Broedvogels en dagvlinders in bossen, 1990-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Kenmerkende bosvogels nemen vanaf 1990 gemiddeld genomen af. Ook veel kenmerkende bosvlinders zijn achteruitgegaan of verdwenen.

Ontwikkeling broedvogels

Kenmerkende bosvogels op de zandgronden zijn na 1990 als groep enigszins afgenomen. Dat komt onder meer door de sterke afname van boomvalk en zomertortel. De oorzaken daarvan zijn niet duidelijk. Toch zijn er ook zes vogelsoorten toegenomen.

Ontwikkeling dagvlinders

Kenmerkende soorten bosvlinders op de zandgronden zijn in 2011 gemiddeld genomen minder talrijk dan in 1992. Slechts drie soorten vertonen een toename en zeven soorten nemen af. Alleen het bont zandoogje vertoont een opvallende toename. Eén van de oorzaken van de achteruitgang is het dichtgroeien van bossen, waardoor minder open plekken overblijven. Voor veel vlindersoorten is het bosrandbeheer van groot belang. Daarbij gaat het om het zorgen voor geleidelijke overgangen van bos naar heide en grasland.

Bronnen

  • Boele, A., J. van Bruggen, A.J. van Dijk, F. Hustings, J.W. Vergeer, L. Ballering en C.L. Plate (2013). Broedvogels in Nederland in 2011. SOVON-monitoringrapport 2013/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
  • Swaay, C.A.M. van, K. Veling, T. Termaat, K. Huskens en C.L. Plate (2013). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2012. Rapport VS2013.003. De Vlinderstichting, Wageningen en Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.
  • Veling, K. (1999). Herstelplan dagvlinders 1999-2002. Rapport VS 98.06. De Vlinderstichting. Wageningen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Broedvogels en dagvlinders in bossen
Omschrijving
Populatieontwikkeling broedvogels en dagvlinders in bossen
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index van 18 soorten broedvogels en 16 dagvlinders van naald- en loofbossen op de hogere zandgronden.De gegevens zijn afkomstig uit het landelijke broedvogelmeetnet en het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring.
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan op het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata.
Geografische verdeling
Fysisch Geografische Regio Hogere Zandgronden
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Boele, A., J. van Bruggen, A.J. van Dijk, F. Hustings, J.W. Vergeer, L. Ballering en C.L. Plate (2013). Broedvogels in Nederland in 2011. SOVON-monitoringrapport 2013/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Veling, K. (1999). Herstelplan dagvlinders 1999-2002. Rapport VS 98.06. De Vlinderstichting. Wageningen.Swaay, C.A.M. van, K. Veling, T. Termaat, K. Huskens en C.L. Plate (2013). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2012. Rapport VS2013.003. De Vlinderstichting, Wageningen en Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.
Opmerking
In 2013 is de soort Draaihals uit de graadmeter verwijderd
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2013). Broedvogels en dagvlinders in bossen, 1990-2012 (indicator 1162, versie 12, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.