Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2015 is de Europese grenswaarde voor het jaargemiddelde PM2,5 (25 µg/m3) nergens in Nederland overschreden. De gemeten stedelijke achtergrondconcentraties van PM2,5 liggen gemiddeld rond de 12 µg/m3 en daarmee ruim onder de EU-blootstellingsverplichting (20 µg/m3).
Kaart 2015
De afbeelding 'Kaart 2015' geeft voor 2015 de ruimtelijke verdeling van grootschalige, jaargemiddelde PM2,5 concentraties weer zonder lokale verhogingen langs drukke verkeerswegen en straten (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland, GCN). Deze ruimtelijke verdeling is vergelijkbaar met die van PM10. In de buurt van industrie en gebieden met intensieve veehouderij zijn de lokale PM2,5-bijdragen echter aanzienlijk kleiner dan die van PM10.
De gemeten achtergrondconcentraties PM2,5 lagen in 2015 gemiddeld rond de 10 µg/m3 (9 - 12 µg/m3). In stedelijke en verkeersbelaste gebieden waren deze rond de 12 µg/m3 (10 - 18 µg/m3). Hiermee liggen alle concentraties onder de Europese grenswaarde voor het jaargemiddelde (25 µg/m3) en onder de EU-blootstellingsverplichting (20 µg/m3).
Jaargemiddelde 2009-2015
Sinds 2008 stellen RIVM, DCMR en GGD Amsterdam PM2,5-concentraties in Nederland vast met continue metingen (Beta Attenuation Monitoren; BAM) in combinatie met referentiemetingen. Beide methoden leveren gelijkwaardige resultaten, maar de BAM blijkt vanaf 2015 tijdens zomerperiodes te lage PM2,5 concentraties te meten. Mede vanwege een beperkter aantal referentiemetingen nam daardoor het aantal geldige meetwaarden in 2015 sterk af. Het jaargemiddelde blijkt voor 2015 minder robuust dan eerdere jaren en is in de figuur 'Jaargemiddelde 2009-2015' met een stippellijn weergegeven.
In de PM2,5 concentraties is vanaf 2009 een vrijwel gelijke daling waarneembaar als bij PM10 concentraties. Het is dan ook de daling in de fijnere fractie die de daling in de PM10 concentratie domineert (Hoogerbrugge et al., 2016).
Chemische samenstelling
In 2007/2008 is op het regionale achtergrondstation Cabauw in het kader van BOP de chemische samenstelling van PM2,5 gemeten (Schaap, 2010). Sinds medio 2010 voert het RIVM op dezelfde locatie vergelijkbare metingen uit. De figuur 'Chemische samenstelling' laat de resultaten van de verschillende meetcampagnes zien.
Voor de vorming van fijn stof was 2015 een meteorologisch gunstig jaar. De bijdrage van secundair anorganisch aerosol was daarom iets lager dan voorgaande jaren. De belangrijkste bijdrage aan PM2,5 komt van secundair anorganisch aerosol en organisch koolstof (o.a. van houtstook).
Aanvullende informatie
Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht (in de regel deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer ; PM10). De fijnere fractie van fijn stof noemen we PM2,5 en bestaat uit deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. Voor een volledige definitie zie 'Technische toelichting'. Voor PM10 is een aparte indicator:
Bronnen
PM2,5 bestaat uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:
- De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer verkeer, houtstook, scheepvaart en industrie.
- De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, vluchtige organische stoffen (VOS)) en/of al aanwezige deeltjes. Landbouwemissies in binnen- en buitenland spelen hierbij een belangrijke rol.
Voor meer informatie over de bronnen van PM10, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten, Hendriks et al. (2012) en het RIVM-Dossier 'Fijn stof' (2013). Voor de bronnen van PM2,5 zie Schaap et al. (2010), Hendriks et al. (2012) en Mooibroek et al. (2013c).
Normen
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen.
Voor PM2,5 geldt een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 10 µg/m³ (WHO, 2006).
Naast grenswaarden voor jaargemiddelde concentraties bevat de EU richtlijn ook een aanpak om de blootstelling van bevolking aan fijn stof generiek terug te dringen. Om dit te bereiken heeft de EU voor PM2,5 een grenswaarde voor de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie (blootstellingsverplichting; 20 µg/m3) vastgesteld en een verminderingsdoelstelling voor de gemiddelde-blootstellingsindex (GBI, Eng.: AEI).
Deze index is het gemiddelde over drie jaar van de gemeten concentraties op stedelijke achtergrondlocaties in Nederland. Voor 2010 en 2020 zijn de GBI's gedefinieerd als het gemiddelde over 2009-2011 respectievelijk 2018-2020.
De GBI voor 2011 is voor Nederland vastgesteld op 17,0 µg/m3. Hieraan is voor 2020, als richtwaarde een reductiedoelstelling gekoppeld van 15% (2,6 µg/m3). Volgens modelberekeningen op basis van verschillende economische groeiscenario's zou Nederland hieraan in 2020 voldoen (Mooibroek et al., 2013b). Ten opzichte van de periode 2009-2011 liet de periode 2013-2015 al een GBI daling zien van 4 µg/m3.
Tabel 1. Glijdend driejaarsgemiddelde voor PM2,5-concentratie op stedelijke achtergrondlocaties.
Periode | GB |
µg/m3 | |
2009-2011 | 17,0 |
2010-2012 | 15,7 |
2011-2013 | 14,6 |
2012-2014 * | 13,5 |
2013-2015 * | 13,0 |
2018-2020 | 14,4 |
* tijdens deze zomerperiodes onderschatten BAM metingen PM2,5 concentraties.
