Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5), 2009-2013
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2013 bedroeg de gemeten stedelijke achtergrondconcentraties van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) gemiddeld 14 µg/m3. Op straatlocaties lagen de concentraties 0,5 µg/m3 hoger. De Europese grenswaarde voor het jaargemiddelde bedraagt 25 µg/m3. Daarnaast geldt vanaf 2015 ook nog een grenswaarde voor de blootstellingsconcentratie van 20 µg/m3. De advieswaarde van de WHO is 10 µg/m3.
Concentraties
Sinds 2008 meten het RIVM, de DCMR en de GGD Amsterdam PM2,5-concentraties in Nederland volgens of vergelijkbaar met de referentiemethode. Omdat dit pas sinds 2008 gebeurd ontbreekt nog een langjarige trend en zijn de onzekerheden in de ontwikkelingen van de concentratieniveaus nog groot. Deze onzekerheden werken ook door in gemodelleerde PM2,5-concentraties.
De gemeten achtergrondconcentraties PM2,5 lagen in 2013 gemiddeld rond de 13 µg/m3 (10 - 15 µg/m3). In stedelijke en verkeersbelaste gebieden waren deze rond de 14 µg/m3 (12 - 17 µg/m3). Vanaf 2015 geldt een grenswaarde voor de blootstellingsconcentratie, uitgedrukt als de gemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie, van 20 µg/m3.
Het ruimtelijk patroon van de PM2,5-concentraties over Nederland is vergelijkbaar met dat van PM10. In de buurt van industrie en gebieden met intensieve veehouderij zijn de lokale PM2,5-bijdragen echter aanzienlijk kleiner dan die van PM10
Fijn stof en de fijnere fractie van fijn stof
Fijn stof (particulate matter; PM10) is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht. De fijnere fractie van PM10 noemen we in de regel PM2,5 en bestaat uit deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. PM10 bevat naast PM2,5 ook een grove fractie. Dit zijn de deeltjes met een diameter boven de 2,5 maar onder de 10 µm. Voor een volledige definitie zie 'Technische toelichting'.
Bronnen
PM2,5 bestaat uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:
- De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer verkeer, scheepvaart en industrie.
- De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, vluchtige organische stoffen (VOS)) en/of al aanwezige deeltjes.
Sinds juni 2010 meet Nederland in navolging van de EU-regelgeving de samenstelling van PM2,5 op het regionale achtergrond station in Cabauw. Eerder zijn in 2007/2008 op deze locatie ook metingen verricht in het kader van de BOP-meetcampagne (Schaap, 2010). De vergelijkbaarheid tussen deze BOP-metingen met latere metingen is lastig, vanaf 2010 zijn namelijk andere meet- en analysemethoden toegepast. De reeks is nog te kort om uitspraken te kunnen doen over trends in de chemische samenstelling. Bij voortzetting van metingen op de huidige locatie kan dit in de toekomst wel. De figuur "Chemische samenstelling" laat de resultaten van de diverse meetcampagnes zien. Hieruit blijkt dat voor alle getoonde perioden de bijdrage van secundair anorganisch aerosol (NH4++NO3-+SO42-) en van koolstofhoudend fijn stof (EC+OC) aan de concentratie van PM2,5 nagenoeg hetzelfde is
Voor meer informatie over de bronnen van PM10, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten, Hendriks et al. (2012) en het recente Dossier 'Fijn stof' (2013). Voor de bronnen van PM2,5 zie Schaap et al. (2010), Hendriks et al. (2012) en Mooibroek et al. (2013c)
Normstelling
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen.
Voor de jaargemiddelde PM2,5-concentratie geldt vanaf 2015 een grenswaarde van 25 µg/m3.Daarnaast bestaat voor 2020 een 'indicatieve grenswaarde' voor het jaargemiddelde van 20 µg/m3. De WHO adviseert 10 µg/m3 als veilige norm volgens de laatste wetenschappelijke inzichten.
Naast grenswaarden voor jaargemiddelde concentraties bevat de richtlijn ook een aanpak om de blootstelling van bevolking aan fijn stof generiek terug te dringen. Om dit te bereiken is voor PM2,5 een grenswaarde voor de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie (blootstellingsconcentratie) vastgesteld en een verminderingsdoelstelling voor de gemiddelde-blootstellingsindex (GBI, Eng.: AEI)). Deze index is de maat voor de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie in een land. Het is het gemiddelde van de gemeten concentraties op stedelijke achtergrondlocaties in Nederland waarbij middeling over drie jaar wordt toegepast. De GBI's voor 2010 en 2020 zijn gedefinieerd als het gemiddelde over 2009-2011 respectievelijk 2018-2020.
De toegestane maximale blootstellingsconcentratie van 20 µg/m3 geldt vanaf 2015. De GBI voor 2011 is voor Nederland vastgesteld op 17,0 µg/m3. Hieraan is een reductiedoelstelling gekoppeld van 15%. Om deze doelstelling te halen moet de gemiddelde blootstellingindex (GBI) in de stedelijke achtergrond in Nederland voor 2020 met 2,6 µg/m3 gedaald zijn (Mooibroek et al., 2013b).
Modelberekeningen voorspellen op basis van verschillende economische groeiscenario's een reductie van 15 tot 17 procent voor de GBI van/voor 2020. Daarmee zou Nederland voldoen aan de reductiedoelstelling (Mooibroek et al., 2013b). De verminderingsdoelstelling in 2020 ten opzichte van 2011 is een richtwaarde.
