Biobrandstoffen, 2003-2008
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
In 2008 bestond 2,6 procent van de in Nederland verkochte benzine en autodiesel uit biobrandstoffen. Dit is iets minder dan de 2,8 procent in 2007. Ook is het minder dan de 3,25 procent die de Nederlandse overheid voor 2008 als minimum heeft opgelegd aan de leveranciers van benzine en autodiesel.
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
% van de totale verkoop per soort brandstof | ||||||
Totaal biobrandstoffen | 0,03 | 0,03 | 0,02 | 0,43 | 2,78 | 2,56 |
Biobenzine | - | - | - | 0,55 | 2,00 | 2,47 |
Biodiesel | 0,05 | 0,05 | 0,04 | 0,35 | 3,28 | 2,61 |
Bron: CBS (2009a). | CBC/CLO/dec09/0535 |
Bijmengpercentages in 2008 lager dan verplichting
Verreweg het grootste deel van de biobrandstoffen komt op de markt via bijmenging in gewone diesel en benzine. Het bijmengen van biobrandstoffen leidt tot extra kosten voor de leveranciers van motorbrandstoffen. Toch hebben de leveranciers in 2007 meer bijgemengd dan verplicht. Deze extra inspanning mochten de leveranciers meenemen naar een volgend jaar. In 2008 hebben de leveranciers een gedeelte van de extra inspanning gebruikt en minder biobrandstoffen bijgemengd dan verplicht. Naast dit al dan niet meenemen van extra inspanningen naar volgend jaar, zijn er nog meer verschillen tussen de berekening van het aandeel biobrandstoffen voor de bijmengplicht en de energiestatistiek. Een toelichting daarop is te vinden in de publicatie Duurzame Energie in Nederland 2008 (CBS, 2009c).
Verplichte bijmengpercentages voor 2007-2010
In 2006 was het totale aandeel van biobrandstoffen slechts 0,4 procent. Toen gold nog geen verplichting, maar kregen de leveranciers een gedeeltelijke accijnsvrijstelling voor biobrandstoffen. Deze is vanaf 2007 weer afgeschaft en vervangen door een verplicht percentage biobrandstoffen van 2,0 procent voor 2007 en 3,25 procent voor 2008. De verplichting loopt geleidelijk op tot 2010.
Oorspronkelijk was voor 2010 het verplichte percentage 5,75 procent. In het najaar van 2008 zijn de verplichte percentages naar beneden bijgesteld: 3,75 procent voor 2009 en 4,0 procent voor 2010 (VROM, 2008). Als redenen voor de aanpassing geeft de minister van VROM drie redenen: ten eerste de twijfel aan de effectiviteit bij het reduceren van broeikasgasemissies, ten tweede de twijfel aan de duurzaamheid van biobrandstoffen en ten derde de mogelijke concurrentie met voedsel.
Duurzaamheid biomassa
De duurzaamheid van verschillende soorten van biomassa is onderwerp van maatschappelijk debat. Vooralsnog tellen alle vormen van biomassa mee bij de duurzame energie, omdat er op dit moment nog geen algemene operationele criteria zijn om de duurzaamheid van biomassa te beoordelen. In december 2008 is er politieke overeenstemming bereikt over de Europese Richtlijn voor duurzame energie. In deze richtlijn zijn duurzaamheidcriteria opgenomen voor vloeibare biomassa. Echter, het is nog niet duidelijk hoe deze criteria operationeel gemaakt gaan worden.
Bronnen
- CBS (2009a). StatLine: Biobrandstoffen voor het wegverkeer. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2009b). Verbruik duurzame energie groeit. CBS webmagazine, 27 april 2009. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2009c). Duurzame energie in Nederland 2008. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2009d). Definitieve cijfers duurzame energie 2008. Toelichting op bijstellingen. CBS, Den Haag / Heerlen.
- EU (2003). Richtlijn 2003/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer. Publicatieblad van de Europese Unie L123/42.
- SenterNovem (2006). Protocol Monitoring Duurzame Energie 2006. Methodiek voor het registreren en berekenen van de bijdrage van duurzame / hernieuwbare energiebronnen (update 2006). SenterNovem, Utrecht / Sittard.
- VROM (2008) Biobrandstoffendoelstellingen. Brief van de minister aan de Tweede kamer. DGM 2008099192, 13 oktober 2008. Ministerie van VROM, Den Haag.
Relevante informatie
- Meer informatie over duurzame energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Biobrandstoffen
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de verkoop van biobrandstoffen (totaal, biobenzine, biodiesel), uitgedrukt als percentage (op energiebasis) van de totale verkoop per soort brandstof.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- De berekeningswijze is vastgelegd in het Protocol Monitoring Duurzame Energie 2006 (SenterNovem, 2006). Tevens is een kortere methodologische verantwoording te vinden in het rapport Duurzame energie in Nederland 2008 (p. 69, 70)(CBS, 2009c) en in de toelichting bij de bijstelling van nader voorlopige cijfers tot definitieve cijfers 2008 (CBS, 2009d).
- Basistabel
- StatLine: Biobrandstoffen voor het wegverkeer (CBS, 2009a).
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Verbruik duurzame energie groeit (CBS, 2009b)
- Opmerking
- De gegevens voor de jaren 2003 tot en met 2005 zijn afkomstig uit de rapportages van de Nederlandse overheid in het kader van de Europese richtlijn biobrandstoffen voor het wegverkeer (2003/30/EC).
De cijfers voor 2006 zijn afgeleid uit gegevens van de belastingdienst aangevuld met informatie uit directe waarneming van het CBS in het kader van de oliestatistiek.
De cijfers vanaf 2007 zijn afgeleid uit directe waarneming van het CBS in het kader van de oliestatistiek, daar waar mogelijk gecontroleerd met de rapportages van oliemaatschappijen aan VROM in het kader van de biobrandstoffenwetgeving. - Betrouwbaarheidscodering
- C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2009). Biobrandstoffen, 2003-2008 (indicator 0535, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.