Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw, 1990-2013
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De berekende ammoniakemissie door de land- en tuinbouw is tussen 2000 en 2013 minder sterk afgenomen dan in de jaren negentig. In totaal is sinds 1990 de berekende ammoniakemissie met bijna 70% verminderd.
Ammoniakemissie met bijna 70% verminderd sinds 1990
Ammoniak komt vrij uit stallen, mestopslagen, tijdens beweiding en bij het aanwenden van mest. De berekende ammoniakemissie is sinds 1990 met bijna 70% verminderd (ER, 2015), vooral tussen 1990 en 2000 door de verplichting om dierlijke mest emissiearm aan te wenden (CBS, 2001) en door de afname van (de mestproductie door) de veestapel. Tussen 2000 en 2013 is de berekende ammoniakemissie minder sterk afgenomen dan in de jaren negentig.
Nationale emissies van ammoniak kunnen niet worden gemeten maar worden berekend op basis van onder andere informatie over dieraantallen, stikstofexcretie, huisvestingssystemen en gebruikte uitrijdtechnieken. De berekening wordt gedaan met het model NEMA. De totale berekende emissie van ammoniak in Nederland bedroeg in 2013 ongeveer 134 miljoen kg, en ligt daarmee boven het vastgestelde EU-NEC plafond van 128 miljoen kg vanaf 2010 (EU, 2001); de land- en tuinbouw droeg hier 112 miljoen kg aan bij (zie figuur en data hierboven).
De overschrijding van het NEC plafond voor ammoniak betekent niet automatisch dat Nederland in gebreke blijft. Er is brede consensus in Europa dat landen niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor wijzigingen in de geregistreerde emissiecijfers die niet bekend waren bij het afspreken van de reductiedoelen. Als onderdeel van het herziene Gothenburg protocol kunnen landen een verzoek tot herberekening van plafonds indienen als landen hierdoor dreigen hun afspraken niet te kunnen nakomen (UNECE, 2013). De verwachting is dat de Europese Commissie de voorzieningen uit het herziene Gothenburg protocol ook van toepassing zal verklaren op de nationale plafonds die gelden vanaf 2010.
Het plafond van het Gothenburg protocol van het jaar 2020 is vastgesteld op 87% van de emissie in 2005. Dit betekent met de huidige cijfers een plafond van 139 miljoen kg ammoniak.
Beleid ter vermindering ammoniakemissie
Nadat in de jaren negentig van de vorige eeuw het breedwerpig bovengronds uitrijden van mest al werd verboden, is vanaf 2008 het in twee werkgangen uitrijden en onderwerken van mest op bouwland niet meer toegestaan. Het effect van dit verbod is in 2010 onderzocht. Het is gebleken dat op bouwland ongeveer tweederde deel van de mest geïnjecteerd wordt. Dit is zeer effectief en hierdoor is de berekende emissie sinds 2005 met ongeveer 8 miljoen kg gedaald.
Eigenlijk zouden de veehouderijen per 1 januari 2010 moeten voldoen aan het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. In 2009 bleek echter dat veel veehouders dit niet konden realiseren. Daarop heeft de minister tot uiterlijk 1 januari 2013 uitstel verleend. De voormalige ministeries van VROM en LNV, de provincies en de VNG hebben daarop een "Actieplan Ammoniak Veehouderij" opgesteld om ervoor te zorgen dat veehouderijen voor 2013 voldoen aan het Besluit huisvesting. Voor veehouders die hun bedrijf gaan beëindigen geldt tot 2020 een aparte regeling. Door het aantal te houden dieren te beperken en/of door voeraanpassingen kunnen boeren dezelfde emissiereductie bereiken. Het actieplan richt zich ook op melkveehouders. Bij het bouwen van nieuwe stallen is vanaf 2008 het toepassen van emissiearme technieken ook in deze sector verplicht bij permanent opstallen van melkvee.
