Visbestanden in de Noordzee, 1947-2017

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2017 heeft het bestand volwassen schol het hoogste niveau sinds het begin van de metingen (1957). Het bestand volwassen kabeljauw ligt in 2017 voor het eerst sinds veertig jaar boven het duurzaamheidsdoel. Ook de haring- en tongstand bevinden zich boven het duurzaamheidsdoel.

Haring

De omvang van het bestand volwassen haring fluctueert sterk als gevolg van enerzijds bevissing en anderzijds vangstbeperkende maatregelen. Na de sluiting van de haringvisserij begin jaren zeventig heeft de haringstand zich weer hersteld. Vanaf 1983 is de visserij op haring weer toegestaan. Vlak na 1990 zorgde overbevissing opnieuw voor een aanzienlijke afname van de haringstand. Door enkele sterke jaarklassen (1998, 2000) en vangstbeperkende maatregelen (1996: halvering toegestane haringvangst, beperking industrievisserij) groeide het haringbestand weer. Sinds 1996 ligt de haringstand weer boven de voorzorgsgrens van 1,0 miljard kg volwassen vis, en sinds 2009 weer boven het duurzaamheidsdoel van 1,5 miljard kg in de Noordzee. In 2017 bedraagt de omvang van het bestand volwassen haring 2,0 miljard kg.

Kabeljauw

Het bestand volwassen kabeljauw vertoont tussen 1971 en 2006 een dalende trend. Sinds 1983 ligt het bestand onder de voorzorgsgrens / duurzaamheidsdoel van 150 miljoen kg en in de periode 1996-2013 onder de limietgrens van 107 miljoen kg. Dit laatste betekent dat er zo weinig volwassen kabeljauw in de Noordzee zwemt dat de voortplanting van de soort in gevaar komt. Na een historisch dieptepunt van 44 miljoen kg in 2006 is het kabeljauwbestand de laatste jaren weer flink toegenomen. In 2017 ligt de stand met 168 miljoen kg voor het eerst sinds veertig jaar weer boven de voorzorgsgrens / duurzaamheidsdoel.
De Europese Unie stelde in 2004 herstelmaatregelen vast voor de kabeljauwbestanden in onder andere de Noordzee, Skagerrak en het oostelijk deel van het Kanaal (EG 423/2004). Omdat deze verordening weinig effectief bleek te hebben (het kabeljauwbestand vertoonde door te hoge bijvangsten nauwelijks herstel), werd in 2008 in een nieuwe verordening (EG 1342/2008) een lange termijn herstelplan vastgesteld dat gericht is op de verdere verlaging van de visserijsterfte.

Schol

De omvang van het bestand schol bevindt zich sinds het begin van de bestandsopnamen (1957) tot 2011 onder het duurzaamheidsdoel. Na een piek in de tweede helft van de jaren tachtig daalde het bestand volwassen schol begin jaren negentig in enkele jaren sterk om daarna gedurende een periode van 14 jaar tussen de voorzorgsgrens en limietgrens (resp. 290 en 207 miljoen kg) te blijven schommelen. Na 2007 herstelt het bestand zich sterk als gevolg van de verminderde visserijsterfte. In deze periode groeit de scholstand van 284 miljoen kg in 2007 naar een historisch hoog niveau van 946 miljoen kg in 2016.

Tong

Het bestand volwassen tong fluctueert vooral door sterke schommelingen in het aantal nakomelingen. Door overbevissing worden sterke jaarklassen (jaren met een grote productie van nakomelingen) weer snel opgevist. In de jaren zeventig en tachtig bevond de tongstand zich rond de voorzorgsgrens / duurzaamheidsdoel van 37 miljoen kg. Na een aantal jaren met een hoge stand begin jaren negentig daalde de omvang van het bestand weer en fluctueert sindsdien de meeste jaren tussen de voorzorgsgrens / duurzaamheidsdoel en limietgrens. Sinds 2012 ligt het bestand volwassen tong boven de voorzorgsgrens / duurzaamheidsdoel; in 2017 met een bestandsomvang van 68 miljoen kg.

