Milieurekeningen: methodologie

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De milieurekeningen brengen een koppeling tot stand tussen de nationale rekeningen van het CBS en de milieustatistieken. Doordat de milieucijfers in de milieurekeningen worden berekend volgens de definities van de nationale rekeningen, wijken zij in een aantal gevallen af van de milieucijfers elders in het Compendium voor de Leefomgeving.

Nationale rekeningen: officieel overzicht van de Nederlandse economie

De nationale rekeningen beschrijven de nationale economie volgens een wereldwijd gestandaardiseerd systeem van geïntegreerde statistieken. In deze jaarlijkse, officiële overzichten van de economie is alle beschikbare financiële en economische informatie bijeengebracht en geïntegreerd tot een onderling samenhangend geheel met consistente cijfers. De bekendste macro-economische variabelen zijn: economische groei, nationaal inkomen en het overheidstekort.

Milieurekeningen: een module van de nationale rekeningen

Sinds het begin van de jaren negentig stelt het CBS jaarlijks de Nederlandse milieurekeningen samen. De milieurekeningen vormen een coherent systeem met de nationale rekeningen. Dat betekent dat de milieurekeningen qua concepten, definities en classificaties aansluiten bij de nationale rekeningen, waardoor de cijfers direct vergelijkbaar zijn. Verder zijn de milieurekeningen geheel consistent in de tijd. Een andere belangrijke eigenschap van de milieurekeningen is dat de cijfers de gehele economie beschrijven. In de loop der jaren is het Nederlandse systeem steeds verder ontwikkeld door de toevoeging van nieuwe onderdelen. De milieurekeningen zijn in drie categorieën in te delen:

  • Rekeningen voor fysieke en monetaire materiaalstromen
    In deze rekeningen worden drie soorten materiaalstromen onderscheiden: natuurlijke grondstoffen, producten en residuen. Natuurlijke grondstoffen, zoals aardolie, ijzererts en hout, zijn de benodigde inputs voor de productieprocessen in de economie en vormen dus stromen van het milieu naar de economie. Producten zijn materialen die binnen de economie worden geproduceerd en aangekocht. Voorbeelden hiervan zijn energieproducten, voedingsmiddelen en chemische producten. Residuen of afvalstromen zijn materiaalstromen van de economie naar het milieu. Het gaat om residuen die bij economische activiteiten als productie en consumptie vrijkomen, en uiteindelijk in het milieu terechtkomen. Voorbeelden zijn emissies naar lucht (kooldioxide, stikstofoxiden, fijnstof), emissies naar water (zware metalen en pesticiden), emissies naar bodem (fosfaten en nitraten) en de productie van vast afval en afvalwater.
  • Rekeningen voor fysieke en monetaire voorraden
    In deze rekeningen worden de voorraden van allerlei natuurlijke hulpbronnen beschreven die van belang zijn voor de economie. Deze voorraden worden zowel in fysieke als monetaire termen vastgesteld. Voorbeelden zijn de nationale voorraden aan aardolie en aardgas (de voorraadrekeningen of 'subsoil accounts'). Daarnaast kunnen ook biologische voorraden als vis en hout worden bepaald (de visserij- en bosbouwrekeningen).
  • Rekeningen voor milieugerelateerde activiteiten en transacties
    Dit zijn rekeningen die enkele monetaire aspecten van het milieu beschrijven. Voorbeelden zijn de milieukosten, milieubelastingen en -heffingen, milieusubsidies en een economische beschrijving van de milieusector.

