Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie, 1990-2011
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2010 is zowel de bruto elektriciteitsproductie alsook het daaraan gerelateerde verbruik van energiedragers gestegen. Nader voorlopige cijfers over 2011 laten een daling zien in het verbruik van energiedragers.
Brandstofverbruik
Voor de elektriciteitsproductie worden hoofdzakelijk steenkool, aardgas en hernieuwbare energiedragers ingezet en in veel geringere mate kernenergie, aardolie en overige energiedragers.
De inzet van energiedragers voor de productie van elektriciteit is in 2011 (nader voorlopig cijfer) met 5,7 procent afgenomen ten opzichte van het jaar ervoor. Deze daling wordt veroorzaakt door de afnemende inzet van aardgas. Deze daalde met 9,5 procent. Ook de inzet van steenkool nam af.
Elektriciteitsproductie
De bruto elektriciteitsproductie is in 2010 gestegen met 3,9 procent ten opzichte van het jaar ervoor.
In 2010 kwam bijna tweederde deel van de elektriciteitsproductie uit elektriciteitscentrales. De rest van de elektriciteitsproductie vond plaats in decentraal geplaatste installaties in onder andere de industrie, landbouw en gezondheidszorg.
Warmteproductie
Bij het verbranden van energiedragers voor de productie van elektriciteit ontstaat warmte. De warmteproductie is in 2010 met 6,9 procent gestegen ten opzichte van het jaar ervoor.
Bronnen
- CBS (2011). StatLine: Elektriciteit; productie naar energiebron. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2012a). Nederlandse energiehuishouding (NEH). CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2012b). StatLine: Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de inzet van energiedragers bij de elektriciteitsproductie en ontwikkeling van de bruto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en warmte.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- Berekening op basis van enkele maand-, kwartaal- en jaarenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. Het artikel Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2012a) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
- Basistabel
- StatLine: Elektriciteit; productie naar energiebron (CBS, 2011)
StatLine: Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik (CBS, 2012b) - Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Er zijn gegevens voor de diverse energiebalansposten (zoals: energie-aanvoer, energie-aflevering, energieverbruik, totale inzet energieomzetting, inzet elektriciteit / WKK-omzetting) per energiedrager en per bedrijfstak.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2012a)
- Opmerking
- In tegenstelling tot de vorige versie van deze indicator is nu gekozen voor een presentatie van de inzet van alle energiedragers. In de vorige versie ging het alleen om de inzet van fossiele brandstoffen.
De gegevens over de productie van elektriciteit die in deze indicator gepubliceerd staan komen uit de StatLine tabel Elektriciteit; productie naar energiebron (CBS, 2011). Deze cijfers wijken een minieme fractie af van de productiecijfers die vermeld staan in de indicator Aanbod en verbruik van elektriciteit, 1990-2022 (in deze indicator komen de basisgegevens uit de StatLine tabel Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik). De oorzaak van dit verschil wordt in de nabije toekomst uitgezocht. - Betrouwbaarheidscodering
- A (integrale enquête)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2012). Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie, 1990-2011 (indicator 0019, versie 16, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.