Verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer, 2005-2014
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Het verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer groeit vanaf 2007 doordat de overheid leveranciers van benzine en diesel heeft verplicht om hernieuwbare energie te leveren. In 2014 is het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik voor vervoer gestegen naar bijna 6 procent. In 2012 en 2013 was dat nog krap 5 procent.
Verplicht aandeel hernieuwbare energie in het vervoer
In de Nederlandse wetgeving is vastgelegd dat leveranciers van benzine en diesel aan vervoer een gedeelte van de door hen geleverde energie uit hernieuwbare energie moeten laten bestaan. Dit verplichte aandeel hernieuwbare energie is opgelopen van 2 procent in 2007 naar 5,5 procent in 2014 (IenM, 2011) en loopt geleidelijk verder op naar 10 procent in 2020 (IenM, 2014).
De verplichting komt voort uit de EU-Richtlijn Hernieuwbare energie. De lidstaten zijn verplicht om in 2020 een hoeveelheid hernieuwbare energie in het vervoer te verbruiken die overeenkomt met 10 procent van het verbruik van benzine, diesel en elektriciteit voor vervoer (EU, 2009)
Gerealiseerde aandeel hernieuwbare energie
Door definitieverschillen loopt het gerealiseerde aandeel hernieuwbare energie voor vervoer volgens de EU- Richtlijn niet precies gelijk op met de nationale verplichting voor bedrijven (CBS, 2015). In 2014 is dat ook het geval en bedraagt het gerealiseerde aandeel hernieuwbare energie in het vervoer 5,8 procent.
Zowel het totale verbruik als ook het aandeel hernieuwbare energie in deze indicator zijn berekend volgens een methode zoals omschreven in de EU Richtlijn Hernieuwbare energie (zie ook de berekeningswijze in de technische toelichting).
Biobrandstoffen
Zoals gezegd zijn sinds 2007 leveranciers van benzine en diesel in Nederland verplicht om hernieuwbare energie te leveren. In de praktijk gaat het dan vooral om biobenzine en biodiesel die zijn bijgemengd in gewone benzine en diesel. Deze verplichting wordt daarom vaak 'bijmengplicht' genoemd.
Bij de berekening van het aandeel hernieuwbare energie mogen milieutechnisch goede biobrandstoffen dubbel worden meegeteld. Deze dubbeltellende biobrandstoffen zijn inmiddels zeer belangrijk en waren in 2014 door hun dubbeltelling goed voor ongeveer 70 procent van het verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer. Vooral biodiesel wordt in dubbeltellende vorm op de markt gebracht. Het gaat dan vooral om biodiesel die gemaakt is uit afval, zoals gebruikt frituurvet.
Duurzaamheid van biobrandstoffen
Sinds de introductie is er veel maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van biobrandstoffen. Als resultaat van deze discussie bevat de Europese Richtlijn Hernieuwbare energie duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen die moeten borgen dat het gebruik van biobrandstoffen leidt tot daadwerkelijke reductie van de emissie van broeikasgassen, dat de schade aan de natuur beperkt wordt en dat sociale rechten gerespecteerd worden.
Biobrandstoffen die niet voldoen aan deze criteria tellen niet mee voor de doelstellingen uit de Europese Richtlijn en mogen ook niet ondersteund worden door overheidsmaatregelen op nationaal niveau. Om te borgen dat gebruikte biobrandstoffen voldoen aan de criteria zijn door private partijen certificeringsschema's opgezet. Vanaf verslagjaar 2011 controleert de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) of de biobrandstoffen die geclaimd worden voor de nationale verplichting voldoende gecertificeerd zijn.
Aard en herkomst biobrandstoffen
Om de impact van het verbruik van biobrandstoffen te beoordelen verzamelt en publiceert de NEa in het kader van de EU-Richtlijn ook informatie over de aard en herkomst van de biobrandstoffen die gebruikt zijn om te voldoen aan de nationale verplichting (NEa, 2015). In 2014 leverde biodiesel uit Duits, Nederlands en Zuid-Koreaans afval een belangrijke bijdrage. De verbruikte ethanol was vooral gemaakt van mais, suikerbiet, suikerriet en tarwe van landen buiten Nederland, binnen en buiten Europa.
Bronnen
- CBS (2015a). Hernieuwbare energie in Nederland 2014. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2015b). StatLine: Vloeibare biotransportbrandstoffen; aanbod, verbruik en bijmenging. CBS, Den Haag / Heerlen.
- EU (2009). Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG. Publicatieblad van de Europese Unie L140/16.
- IenM (2011). Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 2011, 197 (3 mei 2011).
- IenM (2014) Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer 2015.
- NEa (2015). Rapportage hernieuwbare energie 2014. Nederlandse Emissieautoriteit, Den Haag.
Relevante informatie
- Meer informatie over hernieuwbare energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer
- Omschrijving
- Ontwikkeling van het verbruik van biobrandstoffen en hernieuwbare elektriciteit voor vervoer.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- De berekeningswijze is vastgelegd in de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie (EU, 2009) en wordt verder uitgewerkt door Eurostat in de SHARES applicatie. De uitwerking voor Nederland is beschreven in Hernieuwbare energie in Nederland 2014 (CBS, 2015). Bij de berekening van het totale verbruik van hernieuwbare energie in het verkeer worden bepaalde biobrandstoffen in de berekening dubbel geteld. Het verbruik van hernieuwbare elektriciteit in het vervoer wordt berekend volgens de EU-Richtlijn Hernieuwbare energie door het totale verbruik van elektriciteit voor vervoer te vermenigvuldigen met het gemiddelde aandeel hernieuwbare elektriciteit uit de EU. Hernieuwbare elektriciteit voor wegvervoer telt daarbij nog 2,5 keer zwaarder mee.
- Basistabel
- Vloeibare biotransportbrandstoffen; aanbod, verbruik en bijmenging (CBS, 2015).
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Hernieuwbare energie in Nederland 2014 (CBS, 2015).
- Opmerking
- De gegevens voor de jaren 2003 tot en met 2005 zijn afkomstig uit de rapportages van de Nederlandse overheid in het kader van de Europese richtlijn Biobrandstoffen voor het wegverkeer (2003/30/EC).
De cijfers vanaf 2006 zijn afgeleid uit administratieve gegevens over biobrandstoffen in combinatie met uit directe waarneming van het CBS in het kader van de oliestatistiek. Voor de administratieve gaat het daarbij in 2006 om gegevens van de belastingdienst over de korting op accijns bij gebruik van biobrandstoffen, van 2007 tot en met 2010 om gegevens van de VROM-Inspectie en vanaf 2011 om gegevens van de NEa. - Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2015). Verbruik van hernieuwbare energie voor vervoer, 2005-2014 (indicator 0535, versie 14, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.