Periode | GBI |
µg/m3 | |
2009-2011 | 17,0 |
2010-2012 | 15,7 |
2011-2013 | 14,6 |
2018-2020 | 14,4 |
Sinds 2009 rapporteert Nederland jaargemiddelde PM2,5-concentraties op basis van de referentiemethode aan de Europese Unie (EU); gerapporteerde resultaten van metingen voor 2009 gelden als indicatief.
De WHO beschouwt de Europese grenswaarde voor PM2,5 (25 µg/m³) als een interimdoelstelling. Op termijn adviseert de WHO een grenswaarde van 10 µg/m³ voor het jaargemiddelde (WHO, 2006).
Beleid
Voor meer informatie over de beleidsaspecten van fijn stof, zie het onderwerp Fijnstofbeleid op de RIVM website en Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.
Bronnen
- EU (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Janssen, N.A.H., Gerlofs-Nijland, M.EW., Lanki, T., Salonen, R.O., Cassee, F., Hoek, G., Fischer, P., Brunekreef, B. & Krzyzanowski, M. (2012) Health effects of black carbon. WHO, Regional Office for Europe, Kopenhagen.
- Hendriks, C., Kranenburg, R. Kuenen, J.J.P., Van Gijlswijk, R.N., Denier van der Gon, H.A.C. & Schaap, M. (2012) Establishing the origin of Particulate Matter concentrations in the Netherlands. Rapport TNO-o60-UT-2012-00474. [zie onderaan de pagina bij 'BOP II Publicaties'].
- Matthijsen, J. en Ten Brink, H.M. (2007) PM2,5 in the Netherlands. Consequences of the new European air quality standards, Rapport 500099001, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Matthijsen, J., Jimmink, B.A., De Leeuw, F.A.A.M. en Smeets, W.L.M. (2009) Attainability of PM2.5 air quality standards, situation for the Netherlands in a European context, Rapport 500099015, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Matthijsen, J, en Koelemeijer, R.B.A. (2010) Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof. Resultaten op hoofdlijnen en beleidsconsequenties, Rapport 500099013, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Mooibroek, D., Berkhout, J.P.J. & Hoogerbrugge, R. (2013a) Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2012. Rapport 680704023, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Mooibroek, D., Vonk, J., Velders, G.J.M., Hafkenscheid, T.L. & Hoogerbrugge R. (2013b) PM2.5 Average Exposure Index 2009-2011 in the Netherlands. Rapport 680704022, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Mooibroek D, van der Swaluw E, Hoogerbrugge R (2013c) A reanalysis of the BOP dataset : Source apportionment and mineral dust. Rapport 680356001, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Schaap M, Weijers EP, Mooibroek D, Nguyen L, Hoogerbrugge R (2010) Composition and origin of Particulate Matter in the Netherlands. Rapport 500099007, Planbureau voor de leefomgeving, Bilthoven
- Velders GJM, Aben JMM, Geilenkirchen GP, den Hollander HA, Noordijk H, van der Swaluw E, de Vries WJ, Wesseling J, van Zanten MC (2014) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland : Rapportage 2014. Rapport 680363002, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- WHO (2006) Air quality guidelines - global update 2005. World Health Organization, Genève.
Relevante informatie
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid
- Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023
- Fijn stof in lucht, jaargemiddelde, 1992-2012
- Gezondheidseffecten van fijn stof en ozon, 1992 - 2013
- Nationale luchtkwaliteit: overzicht normen
- Nationale luchtkwaliteit: beleid
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021
- Buijsman, E., Beck, J.P., van Bree, L., Cassee, F.R., Koelemeijer, R.B.A., Matthijsen, J., Thomas, R. en Wieringa, K. (2005). Fijn stof nader bekeken. Rapport 500037008. Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- EU (2001). Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 309/22.
- EU (2008) Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Wet Milieubeheer (2007) Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Staatsblad 414. [Zoek in Staatsblad op '11 oktober 2007']
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie.
- EU > Informatie over de verzoeken tot derogatie.
- UN/ECE > The 1999 Gothenburg Protocol to Abate Acidification, Eutrophication and Ground-level Ozone.
- RIVM > Themasite Grootschalige Concentratiekaarten Nederland.
- RIVM > Dossier 'Fijn stof'
- RIVM > BOP II. Het vervolg op het Nederlands onderzoeksprogramma fijn stof
- PBL > BOP I. Onderzoeksprogramma ter verkleining onzekerheden fijn stof.
- RIVM > Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- RIVM > Aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof boven de 50 µg/m3.
- Teletekst > Smog.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen in de luchtkwaliteit is te vinden in Balans van de Leefomgeving 2012 en Nationale Milieuverkenning 6 2006 - 2040.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in lucht
- Omschrijving
- Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in Nederland op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
- Jaargemiddelde concentraties berekend uit dagwaarden. Om complete sets voor de berekening van de jaargemiddelde PM2,5 concentratie te krijgen is gebruik gemaakt van de innovatieve mathematische benadering zoals beschreven in Mooibroek et al. (2013b).
- Basistabel
- Reken- en Informatiesysteem Lucht van het RIVM.
- Geografische verdeling
- 1. De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2. De trendfiguren 2009-2013 zijn gebaseerd op meetgegevens van zeven regionale stations, tien stadsstations en acht straatstations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Andere variabelen
- Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als fijn stof, koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- 1) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2014 (Velders et al., 2014; zie bij 'Referenties'). 2) Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2012 (Mooibroek et al., 2013a; zie bij 'Referenties').
- Opmerking
- 1) De volledige (en juiste) definitie van PM2,5 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM2,5 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 2,5 μm'. 2) De meetgegevens van de fijnere fractie van fijn stof zijn verkregen met metingen volgens of vergelijkbaar met de referentiemethode.
- Betrouwbaarheidscodering
- Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5), 2009-2013 (indicator 0532, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.