Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1990-2017

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Er zijn grote regionale verschillen in de productie van dierlijke mest en de mineralen stikstof en fosfaat. De productie is het grootst in gebieden met veel intensieve veehouderij: het oostelijk deel van Noord-Brabant en de westelijke Veluwe. Door diverse wettelijke regelingen zijn de hoeveelheid stikstof en fosfaat in dierlijke mest en de stikstof- en fosfaatgift via kunstmest gedaald.

Ontwikkeling stikstof- en fosfaatproductie in dierlijke mest

Na een aanzienlijke groei in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw bereikte de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest een top in 1986. Als gevolg van de Beschikking Superheffing (1984), de mestwetgeving (1987) en de verlaging van het fosfaatgehalte van krachtvoer is na 1986 de mest- en mineralenproductie gedaald. Na de invoering van het mineralenaangiftesysteem (MINAS) op 1 januari 1998 neemt de stikstofproductie versneld af. Na de overschakeling in 2006 van MINAS op gebruiksnormen nam de fosfaatproductie eerst toe om in de periode 2010-2012 weer te dalen. In de periode 2013-2015 neemt de stikstof- en fosfaatproductie weer toe, vooral door uitbreiding van de melkveestapel. In 2016 en in 2017 daalt de fosfaatproductie weer door lagere fosforgehaltes in voeders en door krimp van de melkveestapel in 2017.

Regionale verschillen in mestproductie

De productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest is het grootst in de gebieden waar de intensieve veehouderij geconcentreerd is: het oostelijke deel van Noord-Brabant en de westelijke Veluwe. Het grootste deel van de mest wordt ook hier toegepast. Omdat de grond in deze regio's vooral bestaat uit goed doorlatende zandgrond is de uitspoeling van stikstof naar grondwater relatief groot. Juist op deze zandgronden wordt een belangrijk deel van het drinkwater in Nederland gewonnen.

Toelichting mineralenproductie en mineralenuitscheiding

De mineralenproductie is de hoeveelheid mest op het moment van uitrijden. De mineralenproductie is de mineralenuitscheiding "onder de staart" minus de verliezen in stal en opslag. Bij stikstof zijn er verliezen in stal en opslag in de vorm van ammoniak en overige gasvormige stikstofverbindingen (N2, NO, N2O). Hierdoor is de stikstofproductie lager dan de stikstofuitscheiding. Bij fosfaat zijn er geen verliezen waardoor de fosfaatuitscheiding gelijk is aan de fosfaatproductie.

Mestplafond

Op grond van de Nitraatrichtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaan uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is vanaf 2014 beperkt tot 230 kg N per hectare.
Als onderdeel van deze derogatie is met de Europese Commissie afgesproken om de uitscheiding van stikstof en fosfaat door de Nederlandse veestapel aan een plafond te binden. Dit houdt in dat de uitscheiding niet boven het niveau van 2002 mag uitkomen.

Maatregelen bij overschrijding mestplafond

Bij het overschrijden van het plafond voor fosfaat en stikstof verlangt de Europese Commissie van Nederland dat er, om de derogatie te mogen behouden, concrete maatregelen worden genomen om de mestproductie weer te laten dalen tot onder het niveau van 2002. Dit houdt in dat per jaar de uitscheiding van nutriënten maximaal 173 miljoen kilo fosfaat en 504 miljoen kg stikstof (inclusief gasvormige verliezen) mag bedragen. In 2014 werden beide doelen nog gehaald maar in 2015 en 2016 werd het plafond voor fosfaat overschreden. In 2017 kwam de fosfaatuitscheiding weer onder het plafond maar de stikstofuitscheiding ging er net overheen.

Ontwikkeling stikstof- en fosfaatgift uit kunstmest

De stikstofgift uit kunstmest is eveneens vanaf 1986 verminderd. De sterkste afname heeft tussen 1986 en 1990, en tussen 1998 en 2000 plaatsgevonden. De hoeveelheid fosfaat uit kunstmest daalt al sinds 1970.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over stikstof en fosfaat in mest is te vinden in de databank StatLine van het CBS en bij het LEI.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest
Omschrijving
Ruimtelijke verdeling per landbouwgebied van de productie van stikstof (als totaal-N) en fosfaat (als P2O5) in dierlijke mest per hectare cultuurgrond in 2017 (voorlopige cijfers). Landelijke ontwikkeling van de productie van stikstof en fosfaat in dierlijke mest door de gehele veestapel en per diercategorie. Landelijke ontwikkeling van de hoeveelheid stikstof en fosfaat in kunstmest.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Landbouw-Economisch Instituut (LEI-WUR)
Berekeningswijze
De uitscheiding van stikstof en fosfaat wordt berekend door het aantal dieren per diercategorie in de veestapel (gegevens uit de Landbouwtelling van het CBS) te vermenigvuldigen met een factor voor de uitscheiding van stikstof, respectievelijk fosfaat in de mest per dier.
De gegevens over mineralenuitscheiding worden omgerekend naar mineralenproductie door de uitscheiding te verminderen met de verliezen die optreden in de stal en tijdens opslag buiten de stal.
Bij de stikstofuitscheiding gaat het om de totale bruto uitscheiding "onder de staart", zonder aftrek van stikstofverliezen die optreden in stal en tijdens opslag buiten de stal.
De stikstofproductie is de hoeveelheid stikstof in bewaarde mest op het moment van uitrijden plus de stikstof in de mest die graasdieren produceren in de wei. Dit betekent dat gasvormige stikstofverliezen in de vorm van ammoniak (NH3) inclusief de afvoer via spuiwater van luchtwassers, lachgas (N2O), stikstofoxide (NO) en moleculaire stikstof (N2) uit stallen en opslagen buiten de stal niet in de stikstofproductie zijn opgenomen.
Bij fosfaat treden er geen gasvormige verliezen op tussen het moment van uitscheiden en het uitrijden of toepassen van de mest. Dit wil zeggen dat de fosfaatproductie gelijk is aan de fosfaatuitscheiding.
Het artikel Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS, 2016c) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek. Een uitgebreidere beschrijving van de onderzoeksmethode is te vinden in het rapport Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen 1990-2008 (CBS, 2010).
Geografische verdeling
Er zijn gegevens voor totaal Nederland en verder naar landsdeel, provincie, landbouwgebiedsgroep, concentratiegebied en stroomgebied.
Andere variabelen
Mestproductie per diercategorie, mineralenuitscheiding per diercategorie, gasvormige stikstofverliezen, areaal bemestbare grond, omvang veestapel per diercategorie.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
In vergelijking met de vorige versie van deze indicator omvatten de stikstofverliezen in stal en opslag naast de gasvormige stikstofverliezen nu ook de stikstofverliezen die via spuiwater van luchtwassers uit stallen worden afgevoerd.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
30
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2018). Stikstof en fosfaat in dierlijke mest en kunstmest, 1990-2017 (indicator 0106, versie 20, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.