Omvang van de Nederlandse sportvisserij, 1990 - 2013
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In Nederland zijn ruim een half miljoen actieve sportvissers aangesloten bij de georganiseerde sportvisserij door middel van het in 2007 geïntroduceerde systeem van vispassen.
Beschrijving
In Nederland bestaat voor de binnenwateren de wettelijke plicht om in bezit te zijn van een schriftelijke toestemming van de visrechthebbende voor het uitoefenen van de hengelsport. Het visrecht op het overgrote deel van de Nederlandse binnenwateren ligt bij de georganiseerde sportvisserij (m.u.v. het aalrecht). Het beoefenen van de zeesportvisserij is vergunningvrij.
Aantal sportvissers
Nederland telde in 2013 ruim 579.000 aangesloten sportvissers (exclusief jeugd). Dit aantal is al vanaf 1989 vrij constant. In 2007 is de landelijke VISpas geïntroduceerd (de schriftelijke toestemming) als opvolger van de sportvisakte. Meestal zijn sportvissers aangesloten bij een lokale hengelsportvereniging. Voor sportvissers die geen lid willen worden van een hengelsportvereniging is er de 'Kleine VISpas'. Met de ZeeVISpas voor de Noordzee kan tevens op de Grevelingen en het Veerse meer gevist worden. De JeugdVISpas geldt voor leden van een lokale hengelsportvereniging tot 14 jaar. In Nederland zijn 850 hengelsportverenigingen actief. De controle op het bezit van een schriftelijke toestemming (o.a. de VISpas) wordt uitgevoerd door politie, Buitengewone Opsporingsambtenaren (boa's) en verenigingscontroleurs. Mede door de strengere opleidingseisen is het aantal boa's het laatste jaar afgenomen. Er bestaat geen betrouwbaar actueel inzicht in de hoeveelheid niet aangesloten sportvissers.
Visserij- en visstandsbeheer
Sportvissers zijn een belangrijke groep recreatieve gebruikers van het oppervlaktewater. De sportvisserijorganisatie is als visrechthebbende tevens verantwoordelijk voor de visserij en het visstandbeheer. Voor het beheer van het viswater worden visserij- en visstandbeheerplannen opgesteld (in 2010 gereed). Sportvisserij heeft raakvlakken met natuur en waterbeleid doordat ze afhankelijk zijn van een goede waterkwaliteit en visstand.
Effect op ecologie
Voor de sportvisserij wordt vaak vis uitgezet. Vroeger werden veel soorten voor de sportvisserij uitgezet zoals baars, blankvoorn, karper, regenboogforel, bruine forel, barbeel, kopvoorn, rietvoorn, winde en snoekbaars. Dit gebeurde in allerlei oppervlaktewateren en soms in habitats waar ze van nature niet voorkomen of in hoge dichtheden. Ook veel exoten zijn hier gekomen omdat ze uitgezet zijn voor sportvissers, zoals de snoekbaars, bronforel, regenboogforel, grootkopkarper en zilverkarper.
De laatste jaren is het aantal visuitzettingen sterk gedaald, met uitzondering van karperuitzettingen. Karpers kunnen zich in Nederland moeilijk voortplanten, met als gevolg een achteruitgang van karperbestand. Het uitzetten van vissen, die niet van nature voorkomen, kan schadelijk zijn voor het ecosysteem. Ook als karpers in hoge dichtheden voorkomen door visuitzettingen, kunnen ze schade toebrengen aan het ecosysteem.
In de visstandbeheerplannen worden nu afspraken gemaakt over het beheer van viswater en het uitzetten van vis.
In 2012 is de steur voor het eerst weer uitgezet. De steur was in de jaren '50 uitgestorven door de slechte waterkwaliteit en overbevissing. Nu de waterkwaliteit weer beter is, is de hoop dat de steur weer een vitale populatie kan vormen. De enige natuurlijke populatie van de steur in Europa is in Frankrijk bij de Gironde.
In 2013 zijn larven van de elft uitgezet in de Rijn voor de herintroductie van deze soort. In de Beerze is kwabaal uitgezet en in de Randmeren zeelt. Daarnaast is bij verschillende projecten blankvoorn en karper uitgezet.
De aalstand gaat de laatste jaren sterk achteruit. De georganiseerde sportvisserij heeft daarom met ingang van 2008 een terugzetverplichting aangenomen. Aangesloten sportvissers zijn daarmee verplicht om alle gevangen aal weer in hetzelfde water terug te zetten. Hiermee reageren zij op de slechte situatie voor de paling en zijn ze bereid om bij te dragen aan het behoud van de paling.
Sportvissers hebben ook baat bij een goed ecosysteem, zodat de belangengroep zich inzet voor een betere vismigratie, beperking van de energie-opwekking door waterkrachtcentrales, onderzoek naar de ecologie van vissen en is betrokken bij verbetering van het Markermeer en IJsselmeer. Daarentegen zien zij actief biologisch beheer niet als mogelijkheid voor verbetering van de ecologie van binnenwateren.
Bronnen
- Bron: Sportvisserij Nederland. Jaarverslag 2013
- Opbrengst Nederlandse visserij uit Nederlandse wateren
- Exoten in zoetwater, 1900 - 2010
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Omvang van de Nederlandse Sportvisserij, 1990 - 2013
- Omschrijving
- De omvang van de Nederlandse sportvisserij gebaseerd op het aantal sportvisakten.
- Verantwoordelijk instituut
- PBL, auteur Peter van Puijenbroek
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- Informatie uit Jaarverslag Sportvisserij Nederland
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- -
- Achtergrondliteratuur
- Sportvisserij Nederland. Jaarverslag 2013.Th. de Jong, (2008). Richtlijnen voor het uitzetten van vissen. Bureau Viridis, in opdracht van Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden.
- Opmerking
- Tot 2007 zijn de sportvisakten uitgegeven, waarna de landelijke VISpas is ingevoerd. Hiermee is een ander systeem gekomen van registratie. De totale cijfers van het aantal sportvissers zijn iets lager dan het totaal aan VISakten, bijvoorbeeld doordat men zowel de ZeeVISpas als de VISpas heeft. Naast de geregistreerde sportvissers zijn er ook niet geregistreerde sportvissers, zodat het een onderschatting is van het aantal sportvissers.
- Betrouwbaarheidscodering
- Integrale waarneming.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Omvang van de Nederlandse sportvisserij, 1990 - 2013 (indicator 1275, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.