegenomen.
Milieukwaliteit: beperken broeikasgas-emissies
In verband met milieukwaliteit is het beperken van de kooldioxide-emissie van belang, die het gevolg is van conventionele, fossiele, energieproductie. De Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (Tweede Kamer, 1999) beschrijft hoe Nederland de Kyoto-taakstelling (6% minder uitstoot van broeikasgassen in 2008-2012 dan in 1990) denkt te realiseren. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend.
Energiebesparing
Voor energiebesparing werd in de Derde Energienota (Tweede Kamer, 1996) een verbetering van de energie-efficiëntie geformuleerd van 1,6% per jaar voor de periode 1995-2020. Naar aanleiding van de Kyoto-taakstelling is de ambitie van de besparingsdoelstelling in de Energiebesparingsnota van 1998 verhoogd naar 2% per jaar. Volgens het Protocol Monitoring Energiebesparing (ECN, et al., 2001) bedraagt deze doelstelling na herberekening volgens een zo zuiver mogelijke definitie 1,8%.
Duurzame energie
Onder duurzame energiebronnen worden veelal hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit stromingsbronnen, zon of biomassa. Duurzame energie speelt echter in Nederland nog een ondergeschikte rol. Het aandeel van duurzame energie bedroeg in 2002 slechts 1,5% (exclusief import) van het totale binnenlandse energiegebruik. Doelstelling voor 2020 is om dan 10% van het totale binnenlandse energiegebruik duurzaam op te wekken. In de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (Tweede Kamer, 1999) is voor 2010 een tussendoelstelling van 5% duurzaam geformuleerd.
MEP-regeling
Door verschillende instrumenten, waaronder de REB (Regulerende Energiebelasting, tot 30 juni 2003) en MEP-regeling (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie, vanaf 1 juli 2003) worden energiebesparingsmaatregelen en duurzame energie-opties gestimuleerd.
Voorzieningszekerheid
Voorzieningszekerheid houdt in de mate van zekerheid die er is over de beschikbaarheid van voldoende energiebronnen nu en in de toekomst. In het verleden werd het energieprobleem vooral in verband gebracht met schaarste: de fossiele energiedragers steenkool, aardolie en aardgas zouden binnen afzienbare tijd uitgeput raken. Het energiebeleid in de jaren zeventig en tachtig was hierdoor met name gericht op de besparing van energie. Inmiddels is duidelijk dat de energievoorraden op aarde groot genoeg zijn voor een lange periode van intensief energiegebruik waarmee de aandacht binnen dit thema verschoven is naar het schoon, veilig, betaalbaar en tijdig kunnen inzetten van de beschikbare energiebronnen.
Begrippen en definities
Binnenlands verbruik | Winning + invoer + voorraadmutaties - uitvoer - bunkers |
Bunkers | Leveringen van olieproducten voor grensoverschrijdend verkeer |
Duurzame energie | Energie verkregen uit natuurlijke invloed zoals zonlicht en wind en ook de hernieuwbare fractie uit verbranding van afval |
Energiedragers | Brandstoffen zoals aardolie, aardgas, kolen, elektriciteit, stoom en vormen van duurzame energie |
Energiedragersbalans | De balans van een brandstof die leidt tot het binnenlands verbruik |
Joule | De energie-inhoud van de diverse energiedragers wordt uitgedrukt in joules. Veel gebruikte energie-eenheden zijn TJ (terajoule = 1012 Joule) en PJ (petajoule = 1015 Joule). Een petajoule komt overeen met 23,4 miljoen kg aardolie of 31,6 miljoen m3 aardgas of 277,8 miljoen kWh elektriciteit |
Primaire energie | Energie gewonnen uit de natuur zoals aardgas en steenkool |
Bron: CBS. | CBS/MC/okt03 |
Bronnen
- ECN, Novem, RIVM en CPB (2001). Protocol Monitoring Energiebesparing, ECN, Petten.
- Tweede Kamer (1996). Derde Energienota. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 24525, nrs. 1-2, Den Haag.
- Tweede Kamer (1999). Uitvoeringsnota klimaatbeleid. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 26603, nr. 2, Den Haag.
- EZ (2002). Energierapport 2002. Investeren in energie, keuzes voor de toekomst. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- VROM (2001). Een wereld en een wil; werken aan duurzaamheid; Nationaal Milieubeleidsplan 4. Ministerie van VROM, Den Haag.
Relevante informatie
- In het Energierapport 2002 van het Ministerie van Economische Zaken wordt meer specifiek ingegaan op de voorzieningszekerheid van de Nederlandse energiehuishouding en de rol die Nederland speelt in de gasvoorziening van Europa.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2004). Energie: inleiding en beleid (indicator 0050, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.