Bruto elektriciteitsproductie en inzet energiedragers, 1998-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2016 steeg de bruto elektriciteitsproductie met ruim 4 procent. Het is het derde jaar op rij dat de productie stijgt. Fossiele brandstoffen, met name aardgas en steenkool, blijven de belangrijkste ingezette energiedragers voor de productie van elektriciteit.

Inzet van brandstoffen bij elektriciteitsproductie

In 2016 is in totaal 966 PJ (voorlopig cijfer) aan energiedragers ingezet voor de Nederlandse elektriciteitsproductie. De inzet is daarmee 0,5 procent hoger dan in 2015. Vooral aardgas is meer ingezet. De inzet hiervan steeg met 37 PJ naar 452 PJ (+9 procent). De inzet van steenkool daalde daarentegen met 33 PJ naar 305 PJ (-10 procent).

Inzet van fossiele brandstoffen

In 2016 kwam 83 procent van alle brandstofinzet ten bate van de elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen. Aardgas en steenkool werden hiervan het meest ingezet, met respectievelijk aandelen van 47 procent en 32 procent. De overige fossiele brandstoffen nemen de resterende 4 procent voor hun rekening.
Naast fossiele brandstoffen werden biomassa (8 procent), kernenergie (4 procent) en andere energiedragers ingezet (5 procent) bij de productie van elektriciteit.

Inzet van hernieuwbare energiedragers

In 2016 komt 13 procent van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiedragers. Naast biomassa draagt vooral windenergie bij aan de productie van hernieuwbare elektriciteit. Elektriciteit uit zon en waterkracht neemt in Nederland vooralsnog een beperkte plaats in. Bij de inzet voor hernieuwbare elektriciteit wordt alleen de inzet van biomassa meegeteld. Elektriciteit uit zon-, wind-, en waterkracht wordt direct gewonnen uit deze energiedragers en telt derhalve niet mee bij de inzet.

Elektriciteitsproductie

Sinds 2013 is de bruto elektriciteitsproductie met 14 procent gestegen, van 363 PJ naar 414 PJ (ofwel van 101 naar 115 Terawattuur). Van de elektriciteitsproductie in 2016 komt 67 procent uit elektriciteitscentrales en 33 procent uit decentraal geplaatste installaties bij onder andere de industrie, landbouw en gezondheidszorg.

Warmteproductie

Bij het verbranden van energiedragers voor de productie van elektriciteit ontstaat warmte. Een deel hiervan wordt nuttig gebruikt met behulp van warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK). Deze warmte wordt bijvoorbeeld gebruikt voor procesverwarming in de industrie, kasverwarming in de glastuinbouw en stadsverwarming. In 2016 is de productie van nuttig gebruikte warmte uit WKK 3 procent lager dan in 2015.

Toelichting elektriciteit- en warmteproductie

Elektriciteit wordt in Nederland voor een groot deel opgewekt in elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt elektriciteit ook decentraal geproduceerd door de industrie, energiebedrijven, glastuinbouw en gezondheidszorg in onder andere warmtekrachtinstallaties (WKK). Met name bij de industrie is de eigen energievoorziening veelal in een afzonderlijk bedrijf ondergebracht. Zo'n bedrijf is veelal een joint-venture van een energiebedrijf en een onderneming.

Toelichting centrale en decentrale elektriciteitsproductie

Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotsmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg, en afvalverbranding.
Thermische centrales wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie
Omschrijving
Ontwikkeling van de inzet van energiedragers bij de elektriciteitsproductie en ontwikkeling van de bruto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en warmte. Voor de inzet wordt alleen de inzet van brandstoffen gerapporteerd die verbruikt worden voor de productie van elektriciteit en bijkomende warmte. De elektriciteit die wordt geproduceerd uit zon, wind, en waterkracht wordt direct gewonnen en telt daarom niet mee bij de inzet. De cijfers over 2016 zijn voorlopig.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand-, kwartaal- en jaarenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. Meer informatie vindt u in de korte onderzoekbeschrijvingen Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2015c) en Productiemiddelen elektriciteit(CBS, 2015b).
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Elektriciteit in Nederland (CBS, 2015a)
Opmerking
In 2015 is de Nederlandse energiebalans gereviseerd over de periode 1995-2013. Als gevolg hiervan kunnen de cijfers afwijken van die in de vorige versie van de indicator.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2017). Bruto elektriciteitsproductie en inzet energiedragers, 1998-2016 (indicator 0019, versie 22, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.