Fauna van het bos, 1990-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Sinds 1990 laten bossoorten een matige toename zien.

Trend natuurgebieden bos

Kenmerkende broedvogels van bossen nemen gemiddeld toe, evenals de meeste zoogdieren die voornamelijk in bossen voorkomen. Bosvlinders geven een meer gemengd beeld. Van de soorten die opgenomen zijn in deze indicator zijn er 17 vooruitgaan en 11 achteruit.

Ontwikkelingen bos

De Nederlandse bossen hebben afgelopen decennia flinke veranderingen ondergaan. Er zijn nieuwe bossen aangelegd, vooral in Laag Nederland. In Hoog Nederland worden de bossen gemiddeld ouder en ontstaat er meer variatie in opbouw; dood hout mag blijven liggen (zie indicator 'Ontwikkeling van het Nederlandse bos'). Veel ongemengd naaldbos wordt omgevormd naar natuurlijker gemengd bos en loofbos (zie indicator 'Areaal bostypen'). Hakhoutbossen, die ooit het merendeel van het Nederlandse bosareaal uitmaakten, zijn nu marginaal en vaak doorgeschoten en dichtgegroeid.

Broedvogels

De aanleg van nieuwe bossen is voor sommige vogels voordelig, terwijl andere soorten, waaronder holenbroeders, het goed doen in de oudere bossen. Enkele soorten van oudere bossen gaan juist achteruit, waaronder fluiter en zwarte specht. Ook enkele vogelsoorten van naaldbos (kuifmees, zwarte mees) nemen af, mogelijk door omvorming van naaldbos naar loofbos. Roofvogels, zoals buizerd, havik en sperwer, nemen toe in bossen in Laag Nederland, maar nemen af in bossen op hoge zandgronden, omdat ze daar weinig voedsel vinden van goede kwaliteit (Boele et al. 2016).

Dagvlinders

Sommige bosvlinders zijn de laatste decennia vooruitgegaan. Zo gaat een typische bossoort als de grote weerschijnvlinder de laatste jaren weer flink vooruit. Andere soorten doen het aanmerkelijk slechter. Zo kwam de kleine ijsvogelvlinder vroeger algemeen voor, maar nu veel minder. De keerzijde van het ouder worden van bossen is dat de hogere, dichtere begroeiing minder licht doorlaten en er ook minder open plekken in het bos zijn. De kleine ijsvogelvlinder komt voor op open plekken en bosranden van vochtige loofbossen waarin zijn waardplant kamperfoelie voorkomt. Door het ontstaan van rechte bosranden door grootschalig bosbeheer krijgt kamperfoelie in dergelijke bossen minder kans. Verdroging is ook een oorzaak voor de afgenomen populatie van deze soort.

Zoogdieren

Van de zoogdieren in bossen nemen hazelmuis en rosse woelmuis toe. De eekhoorn neemt daarentegen af. Boombewonende vleermuizen profiteren van de nieuwe bossen.

Bronnen

  • Boele, A., J. van Bruggen, F. Hustings, K. Koffijberg, J.-W. Vergeer & van der Meij, T., 2017. Broedvogels in Nederland in 2015. Sovon-rapport 2017/04. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
  • Swaay, C. van en S. Reinderink (1999). De grote weerschijnvlinder en de kleine ijsvogelvlinder in Brabant: consequenties voor bos- en bosrandbeheer. Rapportnr VS 99.19. De Vlinderstichting. Wageningen.
  • WWF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, staat van biodiversiteit/natuur. WWF, Zeist.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Fauna van het bos
Omschrijving
Populatieontwikkeling broedvogels, dagvlinders en zoogdieren in bossen
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Soortselectie en dataDe in deze indicator opgenomen soorten broedvogels (26 soorten), dagvlinders (6 soorten) en zoogdieren (4 soorten), komen vooral voor in bossen. De selectie van karakteristieke soorten per biotoop is gedaan door de mate van voorkomen in verschillende biotopen te berekenen (Van Strien et al. 2016). Elke soort telt even zwaar mee in deze indicator, ongeacht de populatiegrootte ervan of de mate waarin ze bedreigd zijn. Soortgroepen met meer soorten leggen daardoor meer gewicht in de schaal.Aantalsgegevens zijn ontleend aan de landelijke meetnetten broedvogels, dagvlinders, wintervleermuizen, dagactieve zoogdieren (eekhoorn) en het hazelmuismeetnet van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie; software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Verspreidingsgegevens van de grote weerschijnvlinder en rosse woelmuis komen uit de Nationale Databank Flora en Fauna. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) bepaald met behulp van occupancy modellen (Van Strien et al., 2013). IndicatorOm de indicator te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen en over verspreiding meetkundig gemiddeld over alle soorten (Van Strien et al., 2016). Als een soort toe- of juist afneemt, neemt doorgaans zowel de verspreiding als het aantal ervan toe dan wel af. De verspreidingstrend van een soort wordt daarom opgevat als de benadering van de trend in populatie-aantal. Daarom zijn indexen van populatie-aantallen en van verspreiding gecombineerd in één graadmeter. Van een aantal soorten zijn in de eerste jaren geen indexcijfers beschikbaar (zie tabel met indexcijfers per soort). Deze ontbrekende indexcijfers zijn eerst met een kettingmethode afgeleid uit de indexcijfers van andere soorten. Vervolgens zijn de indexen per jaar meetkundig gemiddeld. Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort. Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaarheidsinterval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., 2017). In de jaren waarin veel soorten ontbreken is de indicator minder betrouwbaar, maar de omvang van deze onbetrouwbaarheid is onbekend.Een breed betrouwbaarheidsinterval betekent dat er enkele of meerdere soorten zijn met minder betrouwbare indexcijfers (grote standaardfouten). Daardoor zal ook het jaarcijfer van de indicator minder betrouwbaar zijn en is het precieze verloop van de trendlijn minder goed te bepalen. In zo'n geval liggen de meeste of zelfs alle jaarcijfers van de indicator binnen het betrouwbaarheidsinterval.Een smal betrouwbaarheidsinterval betekent dat de indexcijfers van de meeste soorten heel betrouwbaar zijn (kleine standaardfouten). Ook indexcijfers van soorten die sterke jaar-op-jaar schommelingen vertonen, kunnen heel betrouwbaar zijn. In dat geval kan een heel betrouwbare trend berekend worden en liggen veel jaarcijfers buiten het betrouwbaarheidsinterval. Uit de betrouwbaarheidsintervallen zijn trendklassen afgeleid.
Basistabel
De indexen van de afzonderlijke soorten met hun trendklasse staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder download data.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Geen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
CBS (2018). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2017. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.Swaay, C.A.M. van, K. Veling, T. Termaat, K. Huskens en C.L. Plate (2013). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2012. Rapport VS2013.003. De Vlinderstichting, Wageningen en Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50: 1450-1458.Strien, A.J. van, et al. (2016). Modest recovery of biodiversity in a western European country: The Living Planet Index for the Netherlands. Biological Conservation 200: 44-50.Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81: 340-347.WWF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, staat van biodiversiteit/natuur. WWF, Zeist.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schattingen van de trend in populatie-aantal zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.C. Schattingen van trends in verspreiding zijn gebaseerd op niet-gestandaardiseerde metingen die met een geavanceerde statistische methode zijn geanalyseerd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2018). Fauna van het bos, 1990-2016 (indicator 1162, versie 15, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.