Milieucijfers in de milieurekeningen en elders in het Compendium voor de Leefomgeving

De milieucijfers in de milieurekeningen worden berekend volgens de definities van de nationale rekeningen. Door definitieverschillen is het mogelijk dat milieucijfers in de deze subsectie afwijken van de milieucijfers elders in het Compendium voor de Leefomgeving. Dit is het duidelijkst zichtbaar bij de gegevens over verkeersemissies. Deze worden in de milieurekeningen, in tegenstelling tot de werkwijze die in het milieubeleid wordt gehanteerd, niet meegenomen bij verkeer en vervoer, maar toegerekend aan de afzonderlijke economische activiteiten waar het transport daadwerkelijk plaatsvindt. Daarnaast worden in de milieurekeningen de emissies van Nederlandse ingezetenen in het buitenland meegerekend en op vergelijkbare wijze emissies door 'buitenlanders' in Nederland niet meegerekend. Omdat Nederlandse internationale transportbedrijven voor een groot deel buiten Nederland actief zijn is deze bijdrage aan de emissie aanzienlijk. De aldus berekende emissies zijn consistent met de berekeningswijze van het bruto binnenlands product. Daar wordt bij het berekenen van de productiekosten in transportbedrijven het verbruik van brandstoffen in zowel het binnenland als daarbuiten meegeteld. De nationale rekeningen vormen dan ook een belangrijke informatiebron bij het samenstellen van de emissies.

Voor- en nadelen van het systeem van de nationale rekeningen

Het berekenen van de emissie door ingezetenen in het buitenland heeft twee voordelen. Allereerst resulteert deze berekening in een mondiale emissie die volledig toedeelbaar is aan de afzonderlijke economieën van landen. In de tweede plaats kunnen dan de milieuprestaties en economische prestaties van onder andere landen, bedrijfstakken worden vergeleken. Dit betekent echter wel dat de emissie niet meer geheel overeenkomt met de werkelijke geografische locatie.

Toepassingen van de milieurekeningen

Een belangrijke toepassing van de milieurekeningen is de bepaling van milieu-indicatoren voor de verschillende milieuthema's (bijvoorbeeld broeikaseffect, verzuring van het milieu, en het energieverbruik), die direct kunnen worden vergeleken met economische variabelen als de economische groei en consumptieve bestedingen. Deze indicatoren geven inzicht hoe het milieu er in Nederland voor staat in relatie tot de economische ontwikkeling.
Omdat de milieurekeningen zijn opgesteld volgens de definities van de nationale rekeningen kunnen de cijfers worden gebruikt om de milieu-intensiteit te berekenen. Voorbeelden zijn de CO2-intensiteit (hoeveel CO2 wordt er uitgestoten per euro geproduceerde goederen en diensten of per euro toegevoegde waarde) en de energie-intensiteit (hoeveel energie wordt er verbruikt per euro toegevoegde waarde) van de bedrijfstakken. De milieu-intensiteit van de economie of van een bedrijfstak is een belangrijke indicator voor de milieu-efficiëntie van economische activiteiten.
De milieurekeningen kunnen ook gebruikt worden voor allerlei milieu-economische analyses. Zo kunnen de effecten van de consumptie of de uitvoer van producten en diensten op het milieu worden getoond met behulp van zogenaamde input-output analyses. De milieurekeningen kunnen ook worden gebruikt om systematisch een aantal individuele oorzaken van veranderingen in de emissie van milieubelastende stoffen te bepalen. Een voorbeeld is een statistische analyse van de verandering in de uitstoot van kooldioxide door producenten in afzonderlijke factoren, zoals volume-ontwikkeling, efficiencyverbetering en structuureffecten (decompositieanalyse).

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Milieurekeningen: methodologie
Omschrijving
Een toelichting op de milieurekeningen (nationale rekeningen inclusief Milieurekeningen)
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De korte onderzoekbeschrijving Milieurekeningen (CBS, 2021b) geeft informatie over de berekeningswijze.
Basistabel
Diverse StatLine-tabellen Milieurekeningen (nationale rekeningen)
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
-
Achtergrondliteratuur
Milieurekeningen (korte onderzoekbeschrijving) (CBS, 2021b)
Betrouwbaarheidscodering
N.v.t.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
20
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2021). Milieurekeningen: methodologie (indicator 0211, versie 18, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.