Verzurende depositie, 1981-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De verzurende depositie bedroeg in 2010, gemiddeld over Nederland, 2480 mol potentieel zuur per ha. Hiermee is de depositie sinds 1981 gehalveerd.
Landelijk beeld in 2010
Regionaal komen grote verschillen voor in de depositie van verzurende stoffen. Vooral in gebieden met intensieve veehouderij, zoals de Peel en de Gelderse Vallei, kunnen deposities voorkomen van meer dan 5.000 mol per hectare. Deze hoge depositie wordt vooral veroorzaakt door de bijdrage van de hoge ammoniakuitstoot (NH3) ter plaatse. De hoge emissie van zwaveldioxide (SO2) en van stikstofoxiden (NOx) in het Rijnmondgebied is de oorzaak van de hogere depositie in dat gebied.
Trend
De landelijk gemiddelde depositie van verzurende stoffen is sinds 1981 gehalveerd. In het begin van de jaren tachtig bedroeg de zure depositie, gemiddeld over Nederland, nog 5.600 mol per hectare, in 2000 was dit al gedaald naar 3.300 en in 2010 naar 2.500 mol per hectare.
De depositie van verzurende stoffen is de afgelopen dertig jaar vooral afgenomen door de sterke reductie van de uitstoot van zwaveldioxide. De emissies van stikstofoxiden en ammoniak zijn minder sterk gedaald. Het relatieve belang van de stikstofverbindingen (ammoniak en stikstofoxiden) in de zuurdepositie, is door deze ontwikkelingen toegenomen van 52% in 1981 naar 70% in 2010.
Belangrijke oorzaken van de daling van de depositie zijn:
- Een sterke reductie van de zwaveldioxide-emissie in binnen- en buitenland sinds 1980. Voor 1990 namen zwaveldioxide-emissies sterk af door overschakeling van kolen op gas door raffinaderijen en energiecentrales. Maatregelen als rookgasontzwaveling hebben geleid tot een verdere daling van de zwaveldioxide-emissies. De reductie van de zwaveldioxide-emissie in Nederland sinds 1980 bedraagt 85%; in West-Europa 75%.
- De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1980 met 40%; in West-Europa met 30%. Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer, zoals de invoering van de katalysator aan het eind van de jaren tachtig, bij de industrie en in de energiesector.
- De emissie door agrarische bronnen in Nederland is sinds 1990 met 50% gedaald; in West -Europa met 10%. Vooral de laatste tien jaar hebben emissiebeperkende maatregelen in Nederland voor een daling gezorgd. Tot deze maatregelen behoren verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo's en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.
Voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van de emissies van verzurende stoffen in Nederland zie Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC), 1990-2009.
Beleid
Het Nederlandse beleid richt zich op de NEC-plafonds waarmee impliciet ook bepaalde depositieniveaus worden gerealiseerd. Daarnaast wordt specifiek beleid ontwikkeld voor duurzame instandhouding van Natura2000-gebieden in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Dit programma is opgezet om de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden te laten afnemen. De PAS beoogt bovendien om duurzame economische ontwikkeling samen te laten gaan met de realisatie van de natuurdoelen voor Natura2000.
Op dit moment is een Voorlopig Programma van de PAS gereed. Dit voorlopige programma geeft inzicht in de omvang van de stikstofproblematiek en in kaders over hoe de ontwikkelruimte zou kunnen worden gebruikt. Het programma geeft ook, in combinatie met herstelstrategieën, richting aan het opstellen van beheerplannen die gemaakt moeten worden voor de Natura2000-gebieden. De beheerplannen moeten ertoe dienen dat de natuurkwaliteit niet verder achteruitgaat en dat habitats in een goede staat van instandhouding gebracht worden.
Voor meer informatie over het beleid op het terrein van verzurende stoffen zie de indicator Vermesting en verzuring: beleid.
Effecten
Overmatige depositie van zuur kan leiden tot een verandering van de samenstelling van de vegetatie, verminderde bosvitaliteit en achteruitgang in biodiversiteit. De stikstofverbindingen dragen tevens bij aan vermesting van natuurlijke ecosystemen.
Een belangrijke parameter bij de beoordeling van mogelijke effecten van verzurende depositie is het zogeheten kritische depositieniveau. Dit is gedefinieerd als de maximaal toelaatbare hoeveelheid atmosferische depositie waarbij, volgens de huidige wetenschappelijke kennis, negatieve effecten op de structuur en de functies van ecosystemen niet voorkomen. Deze kritische depositieniveaus zijn no-effectniveaus, ofwel niveaus waarbij geen enkele schade als gevolg van verzuring te verwachten is. De kritische niveaus lopen van 400 mol/ha.jaar voor gevoelige systemen als zwakgebufferde wateren tot meer dan 5.000 mol/ha.jaar voor kalkgraslanden. De overschrijding van kritische depositieniveaus voor verzuring in Nederlandse natuurgebieden is overigens sinds 1980 gemiddeld met 80 procent gedaald.
