Aantalsontwikkeling van reptielen, 1994-2012
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Reptielen zijn sinds 1994 gemiddeld genomen matig vooruit gegaan.
Reptielen gaan vooruit
Sinds 1994 zijn de reptielen in Nederland gemiddeld genomen vooruit gegaan. In deze periode neemt alleen de levendbarende hagedis af. De trend van de gladde slang is onzeker. De andere vijf soorten (zandhagedis, adder, muurhagedis, ringslang en hazelworm) nemen toe. In de laatste 10 jaar verbetert de situatie voor de levendbarende hagedis (stabiel sinds 2002), maar nemen de ringslang en adder niet verder toe (stabiel sinds 2002).
Oorzaken verandering
Een aantal soorten profiteerde van beschermingsmaatregelen en op reptielen gerichte beheersmaatregelen in de natuurgebieden. Voor ringslangen worden bijvoorbeeld broedhopen aangelegd en voor de muurhagedis zijn nieuwe muurtjes gemaakt ter compensatie van verlies aan leefgebied. Ook klimaatverandering lijkt invloed te hebben, met name voor de zandhagedis. De achteruitgang van de levenbarende hagedis komt onder andere door de versnippering van het leefgebied.
Bronnen
- Janssen, I. en M. de Zeeuw (2012). Resultaten Meetnet Reptielen 2012. Schubben & Slijm nr. 12. Juli 2012, Ravon, Nijmegen.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Aantalsontwikkeling reptielen
- Omschrijving
- Ontwikkeling populatie reptielen als groep
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde landelijke index van de volgende 7 reptielensoorten (indexwaarde 2000 = 100 voor elke soort). Het gaat om adder, gladde slang, hazelworm, levendbarende hagedis, muurhagedis, ringslang en zandhagedis. De gegevens zijn ontleend aan het landelijke meetnet reptielen van het Netwerk Ecologische Monitoring. De logistiek en kwaliteitscontrole van het meetnet zijn in 2007 verbeterd, waardoor geringe verschuivingen optreden. De indexen van met name de gladde slang zijn gewijzigd, doordat ook nog extra gegevens uit voorgaande jaren zijn toegevoegd. Voor de muurhagedis is een enigszins gewijzigde indexberekening toegepast. Op de trendbeoordeling hebben deze wijzigingen echter geen invloed.
- Basistabel
- De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Creemers, R.C.M. en J.J.C.W. van Delft (red) (2009). De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Leiden, NL.Smit G.F.J. en A. Zuiderwijk (2003). Handleiding voor het monitoren van reptielen in Nederland. Ravon-WM, CBS, Nijmegen (3e druk).Soldaat, L., H. Visser, M. van Roomen en A. van Strien (2007). Smooting and trend detection in waterbird monitoring data using structural time-series analysis and the Kalman filter. Journal of Ornithology. Volume 148, supplement 2: 351-357. DOI.10.1007/s10336-007-0176-7.
- Opmerking
- De trendbeoordeling (zie tabblad onder download figuurdata) bij deze graadmeter is gebaseerd op de uitkomst van trendspotter.
- Betrouwbaarheidscodering
- B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2013). Aantalsontwikkeling van reptielen, 1994-2012 (indicator 1384, versie 10, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.