Uitleg voorzorgsgrens, limietgrens en duurzaamheidsdoel

Voor het visserijbeheer is in de jaren 90 van de vorige eeuw de voorzorgbenadering op basis van het bestand volwassen vis ontwikkeld. Doel hiervan was overbevissing te voorkomen en de visbestanden gezond te houden zodat zij voor voldoende nakomelingen kunnen zorgen. Centraal in dit beheer staan de voorzorgsgrens en limietgrens. Daalt door overbevissing de omvang van een bestand volwassen vis tot onder de voorzorgsgrens, dan moeten maatregelen genomen worden om te voorkomen dat door verdere overbevissing het bestand verder daalt. Beneden de limietgrens komt de voortplanting in gevaar en is de kans op natuurlijk herstel gering omdat er nog maar weinig volwassen vis is om voor de voortplanting te zorgen.
Tevens is in het kader van de duurzaamheidsbenadering voor alle vier vissoorten een duurzaamheidsdoel vastgesteld. Voor kabeljauw en tong is het duurzaamheidsdoel gelijk aan de voorzorgsgrens; voor haring en schol ligt het duurzaamheidsdoel hoger dan de voorzorgsgrens.

Gemeenschappelijk visserijbeleid

Sinds 1 januari 2014 is er in de EU een nieuw Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van kracht (Europese Commissie, 2014). Met het nieuwe GVB moeten de visbestanden weer op een duurzaam niveau komen, moet een einde worden gemaakt aan verspillende visserijpraktijken, en worden nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor werkgelegenheid en groei in kustgebieden.
Om deze doelen te bereiken wordt teruggooi verboden, krijgt de sector meer bevoegdheden, wordt de besluitvorming gedecentraliseerd, krijgt aquacultuur voorrang, wordt kleinschalige visserij ondersteund, wordt de wetenschappelijke kennis over de visstand verbeterd en neemt de EU, in het licht van de internationale overeenkomsten, ook in buitenlandse wateren haar verantwoordelijkheid.
Centraal in het nieuwe visserijbeleid staat het begrip duurzaamheid, zowel vanuit ecologisch, economisch als sociaal oogpunt (Maximum Sustainable Yield, MSY). In het nieuwe beleid is naast de omvang van het visbestand ook de hoogte van de visserijsterfte maatgevend voor het beheer.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Visbestanden in de Noordzee
Omschrijving
Ontwikkeling van de bestanden volwassen haring, kabeljauw, schol en tong in de Noordzee tussen 1947 en 2017. De bestandsomvang wordt afgezet tegen de gedefinieerde limietgrens, voorzorgsgrens en het duurzaamheidsdoel.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van gegevens van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).
Berekeningswijze
De visbestanden worden geschat op basis van onderzoek door de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES). De website van de ICES geeft in de "Series of ICES Survey Protocols (SISP)" handleidingen met beschrijvingen van de protocollen en procedures die gebruikt worden in de door ICES gecoördineerde ecologische en visserij inventarisaties. Een korte beschrijving van de onderzoekmethodes geeft de brochure Fish stocks: counting the uncountable? (ICES, 2017e).
Basistabel
-
Geografische verdeling
Haring: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak, Kattegat (ICES IIIa) en het oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId);
Kabeljauw: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak (ICES IIIa West) en oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId);
Schol: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak (ICES IIIa West);
Tong: Noordzee (ICES IV).
Andere variabelen
ICES publiceert voor een groot aantal commerciële vissoorten en visgebieden de volgende gegevens: bestandsomvang volwassen vis, aanwas nieuwe rekruten (eenjarige vis), Total Allowable Catch (TAC), vangst (totaal en per land), quotum per land, visserijsterfte.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
In vergelijking met de vorige versie van deze indicator zijn voor kabeljauw en schol de voorzorgsgrens, limietgrens en duurzaamheidsdoel aangepast aan de nieuwste inzichten.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2017). Visbestanden in de Noordzee, 1947-2017 (indicator 0073, versie 18, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.