Energielabels voor huishoudelijke apparaten, verlichting en verwarmingssystemen, 2000-2016
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Bij witgoed en CV-ketels is hoge energie-efficiëntie de norm geworden. Het aandeel energiezuinige verlichting in huishoudens (LED lampen, spaarlampen en TL lampen) is toegenomen tot ruim 58 % in 2015.
Marktaandeel energiezuinig witgoed sterk toegenomen
Na de invoering van het Europees energie-etiketteringssysteem in 1996 zijn de marktaandelen van producten die voorzien zijn van energielabels A sterk toegenomen, ten koste van de relatief energie-onzuinige apparaten (klasse C en hoger). Bij de meeste apparatuur had enkele jaren later het A-segment een dominante positie op de markt bereikt. Sinds 2001 zijn de aanvullende categorieën A+, A++ en A+++ geïntroduceerd. De aandelen hiervan zijn anno 2016 aanzienlijk. Bij koel- en vriesapparatuur en wasmachines maken deze categorieën samen al bijna 100% van de verkopen uit. Bij koel- en vriesapparatuur is categorie A+ met ruim 50 % van de totale verkopen het grootst. Bij wasmachines is het aandeel A+++ al 83%. Bij vaatwassers is het aandeel A++ het grootst: 47%. Uitzondering op dit verloop zijn de wasdrogers. Hierbij werd het A-segment gevormd door de relatief dure warmtepompdrogers. De afgelopen jaren zijn deze relatief goedkoper geworden, waardoor het aandeel A label en beter nu 57% bedraagt bij wasdrogers. Het aandeel hierin van A+ is 13%, en van A++ 41%. De relatief minder zuinige maar in aanschaf iets goedkopere traditionele condensdrogers hebben overwegend een B label. De goedkoopste wasdrogers zijn de luchtafvoerdrogers, hun marktaandeel bedraagt 8% en ze hebben overwegend energielabel C..
Aandeel HR-ketels in huishoudens neemt nog steeds toe
Bij centrale verwarmingsketels heeft de afgelopen 12 jaar een grote verschuiving plaatsgevonden van onzuinige CR-ketels (conventioneel rendement) en VR-ketels (verbeterd rendement) naar HR-ketels (hoog rendement). In 2012 had 85% van de huishoudens een CV-ketel als verwarmingsbron. Het aandeel HR was hierin 84%. Collectieve verwarming (meerdere appartementen op een grotere ketel) heeft een aandeel van 12%, waarvan blokverwarming ruim 7%, en stadsverwarming ruim 4%. De warmtepompsystemen, waarbij warmte uit de omgeving wordt gehaald, heeft een aandeel van ruim een halve procent.
Aandeel energiezuinige lampen in huishoudens bijna zestig procent
Voor lichtbronnen geldt sinds 1998 eveneens een etiketteringsplicht. Uit de bovenstaande figuur blijkt dat in huishoudens het aandeel van de onzuinige gloeilampen en halogeenlampen (C- t/m G-labels) de afgelopen jaren sterk is gedaald. In 2010 maakten ze nog 62% uit van de lampen, in 2015 was dit gedaald naar 42%. De energiezuinige LED-, TL- en spaarlampen (A- en B-labels) maken samen 58% uit. Binnen de onzuinige typen is een verschuiving richting halogeen opgetreden, die in het algemeen iets zuiniger zijn dan spaarlampen. Binnen de echt zuinige typen is een sterke opkomst van LED-verlichting te zien. Was het aandeel LED in 2009 nog verwaarloosbaar, in 2015 had een gemiddeld huishouden al bijna 11 LED lampen in huis, op een totaal van 50 lampen.
Steeds meer energielabels voor elektrische apparaten
Sinds 2014 is er ook een verplicht energielabel voor stofzuigers en sinds 2015 ook voor afzuigkappen en apparatuur voor verwarming en warm water. Bij stofzuigers steeg het aandeel van label A van 32% in 2015 naar 48% in 2016.
Beleid energielabels
Sinds 1995 moet op witgoed in Europese winkels een energielabel aanwezig zijn. Vanaf 2001 is het energielabel ook verplicht voor lichtbronnen . Per 1 september 2009 is een gefaseerde EU regelgeving met betrekking tot onzuinige lampen van start gegaan. In 2011 is het EU-label herzien, en zijn ook labels verplicht voor televisies, airco's en ovens. Verkoop gegevens naar labelklasse zijn (nog) niet bekend. Het aanbod bestaat bij ovens voornamelijk uit A-labels. Bij LED- en LCD-televisies bestaat het leeuwendeel van het aanbod uit de klassen A en A+.
Voor veel producten zijn in de herziening de oude klassen A t/m G vervangen door de klassen A+++ t/m D.
Uit onderzoek van de NVWA in 2013 en 2014 is gebleken dat er veel tekortkomingen zijn bij het energielabel in Nederland. Zo is bij ruim 20% van de bedrijven de informatievoorziening niet op orde, en verbruiken veel apparaten meer energie dan vermeld bij het label, met name airco's, koelapparatuur, wasdrogers en vaatwassers. Het betreft hier echter testen met een beperkte en selectieve steekproef (NVWA, 2015).
Vanaf 2001 is het energielabel ook verplicht voor personenauto's.
Bronnen
- VLEHAN, jaaroverzicht 2016
- ECN, 2013, Energiebesparing: Een samenspel tussen woning en bewoner, ECN/RIGO, ECN rapport e13-037, aug 2013.
- NVWA, Rapport toezicht energielabel 2013-2014, NVWA, mei 2015
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Energielabels voor huishoudelijke apparaten, verlichting en verwarmingssystemen
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- PBL
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- VLEHAN, jaaroverzicht 2014,
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Betrouwbaarheidscodering
- Witgoed: Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig isLampen, verwarming: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2017). Energielabels voor huishoudelijke apparaten, verlichting en verwarmingssystemen, 2000-2016 (indicator 0536, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.