Hogere emissie uit vleesvarkensstallen
De emissiefactoren van vleesvarkensstallen zijn aangepast aan de meest recente inzichten (Van Bruggen et al., 2015). In de periode 2008-2009 zijn metingen verricht waaruit bleek dat de emissiefactor hoger was. Daarnaast is een verbeterd model gebruikt om de gemeten emissiefactoren om te rekenen naar de emissiefactoren voor alle afzonderlijke stalsystemen.
De nieuwe emissiefactoren gelden voor de gehele periode 1990-2013.
Gemiddeld lagere emissiefactoren voor overige gasvormige stikstof verliezen
In 2013 zijn voor het berekenen van de broeikasgassen voor het eerst de IPCC Guidelines van 2006 gebruikt. In deze Guidelines staan andere emissiefactoren voor lachgasemissie uit stallen waardoor de totaal emissie gemiddeld lager uitvalt. De stikstofoxide en distikstof emissiefactoren zijn in NEMA via een verhouding gekoppeld aan de lachgas emissiefactoren. Omdat NEMA een stroommodel is heeft een verandering van emissiefactoren in de stal effect op de emissie bij het uitrijden van mest. De gemiddeld lagere emissiefactoren in de stal leiden tot een grotere hoeveelheid stikstof in de mest en dus tot een hogere emissie van ammoniak, lachgas en stikstofoxide bij uitrijden.
Nieuwe bronnen
Afrijping van gewassen, gewasresten en het gebruik van compost en zuiveringsslib zijn bronnen van ammoniakemissies die in 2013 voor het eerst meegenomen zijn. Afrijping van gewassen en gewasresten worden in de EMEP Guidelines van 2013 als bron genoemd. Compost en zuiveringsslib worden in de IPCC Guidelines van 2006 genoemd als bron voor het berekenen van de indirecte lachgasemissies als gevolg van depositie van stikstof (ammoniak en stikstofoxide) emissies vanuit stallen en bij bemesting.
Bronnen
- Bruggen, C. van, A. Bannink, C.M. Groenestein, J.F.M. Huismans, H.H. Luesink, S.M. van der Sluis, G.L. Velthof en J. Vonk (2015) Emissies naar lucht uit de landbouw 1990-2013. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu Wageningen.
- CBS (2001). Landbouwtelling 2000; toediening van dierlijke mest. Losbladige uitkomsten. CBS, Voorburg.
- ER (2015). Website emissieregistratie. Op deze site is ook informatie beschikbaar over de methodieken voor het bepalen van emissiecijfers en informatie over wijzigingen in methodieken.
- EU (2001). Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn).
- UNECE (2013) Gothenburg Protocol
- Velthof, G.L., C. van Bruggen, C.M. Groenestein, B.J. de Haan, M.W. Hoogeveen en J.F.M.Huijsmans, (2009). Methodiek voor berekening van ammoniakemissie in Nederland, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Rapport 70, Wageningen.
Relevante informatie
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2022
- Verzurende depositie, 1990-2022
- Stikstofdepositie, 1990-2022
- Relatie ontwikkelingen emissies en luchtkwaliteit, 1990-2021
- Recente emissiecijfers kunnen in detail bekeken worden op de website van de Emissieregistratie. Verder is via deze site informatie beschikbaar over de methodieken voor het bepalen van emissiecijfers en informatie over wijzigingen in methodieken.
- VROM (2001). Nationaal Milieubeleidsplan 4. Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Den Haag.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Ammoniakemissie door de landbouw, 1990-2013
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving
- Berekeningswijze
- Het model NEMA
- Basistabel
- Alle data zijn opvraagbaar op of via de website van de Emissieregistratie. De hier gepresenteerde cijfers zijn de definitieve emissiecijfers voor de periode 1990-2013, zoals vrijgegeven door de Emissieregistratie in maart 2015.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Emissieregistratie (2015). Website emissieregistratie.. Op deze site is ook informatie beschikbaar over de methodieken voor het bepalen van emissiecijfers en informatie over wijzigingen in methodieken.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2015). Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw, 1990-2013 (indicator 0101, versie 12, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.