Kritische niveaus voor zuur (Hey & Schneider, 1995)
Ecosysteem (effect/indicatie) | Kritisch depositieniveau |
mol/ha | |
naaldbos (aluminiumuitputting) | 1.650 |
naaldbos (schade aan wortels, remming van opname) | 1.900 |
loofbos (aluminiumuitputting) | 1.800 |
loofbos (schade aan wortels, remming van opname) | 2.450 |
droge heidevegetatie | 1.100-1.400 |
natte heidevegetatie | 1.100-1.400 |
heideschraallanden | 1.000-1.500 |
kalkgraslanden | >5.000 |
duinvegetaties | 1.000-1.500 |
zwak gebufferde wateren | 400 |
bronnen en stromend water | 500-1.000 |
Voor meer informatie over de effecten van verzurende stoffen zie de indicator Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten.
Bronnen
- Beck, J.P., Van Bree, L., Van Esbroek, M.L.P., Freijer, J.I., Van Hinsberg, A., Marra, M., Van Velze, K., Vissenberg, H.A., Van Pul, W.A.J. (2001) Evaluation of the Acidification targets: the emission alternatives. Rapport 725501002, Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Buijsman, E., Aben, J.M.M., Hettelingh, J.-P., Van Hinsberg, A., Koelemeijer, R.B.A. & Maas, R.J.M. (2010) Zure regen. Een analyse van dertig jaar Nederlandse verzuringsproblematiek. Rapport 500093007, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- De Ruiter, J.F., Van Pul, W.A.J., Van Jaarsveld, J.A., Buijsman, E. (2006) Zuur- en stikstofdepositie in Nederland in de periode 1981-2002. Rapport 500037005, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Van Jaarsveld, J.A. (2004) Het Operationele Prioritaire Stoffen model. Rapport 500045001, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Velders, G.J.M., Aben, J.M.M, Geilenkirchen, G.P., Jimmink, B.A., Van der Swaluw, E. & De Vries, W.J. (2011) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2011. Rapport 680362001, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven. [verschijnt in mei 2011]
- Velders, G.J.M., Aben, J.M.M., Blom, W.F., Diederen, H.S.M.A., Geilenkirchen, G.P., Jimmink, B.A., Koekoek, A.F., Koelemeijer, R.B.A., Matthijsen, J., Peek, Van Rijn, F.J.A., Van Schijndel, M.W., Van der Sluis, O.C. & De Vries, W.J. (2010) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2010. Rapport 500088005, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- VROM (2001) Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid. Nationaal Milieubeleidsplan 4.
- VROM (2003) Erop of eronder. Uitvoeringsnotitie emissieplafonds verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2003.
Relevante informatie
- Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten
- Vermesting en verzuring: beleid
- Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021
- Relatie ontwikkelingen emissies en luchtkwaliteit, 1990-2021
- Herkomst stikstofdepositie, 2022
- Herkomst verzurende depositie, 2022
- Stikstofdepositie, 1990-2022
- Overzicht milieuthema's en effecten op de natuur
- EU (2001) Richtlijn 2001/81/EG van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2001inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 309/22.
- EU (2008) Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie.
- UN/ECE > The 1999 Gothenburg Protocol to Abate Acidification, Eutrophication and Ground-level Ozone.
- RIVM > Themasite Grootschalige Concentratiekaarten Nederland.
- RIVM > Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit is te vinden in Balans van de Leefomgeving 2010 en Nationale Milieuverkenning 2006-2040.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Verzurende depositie
- Omschrijving
- Verzurende depositie in Nederland per 1 x 1 km.
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
- Zie rapportage over de uitkomsten van de GCN-berekeningen
- Basistabel
- Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM
- Geografische verdeling
- De kaart en de trend zijn gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
- Andere variabelen
- Stikstofdepositie
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2011. (Velders et al., 2011; zie bij 'Referenties').
- Opmerking
- 1. Begin 2010 is op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten een herziene methodiek ingevoerd voor het berekenen van de depositie van gereduceerd stikstof (NHx). Daarnaast is een wijziging in het bijtellingssysteem doorgevoerd. De nu gepresenteerde cijfers wijken daarom af van wat eerder door het Planbureau voor de Leefomgeving is gepubliceerd. De zure depositie komt op jaarbasis volgens de nieuwe inzichten gemiddeld 220 mol per hectare lager uit. De depositie is, afhankelijk van het jaar, 0 tot 9 (gemiddeld 5) procent minder dan voorheen is berekend. 2. De mate van verzuring wordt in Nederland uitgedrukt in zogeheten potentieel zuur. Potentieel zuur is gedefinieerd als de maximale verzuring, die zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak en hun omzettingsproducten in bodem en water teweeg kunnen brengen. De daadwerkelijke verzuring in bodem en water kan lager zijn. Deze hangt af van een aantal processen en van de opname van de stoffen door planten. 3. Het vermogen van een stof om verzurend te werken, wordt meestal uitgedrukt in zuurequivalenten per hectare (z-eq/ha). Een zuurequivalent is een maat voor de hoeveelheid zuur (H+ in mol/ha) die kan ontstaan in bodem of water. Hierbij geldt: 1 mol zwaveldioxide levert 2 mol zuur, 1 mol stikstofoxiden levert 1 mol zuur en 1 mol ammoniak levert 1 mol zuur. 4. Er is soms verwarring over de verzurende werking van ammoniak. In de atmosfeer werkt ammoniak zuurneutraliserend. Komt ammoniak (of het omzettingsproduct ammonium) echter in de bodem dan kan het omgezet worden in salpeterzuur. Er is dan alsnog een verzurend effect.
- Betrouwbaarheidscodering
- Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1990-2009: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2011). Verzurende depositie, 1981-2010 (indicator 0184, versie 11, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.