Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1990-2023*

Er zijn grote regionale verschillen in de productie van dierlijke mest en de mineralen stikstof en fosfaat. De productie is het grootst in gebieden met veel intensieve veehouderij: het oostelijk deel van Noord-Brabant en de westelijke Veluwe. Door diverse wettelijke regelingen zijn de hoeveelheid stikstof en fosfaat in dierlijke mest en de stikstof- en fosfaatgift via kunstmest gedaald.

Ontwikkeling stikstof- en fosfaatproductie in dierlijke mest

Na een aanzienlijke groei in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw bereikte de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest een top in 1986. Als gevolg van de Beschikking Superheffing (1984), de mestwetgeving (1987) en de verlaging van het fosfaatgehalte van krachtvoer is na 1986 de mest- en mineralenproductie gedaald. Na de invoering van het mineralenaangiftesysteem (MINAS) op 1 januari 1998 neemt de stikstofproductie versneld af. Na de overschakeling in 2006 van MINAS op gebruiksnormen nam de fosfaatproductie eerst toe om in de periode 2010-2012 weer te dalen. In de periode 2013-2015 neemt de stikstof- en fosfaatproductie weer toe, vooral door uitbreiding van de melkveestapel. Vanaf 2016 daalt de fosfaatproductie weer door lagere fosforgehaltes in voeders en door krimp van de melkveestapel.

Regionale verschillen in mestproductie

De productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest is het grootst in de gebieden waar de intensieve veehouderij geconcentreerd is: het oostelijke deel van Noord-Brabant en de westelijke Veluwe. Het grootste deel van de mest wordt ook hier toegepast. Omdat de grond in deze regio’s vooral bestaat uit goed doorlatende zandgrond is de uitspoeling van stikstof naar grondwater relatief groot. Juist op deze zandgronden wordt een belangrijk deel van het drinkwater in Nederland gewonnen.

Toelichting mineralenproductie en mineralenuitscheiding

De mineralenproductie is de hoeveelheid mest op het moment van uitrijden. De mineralenproductie is de mineralenuitscheiding “onder de staart” minus de verliezen in stal en opslag. Bij stikstof zijn er verliezen in stal en opslag in de vorm van ammoniak en overige gasvormige stikstofverbindingen (N2, NO, N2O). Hierdoor is de stikstofproductie lager dan de stikstofuitscheiding. Bij fosfaat zijn er geen verliezen waardoor de fosfaatuitscheiding gelijk is aan de fosfaatproductie.

Mestplafond

Op grond van de Nitraatrichtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. In 2023 is deze verruiming verlaagd tot 240 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest het bedrijfsareaal moet voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is in 2023 verlaagd van 230 tot 220 kg stikstof per hectare. In nutriënten-verontreinigde gebieden is de derogatie in 2023 beperkt tot 220 kg stikstof per hectare en voor percelen in Natura 2000-gebieden is derogatie komen te vervallen. Ook mag in 2023 geen mest meer worden uitgereden op bufferstroken langs waterlopen.
Als onderdeel van deze derogatie is met de Europese Commissie afgesproken om de uitscheiding van stikstof en fosfaat door de Nederlandse veestapel aan een plafond te binden. Met ingang van 2025 wordt het mestplafond verder verlaagd en vanaf 2026 is er geen derogatie meer voor Nederland.

Maatregelen bij overschrijding mestplafond

Bij het overschrijden van het plafond voor fosfaat en stikstof verlangt de Europese Commissie van Nederland dat er, om de derogatie te mogen behouden, concrete maatregelen worden genomen om de mestproductie weer te laten dalen tot onder het mestplafond. Dit houdt in dat in 2023 de uitscheiding van nutriënten maximaal 150,7 miljoen kilo fosfaat en 489,4 miljoen kg stikstof (zonder aftrek van gasvormige verliezen) mag bedragen. In 2023 worden beide doelen gehaald. 

Ontwikkeling stikstof- en fosfaatgift uit kunstmest

De stikstofgift uit kunstmest is eveneens vanaf 1986 verminderd. De sterkste afname heeft tussen 1986 en 1990, en tussen 1998 en 2000 plaatsgevonden. De hoeveelheid fosfaat uit kunstmest daalt al sinds 1970.

Bronnen

Relevante informatie

Meer informatie over stikstof en fosfaat in mest is te vinden in de databank StatLine van het CBS en bij onderzoeksinstituut WUR.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest

Omschrijving

Landelijke ontwikkeling van de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest door de gehele veestapel en per diercategorie.
Landelijke ontwikkeling van de hoeveelheid stikstof en fosfaat in kunstmest.
Ruimtelijke verdeling per landbouwgebied van de productie van stikstof (als totaal-N) en fosfaat (als P2O5) in dierlijke mest per hectare cultuurgrond.

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Wageningen Economic Research

Berekeningswijze

De uitscheiding van stikstof en fosfaat wordt berekend door het aantal dieren per diercategorie in de veestapel (gegevens uit de Landbouwtelling van het CBS) te vermenigvuldigen met een factor voor de uitscheiding van stikstof, respectievelijk fosfaat in de mest per dier.
De gegevens over mineralenuitscheiding worden omgerekend naar mineralenproductie door de uitscheiding te verminderen met de verliezen die optreden in de stal en tijdens opslag buiten de stal.
Bij de stikstofuitscheiding gaat het om de totale bruto uitscheiding “onder de staart”, zonder aftrek van stikstofverliezen die optreden in stal en tijdens opslag buiten de stal. 
De stikstofproductie is de hoeveelheid stikstof in bewaarde mest op het moment van uitrijden plus de stikstof in de mest die graasdieren produceren in de wei. Dit betekent dat gasvormige stikstofverliezen in de vorm van ammoniak (NH3) inclusief de afvoer via spuiwater van luchtwassers, lachgas (N2O), stikstofoxide (NO) en moleculaire stikstof (N2) uit stallen en opslagen buiten de stal niet in de stikstofproductie zijn opgenomen. 
Bij fosfaat treden er geen gasvormige verliezen op tussen het moment van uitscheiden en het uitrijden of toepassen van de mest. Dit wil zeggen dat de fosfaatproductie gelijk is aan de fosfaatuitscheiding. 
Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek. Een uitgebreidere beschrijving van de onderzoeksmethode is te vinden in de rapporten Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen 1990-2008 (CBS, 2010), Dierlijke mest en mineralen 1990-2018 (CBS, 2019) en Dierlijke mest en mineralen 2022 (CBS, 2023a).

Geografische verdeling

Er zijn gegevens voor totaal Nederland en verder naar landsdeel, provincie, landbouwgebiedsgroep, concentratiegebied en stroomgebied.

Andere variabelen

Mestproductie per diercategorie, mineralenuitscheiding per diercategorie, gasvormige stikstofverliezen, areaal bemestbare grond, omvang veestapel per diercategorie.

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
30
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1990-2023* (indicator 0106, versie 30, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.