Beleid
Voor meer informatie over de beleidsaspecten van fijn stof, zie het onderwerp Fijnstofbeleid op de RIVM website en Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.
Samen meten aan luchtkwaliteit
Naast het bestaande meetnet van het RIVM en partners, zijn in Nederland meer ontwikkelingen waarbij luchtkwaliteit wordt gemeten. Dat gebeurt steeds vaker met nieuwe sensortechnologie en door burgers. Een overzicht van deze projecten vindt u op het kennisportaal 'Samen meten aan luchtkwaliteit'.
Bronnen
- EU (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Janssen, N.A.H., Gerlofs-Nijland, M.EW., Lanki, T., Salonen, R.O., Cassee, F., Hoek, G., Fischer, P., Brunekreef, B. & Krzyzanowski, M. (2012) Health effects of black carbon. WHO, Regional Office for Europe, Kopenhagen.
- Hendriks, C., Kranenburg, R. Kuenen, J.J.P., Van Gijlswijk, R.N., Denier van der Gon, H.A.C. & Schaap, M. (2012) Establishing the origin of Particulate Matter concentrations in the Netherlands. Rapport TNO-o60-UT-2012-00474. [zie onderaan de pagina bij 'BOP II Publicaties'].
- Hoogerbrugge, R., Nguyen, L., Wesseling, J., Van den Elshout, S., Willers, S., Visser, J. & Van der Zee, S. (2016) Trends in PM10- en NO2-concentraties. Tijdschrift Lucht nummer 3, juni 2016, 13-16.
- Matthijsen, J. en Ten Brink, H.M. (2007) PM2,5 in the Netherlands. Consequences of the new European air quality standards, Rapport 500099001, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Matthijsen, J., Jimmink, B.A., De Leeuw, F.A.A.M. en Smeets, W.L.M. (2009) Attainability of PM2.5 air quality standards, situation for the Netherlands in a European context, Rapport 500099015, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Matthijsen, J, en Koelemeijer, R.B.A. (2010) Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof. Resultaten op hoofdlijnen en beleidsconsequenties, Rapport 500099013, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Mooibroek, D., Berkhout, J.P.J. & Hoogerbrugge, R. (2013a) Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2012. Rapport 680704023, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Mooibroek, D., Vonk, J., Velders, G.J.M., Hafkenscheid, T.L. & Hoogerbrugge R. (2013b) PM2.5 Average Exposure Index 2009-2011 in the Netherlands. Rapport 680704022, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Mooibroek D, van der Swaluw E, Hoogerbrugge R (2013c) A reanalysis of the BOP dataset : Source apportionment and mineral dust. Rapport 680356001, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Schaap M, Weijers EP, Mooibroek D, Nguyen L, Hoogerbrugge R (2010) Composition and origin of Particulate Matter in the Netherlands. Rapport 500099007, Planbureau voor de leefomgeving, Bilthoven
- Velders, G.J.M., Aben, J.M.M., Geilenkirchen, G.P., den Hollander, H.A., Megens, L., van der Swaluw, E., de Vries, W.J. & van Zanten, M.C. (2016) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2016. Rapport 2016-0068, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- WHO (2006) Air quality guidelines - global update 2005. World Health Organization, Genève.
Relevante informatie
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid
- Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023
- Gezondheidseffecten van fijn stof en ozon, 1992 - 2013
- Nationale luchtkwaliteit: overzicht normen
- Nationale luchtkwaliteit: beleid
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021
- Buijsman, E., Beck, J.P., van Bree, L., Cassee, F.R., Koelemeijer, R.B.A., Matthijsen, J., Thomas, R. en Wieringa, K. (2005). Fijn stof nader bekeken. Rapport 500037008. Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- EU (2001). Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 309/22.
- EU (2008) Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie.
- EU > Informatie over de verzoeken tot derogatie.
- UN/ECE > The 1999 Gothenburg Protocol to Abate Acidification, Eutrophication and Ground-level Ozone.
- RIVM > Themasite Grootschalige Concentratiekaarten Nederland.
- RIVM > Dossier 'Fijn stof'
- RIVM > BOP II. Het vervolg op het Nederlands onderzoeksprogramma fijn stof
- PBL > BOP I. Onderzoeksprogramma ter verkleining onzekerheden fijn stof.
- RIVM > Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Teletekst > Smog.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen in de luchtkwaliteit is te vinden in Balans van de Leefomgeving 2016.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in lucht
- Omschrijving
- Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in Nederland op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
- Jaargemiddelde concentraties berekend uit dagwaarden.Om complete sets voor de berekening van de jaargemiddelde PM2,5 concentratie te krijgen is gebruik gemaakt van de innovatieve mathematische benadering zoals beschreven in Mooibroek et al. (2013b).
- Basistabel
- Reken- en Informatiesysteem Lucht van het RIVM.
- Geografische verdeling
- 1. De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2. De trendfiguren 2009-2015 zijn gebaseerd op meetgegevens van zeven regionale stations, tien stadsstations en acht straatstations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Andere variabelen
- Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als fijn stof, koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- 1) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2016 (Velders et al., 2016; zie bij Referenties). 2) Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2012 (Mooibroek et al., 2013a; zie bij Referenties).
- Opmerking
- 1) De volledige (en juiste) definitie van PM2,5 luidt: Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM2,5 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 2,5 µm. 2) De meetgegevens van de fijnere fractie van fijn stof zijn verkregen met metingen volgens of vergelijkbaar met de referentiemethode.
- Betrouwbaarheidscodering
- Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2017). Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2015 (indicator 0532, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.