Visbestanden in de Noordzee, 1980-2005

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Door overbevissing staan de visbestanden in de Noordzee al enkele decennia onder druk. In 2005 bevindt de schol- en tongstand zich in de gevarenzone. De haring heeft zich sinds 2002 weer hersteld. De kabeljauwstand ligt sinds 1990 rond het limietniveau.

Kabeljauw sterk bedreigd

De kabeljauwstand toont al jaren een dalende trend. Sinds 1983 ligt het bestand volwassen kabeljauw onder het voorzorgsniveau (150 miljoen kg) en sinds 1990 rond het limietniveau (70 miljoen kg). De Europese Unie stelt in 2004 herstelmaatregelen vast voor de kabeljauwbestanden in o.a. de Noordzee, Skagerrak en Oostelijk Kanaal (EG 423/2004).

Tong en schol in de gevarenzone

Na een piek in de tweede helft van de jaren tachtig is de scholstand in enkele jaren sterk gedaald. Sinds 1993 schommelt de stand tussen het voorzorgsniveau (230 miljoen kg) en het limietniveau (160 miljoen kg).
Het bestand volwassen tong fluctueert door sterke schommelingen in het aantal nakomelingen. Door overbevissing worden sterke jaarklassen (jaren met een grote productie van nakomelingen: 1987, 1991 en 1996) ook weer snel opgevist. In de jaren negentig neemt de stand van tong sterk af. Sinds 1996 ligt de stand rond het voorzorgsniveau (35 miljoen kg).

Haringstand weer hersteld

Na de sluiting van de haringvisserij in het begin van de jaren zeventig heeft de haringstand zich aanvankelijk hersteld. Vanaf 1983 is de haringvisserij weer toegestaan en enkele jaren later zorgde een te grote visserijdruk opnieuw voor een aanzienlijke afname. Sinds 2002 ligt het bestand volwassen haring weer boven het voorzorgsniveau als gevolg van enkele jaren met een grote productie aan nakomelingen (1998, 2000) en de in 1996 genomen vangstbeperkende maatregelen. In dat jaar werd de toegestane haringvangst gehalveerd en werd voor de industrievisserij een maximum aan de bijvangst van haring gesteld.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Voor een duurzame visserij is het van belang dat er binnen een visbestand voldoende volwassen vissen voorkomen (paaibestand). Om te voorkomen dat de visstand zo laag wordt dat zij zich niet meer kan herstellen, heeft men voor de omvang van het paaibestand per soort en zeegebied twee biologische grenzen vastgesteld: het voorzorgsniveau en het limietniveau. Het voorzorgsniveau moet voorkomen dat het paaibestand onder het limietniveau daalt. Beneden het limietniveau bevat een visbestand nog maar zo weinig volwassen vis dat door de geringe voortplanting de mogelijkheid tot natuurlijk herstel van het visbestand in gevaar komt.De gegevens voor schol en tong betreffen de Noordzee (ICES IV). De grafiek voor kabeljauw geeft de ontwikkeling in de Noordzee plus Skagerrak (deel van ICES IIIa) en oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId). De gegevens van haring betreffen de Noordzee plus Skagerrak, Kattegat (ICES IIIa) en het oostelijk deel van het Kanaal.De gegevens over de visstand zijn afkomstig van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES), een internationale organisatie die de Europese Commissie van advies dient over het beheer van de visbestanden. De visbestanden worden geschat op basis van inventarisaties met onderzoeksschepen op zee en modelberekeningen. Zie voor meer informatie hierover:
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2006). Visbestanden in de Noordzee, 1980-2005 (indicator 0073, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.